Gepubliceerd op: dinsdag 26 maart 2024

MAL DOOD LAM, een pastorale

 

Dit schrijven over MAL DOOD LAM heeft mij (om heel eerlijk te zijn) teveel maanden gekost.
Er zijn minstens vier versies, noem ze pogingen, aan vooraf gegaan. Gewist. Ongemakkelijk gevoel. Het is tenslotte een poëziebundel – niet niks. Vanwaar toch die weerstand? Het vinden van een antwoord vind ik nu even belangrijker dan een close reading schrijven. Laat ik eerst nog enkele bewaarde voetnoten uit de eerdere pogingen overnemen. Mischien dat het antwoord via deze omweg daarna vanzelf komt.

VOETNOTEN
In De Reactor (februari 2024) geeft Peter van Lier zijn lezing over MAL DOOD LAM. Ik heb daar weinig aan te voegen. Van Lier wijst op de aanwezigheid van de dood enz., maar ook op de opvallende aanwezigheid van vele namen. Ik tel er 122 die meezingen in dichters mal dood lam-koor. Volgens Van Lier is hier geen sprake van een misplaatst etaleren van kennis A) – ‘de namen zijn opgenomen niet uit ijdelheid, maar uit noodzaak’. Ik weet het niet. Zoek uit hoe De Boodt de namen gebruikt? B), C), D)

A)
Het etaleren van kennis misplaatst vinden, vind ik een symptoom van deze tijd, een krachtige vector gevaarlijk gericht naar middelmatigheid. Doe niet zo moeilijk…

B)
Het gebruik van namen kan betekenen dat de dichter het specifieke, algemeen bekende van de genoemde nog niet heeft verteerd of geïnterioriseerd. Het mooiste wat je bij het lezen van een gedicht kan overkomen is zonder dat er op voorhand een naam wordt genoemd, daar sporen van te ontdekken. Op welke schouders staat dit opstel, of mijn eigen poëzie.E)

C)
Over: ZOALS IK MIJ UIT UWE WERKEN HEB GEROKEN (het eerste gedicht na het nulde gedicht)

Half wakker denk ik niet aan slaap maar aan ‘odeur’.
Achter een kwispelstaart ontgrendel ik de voordeur.
De volle maan en een straatlantaarn lichten snuffel-
sporen bij. Wij pissen onze naam als bloedbroeders.
Spiernaakt zoek ik slippers, prevel een ode aan geur.
Kok-ok-ok! Straks schieten de jagers op fazanten.
Er ligt geen sneeuw meer.

De titel van dit gedicht is ontleend aan een tekst van Felix Timmermans (1928): PIETER BREUGHEL, ZOO HEB IK U UIT UWE WERKEN GEROKEN. Dit weet ik van DBNL; deze naam staat niet in het register. Het verschil met Timmermans’ titel is slim subtiel. De Boodt laat ons daarmee van meet af aan weten hoe kennis tot hem komt: als ‘odeur’. Dat dit woord aan het einde van de eerste versregel tussen aanhalingstekens staat, maakt het voor de lezer nog duidelijker. Hier is sprake van het ophalen van herinneringen, het terugvinden van ervaringen, het afwijzen, het aantrekken. Zo bezien zou De Boodt de namen in de lijst gebruikt kunnen hebben als geheugen-tags. Niet zozeer om de specifieke kennis over en/of van de bron, waar Van Lier mogelijk op doelt. Hij gebruikt ze wellicht als ‘schelpvormige cakejes uit Commercy’. Nee, Proust wordt niet genoemd.

D)
Over: DROGE NAALD (SAM DILLEMANS, ÉPREUVE D’ARTISTE, 1998)

Je kwetste me op papier, Sam,
alsof mijn botten, kut en spieren niet
zaten te wachten op krasvrije tederheden.
Liefs, Lizy

In dit gedicht doet de dichter zich voor als een ventriloquist. Hij legt het schildersmodel woorden in de mond. Het noemen van de naam Sam Dillemans (volgens DBNL een geboren schilder) was zonder noodzaak. Op het www zijn afbeeldingen van Lizy te zien. Ook zonder de naam Sam Dillemans blijft het gedicht relevant. De naam voegt iets buiten-poëtisch aan. Zou het een branding tagline van de dichter kunnen zijn? Geen ijdelheid, maar een bewezen dienst? Ik vermoed dat het interpretatie-speelveld zonder de naam Sam Dillemans groter is.

E)
De pastorale van Kurt de Boodt staat haaks op mijn poëzie met wat betreft het behagen van de lezer met feesten der herkenning en rijmmuziek. Hij gebruikt zijn namenregister daarvoor – een trompe l’oeil. Het wekt de illusie dat het een toegankelijke bundel is; dat de dichter je helpt. Alles is te vinden (wanneer je daar moeite voor wil doen). Voor mij is de bundel té complex. Het mentale schakelen tussen de wereld van Danny de Munk en Yoko Ono, tussen Vader Abraham en Laurie Anderson gaat mij niet makkelijk af. Schuurt enorm. Ik sta te excentrisch in de taal (uitwerken wat ik hiermee wil zeggen). De noodzaak van deze bundel (die er beslist zal zijn) blijft voor mij vermoedelijk hidden in plain sight. Minder van de volheid – mij liever geweest, of een schapendoes.

VANWAAR TOCH DIE WEERSTAND?
Eerst dit: mijn reflectie-constipatie had niets van doen met de inhoud van MAL DOOD LAM. Ben kritisch over de inhoud zelf (dat moet iedere lezer zijn), ben zijn poëzie goedgezind. Mijn weerstand heeft alles te maken met de afwerking van het artefact, de bundel. Het probleem is zijn uitvoeringsvorm.
Inhoud en vorm zijn één voor een poëziebundel. Voor deze lezer is een poëziebundel, een gift; noem het precious op z’n Gollums. Het mag niet zo zijn dat ik eerst de rug moet breken, om vervolgens gewaar te worden dat de bladspiegel uit balans is, wat het lezen bemoeilijkt. Hoe anders was dit ooit. Ik begrijp de keuze voor een paperback en de economische afwegingen van de uitgever wel, maar kan het niet anders, beter, feminiener? Dit artefact straalt mismoedigheid uit, en misschien wel het allerbelangrijkste: het devalueert de inhoud, de poëzie, de ziel van deze dichter – voorwaar een estheet – én onderschat de koper in de winkel. Zonder balans tussen vorm en inhoud geen schoonheid, derhalve geen overgave mijnerzijds. Of anders gezegd (bewust kort door de bocht): als de uitgever al weinig over heeft voor de bundel (ik weet het: ‘wat dat kost!’), wie ben ik dan nog om hem te prijzen? Stelling: bundels mooi uitgeven moet kunnen lukken voor een winkelprijs van 22,99 euro.

 

Mal dood lam

 

Mal dood lam
Kurt de Boodt
Uitgeverij Wereldbibliotheek
ISBN 9789028453425

Over de auteur

Harry van Doveren

- publiceerde essays en vertalingen in diverse tijdschriften. Zijn eigen poëzie verscheen bij verschillende uitgeverijen. Na crU (Wereldgemiddelde en vondel) verscheen bij gaia chapbooks het drieluik machine poëzei, voetbal in de longen, en vector privacy max/min (2024).