Gepubliceerd op: donderdag 2 mei 2024

Delphine Lecompte – Overdag in bed liggen

 

Oblomov, John Lennon en Yoko Ono, Tracey Emin, ik.
Ik lig overdag graag in bed. Het is de combinatie van erotiek en landerigheid die me zo bevalt. In bed liggen overdag is morsig en decadent.
Immoreel, ledig. Toch ben ik productief in bed: ik schrijf. Behalve wanneer de voormalige vrachtwagenchauffeur naast me ligt, dan knijpt hij in mijn labia en halen we herinneringen op aan onze katers, aan onze obstakels, aan onze ontmoedigende sprottenhangars, aan onze tirannieke veel te goedgeluimde arbeidsbemiddelaars, aan onze kille vaders en aan onze vele amoureuze mislukkingen. Alleen is beter.

Vanaf mijn negende ontdekte ik de apathie, ik was constant schoolziek en bleef minstens vijf dagen per maand in bed liggen. De kunst is om niet in slaap te vallen. Overdag in slaap vallen is hels, de hersenen knetteren en de dromen zijn te wreed, te autobiografisch en te levendig. Wees loom, als een kat als een koning. Veel dekens en een spuitbus slagroom. Masturberen is wenselijk, maar gewoon fantaseren kan ook.

In bed dagdroom ik altijd over Malta en Helsinki, de klanken. Soms dagdroom ik over opnieuw vroom zijn, katholiek: ik ben een kind en ik woon formidabele protserige hallucinante misdiensten bij. Maar meestal dagdroom ik over simpele onbereikbare zaken: vrienden en hobby’s hebben. En een bevallig snoetje. Het hoort allemaal bij elkaar. In bed heb ik vijf vrienden, we galopperen over het strand. Ik ben de leider, ik heb grote borsten en zwiepende lokken. Mijn paard heeft de mooiste nekaders en de sierlijkste benen van Europa. Niemand kan wedijveren met de Verenigde Arabische Emiraten op het vlak van paarden.

In het gekkenhuis werd er gefronst wanneer de gekken overdag in bed bleven liggen. We mochten wel OP ons bed liggen, dat werd nog net getolereerd. De gek werd odalisk. Poezelig, sensueel, Matisse. Maar wacht!
Kledij? Zeker geen pyjama. Ik draag altijd de normale kleren die normale mensen dragen met hun normale structuur, hun normale dieet, hun normale welvoeglijkheid en hun normale plichtsbewustzijn.
Ik heb geen plichtsbewustzijn.

Het bed moet een breed bed zijn. Met poten. Een matras op de grond telt niet, een matras op de grond is voor junkies en verloederde pornosterren. Mijn stem verandert in liggende positie, ik fluister en ik word een tikkeltje hees. Wanneer ik mijn moeder opbel hoort ze altijd dat ik in bed lig. Zelf ligt ze ook graag in bed overdag, maar zij neemt pillen en wil diep slapen om even te ontsnappen aan haar schuldgevoelens, aan haar dode schoorsteenvegers, aan haar onuitstaanbare dochters, aan haar gefaalde acteercarrière en aan haar behaagzucht.
Hoe mislukt is mijn leven? Nog niet mislukt genoeg. Hoe ledig is mijn bestaan? Bijna ledig genoeg. Ik zeg vaak dat ik een paria ben, maar eigenlijk ben ik een pasja. Nu heb ik nog een slaaf nodig die me druiven brengt en koelte toewuift. Maar ik eet geen druiven en ik wil geen eunuch die op mijn vingers kijkt.

Zitten in bed telt ook. Zakkend zitten, neerhangend, gebocheld. Geen plechtige kaarsrechte alerte zithouding. En zeker geen kleermakerszit, nooit mediteren. Bidden mag. Eten kan. Vreetbuien: ansjovis, suikerwafels, chocopasta, zure beertjes en opnieuw ansjovis. Braken. De hond zal het wel oplikken.

