Gepubliceerd op: maandag 17 juni 2024

er is altijd wel iets dat op hoop lijkt, een ding met veren

 

1 – eerste indruk
Aandacht is wat elke poëziebundel verdient. Zo ook de fraai uitgegeven 38 Agendanotities van Jürgen Smit in EEN KRAAI IS OOK EEN ZANGVOGEL (Tungsten Uitgeverij). Blader er snel doorheen voor een eerste indruk. Prima toegankelijk materiaal met tal van poëtische momenten. Doet conventioneel aan, anders dan zijn asemische STAARSONNETTEN (Uitgeverij crU).

2 – struktuur
Wat onmiddellijk opvalt: 38 Agendanotities staan vet gedrukt in de volorde van de dag en de maand – vanaf 1 januari tot en met 21 december. Maar het jaartal daarachter volgt een grillig patroon: 1953, 1981, 1942, ….1925, 1903, 1926, …, 1968, 2020, 2019.
Het gaat om notities van de dichter zelf (geboren in 1972) over (in elk geval voor hem) memorabele gebeurtenissen op die kalenderdatums. De aanhef wordt na een witregel gevolgd door een gedicht. De verleiding is groot om deze datum ‘de titel’ van het gedicht te noemen.
Al deze gedichten zijn kort. De meeste hebben 6 – 7 regels, enkele uitschieters hebben 2-3 of 9-10 regels; er zijn geen leestekens en hoofdletters. Afwijkend is de agendanotitie over een gebeurtenis van twee weken voor de aangegeven datum – ’10 juni 1951′.
Onder het gedicht staat meestal een naam plus geboortejaar en jaar van overlijden tussen haakjes. Dit jaar van overlijden is tegelijk ook het jaartal in de agendanotitie daarboven. Iedere naam is dood op één na – de dichter zelf. Het vaakst is er sprake van zelfmoord, dan van executie, soms een ziekte. Een naam stierf vanzelf. Eenmaal is de sterfdatum een vraagteken. In plaats van de sterfdatum staat hier de geboortedatum van de dichter zelf in ‘de titel’. Een paar keer wordt een bijzondere activiteit genoemd, die plaats vond op de datum in ‘de titel’: ’20 januari 1942′, de dag van de Wannsee conferentie.
Deze drie te onderscheiden functies zijn onlosmakelijk verankerd met elkaar. Elk deel voegt een essentieel element toe om de ‘agendanotitie’ in het geheel te begrijpen.

3 – tweede indruk
Mijn eerste indruk is gekanteld. Ik ben de agendanotities vormvaste gedichten gaan vinden met drie strofen; met het sterke vermoeden dat ze allemaal variaties van één thema zijn.
De consequente nadruk op de sterfdatum (zowel in de 1e en de 3e strofe) en de geboortedatum van de naam, lijmt de titel van de bundel aan de kraai van Ted Hughes. Lees zijn gedicht EXAMEN AAN DE BAARMOEDERDEUR:
Eerste regel: van wie zijn deze magere voetjes De dood.
Laatste regel: Geslaagd, Kraai.
Driekwart van alle genoemde namen zijn mij vreemd. Ik ploeg het internet om. Met behulp van dit substituut van mijn tekortschietende eruditie vind ik bij elke naam informatie waarmee het gedicht zich opent. EEN KRAAI IS OOK EEN ZANGVOGEL is de eerste bundel waar ik voor elk gedicht (en bijna ook voor de gehele bundel) via satellieten naar sleutels moet zoeken. Mag ik dit zien als een hint naar de toekomst van de poëzie? Moet ook denken aan HET IS WARM IN DE HIVEMIND van Maxime Garcia Diaz eerder.
Samen met de dood zoekt Jürgen Smit een schuilplek in de taal, tegen een vergissing, tegen und so weiter in de geschiedenis.

