– picture yourself in a boat on a river –
De dichtbundel TOMBOYS van Jon Stone, een bibliofiele uitgave van Tungsten Press, bevat drie engelstalige gedichten:
1 eerste indruk / vorm
Drie calligrammen – drie figuren UTENA, ED en NAUSICAÄ in een vooralsnog onbekende context. Onbekend omdat ik niet weet wie zij zijn, en omdat de tekst zich niet bij een snelle blik geeft. Heeft Stone een voorgeschreven vorm gebruikt voor elk gedicht – zoals Appolinaire voor zijn (bijvoorbeeld) Eiffeltoren? Is het een antwoord in de tekst te vinden?
2 eerste indruk / tekst
Om meer grip te krijgen op de inhoud van de gedichten, noteer ik ze onvertaald als een tekstblok:
UTENA
Who, who! is this who dares enter school and narrative in epaulettes, royal
blue snug to her dangerhips? Girl with the white rose pinned to your breast,
I want to say I know what it means to want to be the prince you were
supposed to desire, but as you press the tip of your rapier to the taut,
sweatglossed underside of a chin, and as the smug boy’s blade sings
against arena floor, there comes a petal storm of smashed up hearts.
Yours?
ED
sat spiderleggedly in a space trawler just off mars, keeping company with
wounded, brooding types, ed is netdiving, liana-limbed n’ scissor-brained.
ed is adventure. ed is agog. A gog girl, jubilatedly foolish. ed is ahacker with
noodles sluppering over her lips as she lets herself in, naked footed snake
lick of a thing. the locks split into light, the treasure spills, and ed’s frog eyes
fill with an array, each one a cosmos with numbers for stars. ed bobs like a
buoy. ed crows and clowns and goofs and gluttons.
NAUSICAÄ
Reads the wind, blooms in the slipstream as her Dorok dress stained with
insect blood, flagwhips. Surfs the spores that floof like sea foam over the
boiling forest. “I can’t help thinking you should have been a man.” Pilot.
Rider. Saviour. Decoy. Daughter. Loads the rifle with a single siren shell.
But the wind is both arrow and arm-sling, menace and medicine, meddler
and mediator. And here, in the aftermath of aftermaths, boats on fire, towns
pounded into eggshell fragments, the world turnd abundantly over, she’s
the shift in direction, the shear that cuts the mooring ropes, carries the
children gently away.
Ik besluit deze (complexe) gedichten te lezen en te vertalen zonder vooraf te zoeken naar meer informatie over Jon Stone, en naar de (vermoedelijke) namen van de tomboys (≈jongensachtige meisjes). Ben geen ‘native speaker’, de taal komt me voor alsof de tekst onder een hoge drukpers heeft gelegen; TOMBOYS vertalen vraagt wat ‘gokwerk’. Ik heb ongeveer tien procent meer letters nodig. Dit feit zal consequenties hebben voor de vorm van mijn vertaling: Vertalen heeft invloed op vorm; vorm heeft invloed op inhoud. Onzekerheden: Is UTENA inderdaad het portret van een praatziek schoolmeisje, dat stoer is in de sportzaal, en misschien ook wel een prins zou willen zijn? En wie is de ik-figuur? Stone? Ik leer dat ED als meisje in een ruimte-cabine leeft met enkele excentrische vrienden, en zij lijkt mij een nerd. Alles wat er meer over haar te zeggen is moet ik net als bij UTENA elders zoeken. NAUSICAÄ komt me bekend voor. Zij was de mooie dochter van Alkinoös en Arete, die Odysseus hielp na zijn schipbreuk. Het ligt voor de hand om aan haar te denken – er is sprake van de wind, de zee, de strijd. Maar na UTENA en ED vermoed ik dat er sprake is van een andere NAUSICAÄ. Net als bij de twee voorgaande gedichten laat Stone ook hier de vraag open of alle meisjes als jongen ook een meisje zouden willen blijven.
3 tweede indruk / tekst én vorm
Na het lezen en vertalen, lukt het me met enige verbeelding een verband te zien tussen inhoud en vorm. In de vorm van elk gedicht ben ik zeker een figuur gaan herkennen – maar een tomboy? In het eerst gedicht herken ik UTENA met een opgerichte sabel, ED lijkt mij voorovergebogen te zitten turen naar een Excel bestand op haar beeldscherm, en bij het derde gedicht denk ik aan NAUSICAÄ op een surfplank die op een golf lijkt.
Er moet meer zijn dan dit. En wat ik nu veronderstel te weten, geeft geen antwoord op mijn vraag naar de Eiffeltorens. Ik besef dat er veel werelden en culturele bronnen zijn waar ik niets van weet. Wat mij parten speelt is dat ik gewoon ben te vissen in andere vijvers.
4 netdiving
Ik begin met het opzoeken van het woord ‘Dorok’ in de eerste regel van NAUSICAÄ. In mijn vertaling liet ik het staan omdat ik niet wist wat het betekende. Nu blijkt ‘Dorok’ me te leiden naar een Tolkienachtige wereld: NAUSICAÄ OF THE VALLEY OF THE WIND (nausicaa.fandom.com/wiki), een anime van Hayao Miyazaki. Nausicaä is net als haar naamgenoot uit de Odyssee mooi, moedig, en vindingrijk. Ze heeft de gave om te communiceren met insecten. Ze verkent de woestenij buiten de vallei waar ze leeft, en probeert de ware aard en oorsprong te achterhalen van de giftige wereld waarin ze leeft. Als een tomboy neemt ze de leiding, en streeft naar een leefbare omgeving in de vallei van de wind, de enige plek waar nog te leven valt. Op haar schouders rust ieders lot.