Zelfs tijdens vakantiekampen heb ik het voor elkaar gekregen: ik deed alsof ik mijn voet had verzwikt en ik mocht terugkeren naar de slaapzaal. Allemaal lege bedden, een kunstinstallatie. Dan schreef ik brieven naar mijn grootouders en verzon ik liedjes.
Ik wilde als kind liedjestekstenschrijver worden, zoals mijn vader. Ik kon beter rijmen dan hij. Mijn liedjes gingen (concreet) over vampiers en (vaag) over heimwee. Hoe concreet zijn vampiers eigenlijk? Ik schreef ook eens een rebels liedje over de maaltijdbonnen in mijn toenmalige school. Mijn leeftijdsgenoten waren onder de indruk en twee dagen lang was ik populair. De druk was verschrikkelijk en ik voelde de populariteit slinken en uit mijn handen glippen. Op papier was ik geestig, maar in het echt was ik stroef en raar en onbeschoft en ik stonk naar asfalt en babyolie. Het was vooral de babyolie die me de das heeft omgedaan.

Ik was dertien en een eczeemgedrocht. Om een gaver gezicht te krijgen had ik babyolie gekocht, ik nam de flacon overal met me mee. De flacon zat in mijn rode rugzak van Kipling. Op een dag ritste de brutale Freya mijn rugzak open en ze ontdekte de babyolie. Ze verraadde me, ik was de belachelijkste persoon ter wereld. De foto van Jim Morrison op mijn klasagenda kon me niet redden. Mijn bijnaam werd ‘Babyolie’. Zelfs Steve en Jacques lieten me vallen. Zij waren oudere skaters die ik soms pijpbeurten gaf in de fietsenstalling. Vooral Steve was een skater. Jacques verdronk op huwelijksreis. Ik herinner me de gewatteerde winterjas van Jacques: groen en fluorescerend.

Toen ik anorexia had was ik op een bepaald moment zo zwak dat ik wel in bed moest liggen overdag, ijlhoofdig. Geen libido! Nog geen huisdieren. Een zwakke vale ambetante langdradige doffe periode. Gelukkig kreeg ik mijn eetlust terug, het begon in een boot. Een boot omgebouwd tot restaurant, een gestrande boot. Mijn nicht Alexandra trouwde voor de tweede keer en we aten in de boot. We waren met honderden, ik bleef maar huilen. Alexandra menstrueerde en ik moest haar helpen met haar kleed. Het buffet was vreemd doch prettig, verzadigend: schimmelkazen, rozijnenbrood, gerookte zalm, fazantenpaté, tonijnsalade, perziken, salami en heel veel schuimwijn.
Ik kreeg veel complimenten over mijn muiltjes. Waarover moest men mij anders complimenteren? Mijn moeder vroeg of ik voor haar handtas wilde zorgen, ik nam er een bankbiljet van vijftig euro uit. De oude kruisboogschutter was er ook bij, net voor middernacht reden we terug naar huis. Ik was nog steeds aan het huilen. Maar ik was ook aan het eten, ik had mijn private voorraad chocoladerepen en frangipanecakejes naar het huwelijksfeest meegebracht. De oude kruisboogschutter zei: ‘Het is ziekelijk.’ Terug thuis likte hij mijn vagina, maar ik kwam niet klaar.

De volgende dagen en weken bleef ik eten, het was heerlijk. Ik werd niet actiever, ik bleef in bed liggen. De oude kruisboogschutter plande uitjes voor ons, niets ambitieus, gewoon musea en observatoria in de buurt. Wel, het observatorium in Sint-Michiels was een schot in de roos. We moesten in een koepel op harde banken gaan liggen en naar boven kijken. De uitleg was ingewikkeld en lijzig, vooraf opgenomen. Ik haakte af na drie seconden. Ik begon te knikkebollen. En daarna begon ik weer te fantaseren over een beter leven: paarden, vrienden, lokken. Maar ik fantaseerde ook over een vrouw zijn die meer wil weten over de Melkweg. En over een vrouw zijn die in Lyon op hotel gaat met een bloedmooie alchemistische trompettist. In mijn fantasie luisterden we naar Master of Reality, aten we kreeft, spraken we over beroemde zwemmers en bedreven we op gewelddadige wijze de liefde.

In bed liggen, ja. Ik lig in bed. Mijn leven is een holle bedoening, een onspectaculair fiasco, een bloedeloos bloedbad, onzichtbare slapstick. Dat kan je van de levens van de meeste mensen zeggen. Maar ik heb het tenminste warm. Ik lig onder veel dekens, ik masturbeer. Ik eet slagroom. Ik ben mager maar ik heb een libido. Malta en Helsinki. Laat me met rust.

Over de auteur

Delphine Lecompte