Delphine Lecompte – Totaal ongevraagde hommage aan de dochter van de oude kruisboogschutter
Dit gedicht begint als een totaal ongevraagde hommage
Aan de dochter van de oude kruisboogschutter:
Ze is uitgesproken lesbisch, maar te weinig trots
Niet fier genoeg op haar brede mystieke Egyptische achtersteven
En ook niet fier genoeg op haar verleden als listige androgyne snookerkampioen
Rekkenvuller dat is ze nu, koortsige demonische rekkenvuller
Ze heeft een duimprothese, het is ongelofelijk
Het is een beetje vies, ze kan de prothese losschroeven
Dan maak ik mij uit de voeten, vol afgrijzen
Maar waarom aanbidt ze haar vader? De oude kruisboogschutter?
Hij is niet aanbiddelijk, ik ken hem naakt en melanoomrijk
Ik ken hem op de badkamermat, hij snuffelt aan mijn oude maandverbanden
Omdat ik de liefde niet meer met hem wil bedrijven, niet wil copuleren met een koloniaal
Is dat zijn manier geworden om een stukje van mij naar binnen te spelen, via zijn reukorgaan
De dochter van de oude kruisboogschutter is een vulgair enigma
Maar dat kan je van iedereen zeggen
In een verhaal omschreef ik de ontslagen kraanmachinist al eens op die manier
Maar ik schreef ‘boertig enigma’, ik gebruikte een ander adjectief.
De ontslagen kraanmachinist heeft bloembakken op zijn vensterbanken gezet
Hij is sinds kort verliefd en hij probeert zijn prooi te doen geloven
Dat hij ordelijk, romantisch, zorgzaam, luchthartig en optimistisch is
Elke dag staar ik vijandig naar de bloemen, ze verwelken zienderogen
De prooi van de ontslagen kraanmachinist is een sproeterige knopenverkoopster
Met een zielloze zeekoetatoeage op haar staartbeen
Een impulsieve beslissing toen ze met zes vriendinnen in Milaan was
Lang geleden, de zes vriendinnen zijn dood
Nummer 1: zelfmoord met een harpoen
Nummer 2: zelfmoord met een gifbeker
Nummer 3: doodgestoken door een schele pooier met Hondurees bloed
Nummer 4: eigen schuld, dikke bult
Nummer 5: verslonden door een ijsbeer
Nummer 6: gestikt in de spatel van een NKO-arts.
Het mag een wonder heten dat de sproeterige knopenverkoopster nog leeft
Want ook zij fantaseert wel eens:
Over zelfmoord met een harpoen
En over zelfmoord met een gifbeker
Verder heeft ze buitensporig hartelijk contacten
Met allerhande schele pooiers met Hondurees bloed
Mocht ze op een dag door de bliksem worden getroffen
Tijdens een illegale duiveluitdrijving in een Pools oerbos
Dan zou iedereen achteraf zeggen: ‘Eigen schuld, dikke bult!’
De sproeterige knopenverkoopster ging vorig jaar op haar eentje naar de zoo
Het ergerde een zadelmakergezin dat ze daar alleen was, ze vonden het raar en verdacht
Het zadelmakergezin probeerde met vereende krachten
De sproeterige knopenverkoopster te gooien in het bassin van een hongerige ijsbeer
Maar een nobele scheepshersteller kwam tussenbeide
Even was er een romance, maar de seksuele goestingen van de scheepshersteller
Waren te buitenissig voor de sproeterige knopenverkoopster: logge Beierse tapijtscharen,
Nerveuze Maleisische knaagdieren en ordinaire leeuwentemmerzwepen
Tot slot: de vader zaliger van de sproeterige knopenverkoopster was NKO-arts
En voor de grap duwde hij zijn spatel steeds te diep in het keelgat
Van zijn meest geliefde dochter: de jongste
Maar nu ligt hij in zijn graf en moet er gezocht worden naar een nieuwe NKO-arts.
Mensen zijn niet gemaakt om te denken aan de dood,
Aan hoefsmidcursussen en aan supermarktkortingen
Mensen worden tegen hun zin geboren, ze masturberen
Met gebroken glas en ontgoochelende diepvrieskreeften,
Ze vallen de verkeerde pokdalige sterren lastig,
Ze copuleren met de juiste groteske nachtdieren,
Ze schrijven wrede abominabele gedichten,
Ze sabbelen op sprinkhaanlolly’s, pure aanstellerij
Ze steken sinistere schommelstoelfabrieken in brand,
Ze beelden zich in dat hun huidaandoeningen religieus en bekoorlijk zijn,
Ze morsen opzettelijk mayonaise op de dure kakikleurige jachttassen
Van hun gestoorde narcistische idolen, ze schrapen hun keel
En dan gaan ze eindelijk dood
Ik betreed de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Hij schilt een smalle mondaine aardpeer, het is de eerste keer
Dat zijn concentratie tijdens het schillen me niet ontroert
Ik trek zonder ceremonie mijn kleren uit
Ik duw mijn geslacht tegen de computertafel
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt streng: ‘Stop het!