Dit lampje wordt een vuurtoren als ik hierna meer informatie ga zoeken over Jon Stone (‘half Engeland heet Jon Stone’, haha). Vind hem op wikipedia, maar ook op de site van Poetry International. Hij blijkt als dichter geïnteresseerd te zijn in de wisselwerking tussen poëzie en videogames. Voor zijn onderzoek naar de cross-over tussen games en gedichten bedacht hij de interessante term ludokinetische poëzie. De vraag die ik uit deze infomatie voor mezelf destilleer, is: De dichter of de lezer, wie bedient de hefbomen en wie produceert de betekenis?
GAMES ↔︎ VIDEO ↔︎ POËZIE
SPELER ↔︎ KIJKER ↔︎ LEZER, GOOGLE
Met dit nieuwe inzicht keer ik terug naar zijn drie gedichten. Opeens krijg ik het gevoel ‘ik heb te maken met een kunstje’: UTENA en ED zijn ook anime videos. Ja, UTENA is van Kunihiku Ikuhara (utena.fandom.com) en ED staat voor de anime Edward, Cowboy Bebop, van Hajime Yatate (cowboybebop.fandom.com) – tussen ( ) fandom.com is een prima locatie om alles over onze drie tomboys te vinden.
Alle drie tomboys leven in werelden waarin niemand van ons woont of zou kunnen wonen, en ik schrijf dit zonder dat ik iets weet van die werelden. Na dit paradoxale, alleen in samenspraak met mijn browser, kom ik achter cruciale informatie over de betekenis van deze poëzie – ja, TOMBOYS is poëzie, maar anders dan die van Kouwenaar. En TOMBOYS bevat drie calligrammen, waarvan ik tot nu toe nog niet weet wat de Eiffeltorens ervan zijn.
5 vragen
Is het of wordt het niet meer van deze tijd om een poëziebundel open te slaan zonder vooraf of tijdens het lezen als een padvinder op zoek te gaan naar extra informatie? Zo ja, waar laat ik mijn eigen verbeelding? Is er sprake van het einde van de lezer-oude-stijl? Zijn we in een tijd geraakt waarin ik, om mee te kunnen blijven praten, poëzie moet lezen met de www-virusbel onder mijn neus? Kan ik poëzie (ook die van Kouwenaar) niet meer savoureren zonder de oneindige internet bubble bij de hand? Major Tom, can you hear me major Tom?
6 gedicht-vorm-object
Vermoeden: onder de vorm van elk gedicht van Stone ligt een vindbaar beeld. Vilém Flusser zegt me wat een beeld is: een betekenisvol vlak. Er is verbeeldingskracht voor nodig om een beeld te maken en te ontcijferen. Dit laatste is wat me aldoor bezighoudt bij TOMBOYS. Jon Stone is geen postmodernist (maar wat dan wel?) – zijn opbreken van woorden, taal aanpassen aan een opgelegde vorm heeft bij hem een functie. Maar welke?
Terwijl mijn blik over zijn beelden gaat, neem ik het ene element na het andere op. Er onstaat in het voortdurende scannen van het beeld in samenhang met de onderliggende tekst, een onderliggende betekenis, of om vast te stellen dat deze er niet is. Mijn verbeelding neemt de ruimte om te kunnen zeggen, dat andere beelden evengoed voorstelbaar waren onder zijn teksten. Ik vermoed dat dit klopt, maar in dit geval van TOMBOYS kan het, afgaand op mijn intuïtie, niet waar zijn.
Volgens Flusser is het beeld een bemiddelaar tussen mij en de wereld die ik niet ken. Zo wil ik de gedichten van Stone lezen, als meta-codes van bestaande beelden. Dit is voor mij de trigger om te zoeken naar de technische beelden waar de teksten van Stone aan toe behoren. Het is voor de hand liggend dat ik deze ga zoeken in de krochten van de anime wereld. En niet eens meer tot mijn grote verbazing, lukt dat vinden voor elk gedicht. Zie hieronder als voorbeeld hoe het gedicht UTENA past op het commerciële 3D beeldje van UTENA:
7 So What?
Jon Stone kent UTENA van het beeldscherm, vindt haar terug als een commercieel 3D object. Importeert de reclame-afbeelding op zijn laptop, en vult de afbeelding met zijn gedicht. En hier ligt mijn werkelijke probleem met deze poëtica. Stone verzuimt de lezer meer informatie te geven dan wat we via googlen vinden over UTENA . Hij, wegbereider van de ludokinietische poëzie, voegt van zichzelf niets toe. Elke spelende (ludo) lezer, die actief (kinetisch) op zoek gaat naar betekenis, vindt een manga plaatje van UTENA , ED, en NAUSICAÄ, en kan ze nauwkeurig vullen met zijn woorden (minder nauwkeurig in vertaling), en vindt buiten de afbeelding alles zonder Stone, leeg. Ik mis Stone’s reflectie op de transcendentale, animistische orde binnen de genoemde anime’s, op de relatie tussen de dystopische wereld waarin zijn tomboys leven en de (wan)orde van hier-en-nu. Als anime zo belangrijk is voor hem, wil ik als lezer ook weten hoe zijn positie als dichter zich verhoudt tot de diepgewortelde Japanse culturele en spirituele inzichten die daarin verankerd zijn.
Ik blijf graag haken aan de poëzie van de dichter zelf.
Deze door Tungsten Press prachtig vormgegeven en met zorg uitgeven bundel (beslist een hebbedingetje) wordt zo voor mij meer spel, minder poëzie. Ik verwacht van een gedicht en dichter meer dan een beschrijving van iets wat ik ook elders kan lezen of zien.
TOMBOYS van Jon Stone is te bestellen via Tungstenpress@gmail.com (15 euro incl. verzendkosten).