4- echo’s
Neem nou de volgende agendanotitie:

1 februari 2018
ik heb in de trein
nog nooit tegenover een vreemde gezeten
die een dichtbundel zat te lezen
zelf voor de poëzie verloren
geef ik me over
aan het landschap om ons heen
tot ook die tot stilstand komt
een schaduw vormt
die je vast kunt houden
(Menno Wigman 1966 – 2018)

Enkele dagen voor ik van Uitgeverij Tungsten de bundel EEN KRAAI IS OOK EEN ZANGVOGEL ontving, schrapte ik de verwijzing naar het NIGHT TRAIN filmpje op Youtube uit mijn opstel over W.H. Auden. Diezelfde dag kwam een treinconducteur schuin tegenover me zitten in de stiltecoupé (sic). Hij vroeg me wat ik las. Ik (bijna zelf voor de poëzie verloren): ‘poëzie’. Hij: ‘ben zelf voor de film’.

NACHTTREIN
(Menno Wigman, uit: `s Zomers stinken alle steden, 1997)
Na alles dit. Een vreemde, afgeleefde blik
in een beslagen ruit. Dat afgehakte hoofd,
die Hitler zonder snor: ben ik dat echt?
Heeft daar, in die verwaande iezegrim,
heeft daar een moeder in geloofd? Mijn god
waar is de plunderaar die met Walküren sliep,
de dichter die op vogels en violen reed?
Ik ben zo moe, zo vastgevroren in een vloek,
en in de vuile ruit die zich verspreekt
zie ik nog één keer mijn verloren blik
omlijst door angst en rook en zelfverwijt.
Te laat. Geen hartstocht dreef mij naar de grens,
geen Gorter of Lodeizen greep mijn pen. Te laat.
En zoals alles wat met leven is behept
ben ik weg en kom ik aan.

De combinatie van ‘1 FEBRUARI 2018’ met NACHTTREIN van Menno Wigman biedt mijns inziens een aanvullend, verdiepend perspectief op enkele andere gedichten in de bundel:
‘een doekje over de tafel gehaald’/ Wannsee conferentie,
‘dat had ik kunnen doen pa / Sylvia Plath – Daddy,
‘samen richting Ravensbrück’ / Grazyna Chrostowska,
‘aan de Japanse keizer – de rijzende zon’ / Yukio Araki ,
‘toen ik aan de oorlog begon’ / D-Day,
‘op het olympiaplein’ / razzia te Amsterdam.
En zo zijn er heel wat meer echo’s te vinden.
Ik wil Jürgen Smit nog eens vragen of het woord toeval bestaat.

5 – ‘er is altijd wel iets dat op hoop lijkt’
Even is er sprake van verwarring om de naam in het gedicht:

’22 mei 1903′
neem de boom
op jouw geboortedag geplant
je hebt er nauwelijks
schaduw van gehad
(misao fujimora 1886 – 1902)

Bedoeld wordt de filosofiestudent Misao Fujimura. Hij was zestien toen hij zittend op een boomstam nabij de Kegon waterval zijn afscheidsgedicht schreef:

WAAR IK AAN DENK HIER VOOR DE AFGROND
het heelal is zo immens
de geschiedenis zo eeuwig
ben nauwelijks anderhalve meter lang
en toch wil ik deze onmetelijkheid meten met mijn lijf
wat moet ik met de filosofie van Horatio?
de ware aard van de hele schepping is in één woord:
“ondoorgrondelijk”.
ben vol spijt, maar juist hierom ben ik vastbesloten te sterven
staand op een rots met de waterval voor me
niet bang
want weet dat groot pessimisme voor groot optimisme staat

De laatste regel hierin past bij de laatste regel in ‘9 maart 1986’, van de Deense dichter Michael Strunge over zijn fatale sprong: ‘er is altijd wel iets dat op hoop lijkt’. Hoe speculatief ook, misschien is dit wel de belangrijkste les uit EEN KRAAI IS OOK EEN ZANGVOGEL.

6 – tot slot
En op het dak van het huis komt een kraai zitten. En de doden krijgen aandacht van de levenden. En dan vergeet ik nog hen te noemen die tegen de keer in gedichten blijven schrijven. En blijft het voor mij de vraag waarom ’29 maart 1972′ in deze rijke bundel staat.

 

Over de auteur

Harry van Doveren

- publiceerde essays en vertalingen in diverse tijdschriften. Zijn eigen poëzie verscheen bij verschillende uitgeverijen. Na crU (Wereldgemiddelde en vondel) verscheen bij gaia chapbooks het drieluik machine poëzei, voetbal in de longen, en vector privacy max/min (2024).