Gepubliceerd op: zondag 29 september 2024

Delphine Lecompte – De racistische meester Willy

 

Iedereen was racistisch in de jaren tachtig, maar meester Willy was het ergst. Hij beval de Turkse kinderen om naast hun bank te gaan staan, dan rook hij dreigend en langdurig aan hun okselpitten en tierde: ‘Zweet, stank, averij, pyromanie, incest, dolken, bestialiteiten, ondraaglijke oriëntaalse walmen, opzichtige aanstellerige sierkussens en corruptie!!’

We zaten in het vierde studiejaar, we waren allemaal negen jaar oud. Behalve Fouad, Fouad was reeds dertien maar wel nog analfabeet. Hij kwam uit een meedogenloze oorlogszone met een Perzische naam die ik maar niet kon onthouden, het was geen slechte wil. Ik gaf hem Nederlandse bijlessen, helaas had ik bijzonder weinig geduld en ik ontstak vaak in razernij wanneer Fouad niet meteen alle spellingsregels en ezelsbruggetjes begreep. Guitige Lori nam de bijlessen van me over, uit medelijden met Fouad. In een mum van tijd had Fouad alle finesses van de Nederlandse taal onder de knie.

De racistische meester Willy besteedde graag zijn opvoedkundige taken uit. Hij was loom, landerig, jichtig, cynisch, treiterig, klagerig, diepongelukkig en stokoud. Soms staarde hij een uur lang voor zich uit terwijl hij haast per ongeluk zijn xylofoon beroerde. Die xylofoon had hij altijd bij zich, hij gebruikte het instrument om ons tot stilte te manen of om zijn racistische tirades kracht bij te zetten.

Op maandag confabuleerde hij altijd een ganse voormiddag over de blonde wulpse immorele garagistenweduwes, pruilende anorectische Moldavische poppenherstelsters en hitsige twintigjarige sproeterige knopenverkoopsters die hij het voorbije weekend zogezegd aan zijn degen had geregen. We geloofden hem niet en smeekten om educatie. We snakten naar trivia, veldslagen, tabellen, sterrenstelsels en snedige wetenswaardigheden over Dzjengis Khan. We waren leergierig en wilden onze kennis bijspijkeren: over Marco Polo, over de Honderdjarige Oorlog, over de zijderoute, over de drooglegging, over de eerste maanlanding, over de Maya’s, over pooldieren, over trilspinnen, over ongeneeslijke leveraandoeningen, over rap, over Rubens, over David Lynch, over Pol Pot, over Joan Jett, over het symbolisme, over popart, over filatelie, over necrofilie, over origami, over harakiri, over het aan populariteit winnende veganisme, over de moordenaar van Gandhi, over Bernadette Soubirous, over Panamarenko, over het Suezkanaal, over proefbuisbaby’s, over aids, over absint.

Maar meester Willy wilde geen les geven. Meester Willy was nijdig, gefrustreerd, bekrompen, wrokkig en rusteloos. We gingen constant op uitstap naar lamlendige havens, knullige zuivelmuseums, benepen folklorecentra, doffe gistfabrieken, zielloze alpacafokkerijen, deprimerende abdijen, ongastvrije oogziekenhuizen, minuscule reptielenverblijven, obsolete horlogemakerijen, krappe verraderlijke bunkers, vulgaire onttoverende tavernes, prozaïsche zwembaden, spookachtige bordelen, lugubere kolveniersverenigingen en sinistere drukkerijen. Meester Willy verdween en kwam pas op het eind van de dag boven water: dronken, verfrommeld, verzaligd, mild, grijnzend, klunzig, komisch, taai en spraakzaam.

Op een dag betrad meester Willy in ontbloot bovenlijf het klaslokaal, hij had een lasso bij zich. Hij wierp de lasso naar mij en zei tegen het gekraakte plafond: ‘Ik weet het ook niet meer.’ Fouad pakte de lasso van me af en gaf de racistische meester Willy een ranseling. Iedereen juichte. Willy zei met beverige stem: ‘Ik verdien zweepslagen, Fouad. Niet stoppen! Ga verder tot ik sterf.’ Maar Fouad stopte uiteindelijk toch. We lieten de bloedende kermende meester Willy achter en verlieten het schoolgebouw met de lasso.

Op de vrijdagmarkt stond een circustent. Naast de circustent liepen poedels, leeuwen, papegaaien en lama’s vrij rond. Ik ving een lama en we besloten om de lama cadeau te doen aan de pas gepensioneerde juffrouw Anne. Zij had ons het jaar voordien zo kundig, koortsig, hartstochtelijk, duizelingwekkend en democratisch les gegeven: over de Inca’s, over Roald Amundsen, over allerhande knotsgekke pelgrimstochten, over Kurt Schwitters, over de Tulpenmanie, over de Steen van Rosetta, over Ivanhoe, over kubuskwallen, over boosaardige monniken, over Lord Byron, over het Verdrag van Versailles, over Albert Speer, over Mongoolse geesten, over schunnige Bretoense vissersliedjes, over Beiers voetbalhooliganisme, over middeleeuwse folterinstrumenten, over oudtestamentische paria’s, over schandalige Aquitaanse troubadours, over groteske buitenissige Zuid-Amerikaanse woelratten, over in ongenade gevallen polsstokspringers, over slapstick, over Gilles de Rais, over vervloekte Angelsaksische scheepsgraven, over beroemde olieverfschipbreuken, over de onvermijdelijke Cleopatra, over zelfverbrandingen in India, over syfilis, over opium, over gipsfetisjisme, over wurgseks, over Ian Dury, over Sitting Bull.