Hou op met die overdreven seksualiteit, je bent geen 21 meer!’
Alsof mijn overdreven seksualiteit leeftijdsgebonden is
Alsof mijn seksualiteit piekte toen ik werd geboren
En daarna gestaag begon af te nemen
Of was 21 de piek?
Niet voor mij: toen ik 21 was lag ik in een ziekenhuisbed
In het naargeestige gesticht van Knokke
Mijn enige sekspartners waren dementerende orgeldraaiers,
Versleten ex-boksers en afatische truffelraapsters
Achteraf kon niemand zich iets herinneren
Behalve ik
Ik werd 22, mijn moeder was de enige ooggetuige
We keken in een koud appartement in Oostduinkerke
Naar een Franse film over een korzelige schlemiel
Die een krachtdadige dierenbeul werd
We aten kazen, vooral lopende kazen
Mijn moeder hield de moed erin, een contractuele verplichting
Ik zei: ‘Je bent niet moreel verplicht om te doen alsof
Je dit een aangename dag vindt, mijn 22ste verjaardag.’
Mijn moeder glimlachte wrang
Plots begon ze te huilen
Ik noemde haar tranen ‘krokodillentranen’
En stormde kwaad het koude appartement uit
Buiten vroor het, ik liep op het strand
Ik kwam een mystieke chrysantenkweker tegen
We raakten innig bevriend
Nee, niet innig
Ik nam veel te veel medicatie om diepe vriendschapsbanden
Te kunnen smeden, ik was een matte gedempte manipulatieve zombie
De mystieke chrysantenkweker nam me mee naar zijn huis
Ik kreeg enkel de keuken te zien
Er lagen twee gevilde hazen en vijf donkerblauwe trechters op de tafel
Ik pijpte de mystieke chrysantenkweker, hij was dankbaar
Hij ejaculeerde op mijn linkerschouder en we keken geeuwend uit het raam
Een vereenzaamde taxidermist passeerde met zijn antipathieke chowchow.
Ik keerde terug naar het koude appartement met de lopende kazen
En de krokodillentranen van mijn veelgeplaagde moeder
De kazen waren weg en de film was gedaan
‘Een niemendalletje,’ beweerde mijn moeder
Ze keek verwijtend en bitter teleurgesteld naar mijn besmeurde
Bekladde schuldbewuste zondige linkerschouder
De akeligste verjaardag van mijn leven
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt geërgerd: ‘Jij kent het echte leven niet.’
Hij bedoelt: het werken met een baardnetje in ontmoedigende sprottenhangars,
Het bezwangeren van sensuele corrupte lachgasjunkies,
Het naar wasserette Mata Hari gaan met de kleren van de dik geworden
Hese mokkende kinderen, het woedend zijn op de gecolloqueerde grinnikende
Verdorven moeders, het razend zijn op de dochters
Die onbesuisde trombonelessen willen volgen
En naar dure maneges willen gaan, alle maneges zijn onbetaalbaar
Voor een loonslaaf met een baardnetje
Nee, dat echte grimmige bitsige bittere realistische slopende leven ken ik inderdaad niet.
Ik heb geen plaats in mijn kunstenaarsleven voor:
Echte baardnetjes, echte sprottenhangars, echte trombones,
Echte wastrommels, echte paarden met echte zadels, echte lachgasjunkies,
Echte verachtelijke bloedmooie getroebleerde gokverslaafde zoons
En echte zwaarlijvige pruilerige dochters
Die tegen beter weten in naar Barcelona willen gaan
Om de dag te plukken, mierzoete cocktails te drinken
En lelijke misselijkmakende sombrero’s te kopen
Ik grijp het geslacht van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Ik vraag: ‘Wil je verwend of gestraft worden?’
‘Verwend,’ zegt hij amechtig
Op de achtergrond klinkt o zo toepasselijk ‘Manchild’ van Neneh Cherry
Zo toepasselijk dat ik het allicht heb verzonnen.