Ik wist waar juffrouw Anne woonde, aan de Ottogracht. Mijn moeder was met juffrouw Anne bevriend, ze gingen samen naar een tweewekelijkse avondcursus over onaangename barokke madrigalen. Juffrouw Anne woonde helemaal alleen in een kleine flat boven de kruidenierswinkel van de verbeten Ivan en de zure Yvonne. De winkel heette dan ook: Chez Ivan & Yvonne. We belden aan, we waren met zeventien: zestien kinderen en een lama. Juffrouw Anne deed een raam open op de eerste verdieping: ‘Wat willen jullie?’ ‘Jou! Je moeten onze kennis dringend bijspijkeren. Meester Willy verspilt onze tijd. Hij drinkt, hij is bitter en destructief. Soms verliest hij zich in hatelijke racistische tirades, maar meestal staart hij voor zich uit, molesteert hij zijn xylofoon en neemt hij gulzige teugen van zijn heupfles whisky.’ Juffrouw Anne zuchtte diep en zei: ‘Wacht even, ik trek ordentelijke kleren aan en kom naar beneden.’ Juffrouw Anne verscheen in een ontluisterend vlekkerig slonzig lila trainingspak. Ze droeg veel te grote oranje sandalen, haar teennagels oogden gelig en geriatrisch. Ze rookte beverig een zelfgemaakte sigaret en ze bekeek ons stuk voor stuk met groot misprijzen, maar ook met een zekere angst en argwaan.

Ze zei: ‘Ik hou niet van lama’s. Mijn moeder werd doodgebeten door een lama.’
Ik zei: ‘Dat lijkt me sterk…’
Ze zei: ‘Jij… nog steeds pedant en onuitstaanbaar. Je moeder is een manipulatieve hoer.’
Ik haalde mijn schouders op, de vriendschap tussen juffrouw Anne en mijn moeder was altijd fragiel en ongelijkwaardig geweest.
Guitige Lori klikte: ‘Fouad heeft meester Willy een ranseling gegeven met een lasso.’
Fouad toonde de lasso berouwvol aan juffrouw Anne. Er kleefden haarvezels, stukjes huid en opgedroogd bloed aan het stuk touw.
Juffrouw Anne vroeg: ‘Wat verwachten jullie van mij?’
We zeiden in koor: ‘Dat je meester Willy oplapt en hem dwingt om ons te doceren over Attila de Hun, het expressionisme, de Inuit en de Rozenoorlogen.’
‘Waarom zijn jullie zo verdomd leergierig? Waarom snuiven jullie geen lijm en gaan jullie de prostitutie niet in, zoals normale kinderen in Roemenië?’

We antwoordden niet, wat viel er te zeggen? Juffrouw Anne slenterde met ons mee naar het verloederde schoolgebouw in de Onderstraat. Meester Willy lag nog steeds waar we hem had achtergelaten: op het kleine verhoog onder het schoolbord. De lama likte zijn wonden, het was een erg lieve atypisch zorgzame lama. Fouad zei: ‘Sorry, meester Willy.’
Ik zei: ‘Je moet geen sorry zeggen tegen die vieze walmende bittere drankzuchtige snerende versleten abominabele racist!’
Guitige Lori zei: ‘Toch wel! Sorry zeggen is altijd nobel en moreel superieur.’
Ik gaf guitige Lori een blauw oog. De racistische meester Willy stond op, als een gevelde kooivechter die nog een keer trots uit de hoek wil komen. Maar niemand was geïmponeerd. Meester Willy griende en snotterde. Hij gaf zijn xylofoon aan Resul, het Turkse jongetje aan wiens okselpitten hij het vaakst had gesnoven. Hij verliet het klaslokaal en juffrouw Anne volgde hem.

De lama begon te spreken: ‘Ik zal jullie onderrichten, ik heb een brede algemene kennis. Ik zal jullie niet teleurstellen.’ De rest van het jaar kregen we les van de lama. De lama wist alles en hij had geen lievelingetjes, geen kinderen die hij koddiger vond en voortrok. De lama was een fantastische leerkracht.
Toen de moeders op Moederdag werden uitgenodigd en zagen dat de vervanger van de racistische meester Willy een hoefdier was, brak er natuurlijk protest uit. Er werd een petitie opgesteld, een lastercampagne. De lama werd geëuthanaseerd. De racistische meester Willy keerde terug. Hij was nuchter en nederig geworden. Maar hij was nog steeds loom, lethargisch, wrokkig, venijnig, ingehouden ziedend en racistisch.

Hij nam ons mee naar een duikboot. Hij zei: ‘Dit is een duikboot. Trek jullie plan, mijn leven is toch al om zeep. Ik hoop dat jullie leven ook een naargeestig etterend toxisch bureaucratisch gewelddadig psychotisch kluwen wordt.’ Steve schaterlachte, Fouad fronste. Guitige Lori brak haar pols toen ze in de kombuis van de duikboot haar evenwicht verloor.
En ik? Ik miste de lama.

Over de auteur

Delphine Lecompte