Gepubliceerd op: zondag 18 februari 2024

Delphine Lecompte – Mijn moeder slaapt (niet) als een neurotische kerkuil

 

Mijn veelgeplaagde moeder fietst naar de antipathieke slaapkliniek
In haar fietsmandje liggen twee dode merels, een stuk broodpudding en een apneutoestel
Ik heb iets verschrikkelijks gezegd tegen mijn moeder daarnet
Ik zat in haar keuken, ik zat tegenover haar: nog bleker dan anders
Mijn moeder speelde met een blaadje ijsbergsla
Het werkte niet op mijn zenuwen
Wat wel op mijn zenuwen werkte was: de zon, het gesprek over de zon op de radio
De monkelende zonneautoriteiten bleven maar leuteren
Ze deden alsof de zon geen geheimen voor hen kende
Ik werd woedend en zei tegen mijn moeder:
‘Ik wil me ophangen, in de eerste plaats om nooit meer
Het hoofd te moeten bieden aan misogyne samenzweerderige gesprekken
Over de zon op de radio.’
Mijn moeder zei: ‘Fientje, in het vagevuur speelt ook een radio
En alle gesprekken op die vagevuurradio gaan over de zon
Over de afgrijselijke pocherige masculiene zon
De zon die nooit ophoepelt, de zon met psoriasis, de zon met een hostie,
De zon met een trauma, de zon met een dolk, de zon met een kater,
De zon met een passer, de zon met een klysma, de zon met een jachthoorn.’
‘Oké mama, je hebt mij overtuigd
Ik zal mezelf niet ophangen.’

In de antipathieke slaapkliniek wordt duidelijk dat het slaappatroon van mijn moeder
Schokkende gelijkenissen vertoont met het slaappatroon
Van een neurotische kerkuil
Mijn moeder ziet er wel de humor van in
Ze lijkt op een Wit-Russische waterballetdanseres met al die elektroden op haar hoofd
Ze denkt aan de schalkse hitsige blijmoedige orang-oetans in het Indonesische opvangcentrum
Waar ze elk jaar een stevig pak geld naartoe zendt
Ze denkt ook aan de verzorgers van de orang-oetans
Ze dragen oranje pakken en maken typische roekeloze orang-oetangeluiden
Maar ze kunnen niet doorgaan voor echte orang-oetans
Ze vallen door de mand:
De verzorgers worden verliefd op elkaar,
Ze spuiten: roze hazen, zwarte Baskische spreuken en paarse teelballen op elkaars kleedkastjes,
Ze roddelen over een ontslagen orang-oetanverzorger
Die werd betrapt met een notenkraker in de aars van een Litouwse sponzenverkoper,
Ze kibbelen over nachtshiften, ze keuvelen over goedkope
Knijpflessen mayonaise maar ook over het ondergewaardeerde werk
Faun bij maneschijn van Léon Spilliaert,
Ze vinden hun brandverzekering te duur,
Ze klagen over hun inwonende mopperende pedante incontinente schoonvader,
Ze willen een bloedmooie transseksuele coniferenscheerder tegenkomen
Die hen vertroetelt met gouden tiara’s, met houten schildpadden, met simpele gerbils
En met verpletterende ara’s van Haydn.

Een vileine verpleegster betreedt de kamer van mijn moeder
Ze zegt tegen mijn moeder: ‘Je vingers zijn zelfs te dik om een naïef ontwapenend
Majorettemeisje van een lukrake straat in Roemenië te plukken
En haar in een specifieke kelder te folteren met een winkelhaak, met een oogbeitel
Met een broodmes uit Soest, met een harpoen, en met een plastic veulen.’
Mijn moeder zegt onverschillig: ‘Ja, ik denk dat je gelijk hebt.’
Ze bestudeert haar vingers
Ze is verzot op haar vingers
Ze heeft nooit ringen gedragen
De verpleegster verdwijnt en mijn moeder eet een rijstwafel
Buiten brult een fazantenstroper dat niemand hem iets kan maken
Een meute beschuldigt hem van de moord op een schriel zadelmakerkind
De fazantenstroper wordt aan flarden gescheurd
Hij heeft meer dan 1100 fazanten op zijn geweten
Maar de moordenaar van het ellendige schriele zadelmakerkind
Loopt nog vrij rond
Zo erg is dat niet, want de moord was een opwelling
En het zal bij die ene moord blijven.

Hoe is het ondertussen met mij gesteld?
Zeer slecht
Ik zit vol haat
Ik haat: opzichtige roetfilters, hypochondrische slakkenboeren,
Misnoegde kaarsgieters, lankmoedige dadaïsten, Moldavische tiramisurecepten,
Seksuele wijngaardbladeren, stickers van hyena’s, stickers van herten,
Stickers van extreemrechtse groeperingen, magneten van Matisse,
Magneten van Picassodoktersvissen, magneten van sfinxen,
Posters van anjers, posters van tijgers, posters van Molly Ringwald,
Posters van The Deer Hunter, pluchen aalscholvers, pluchen ijsvogels,
Pluchen kamelen, pluchen cockerspaniëls, bronzen windhonden,
Bronzen zeegoden, bronzen Jan-van-genten, bronzen geitenhoedsters,
Bronzen kompels, Tom America, De Panne, ongebruikte reddingsboeien,
Siberische praatjesmakers, bulderende meubelmagnaten, pafferige windzeilmogols,
Vadsige limonadetycoons, Vlaamse dichters die pseudo-integere verzen
Over de klimaatopwarming schrijven, Hollandse schrijvers met een afbetaalde
Sloep en volière, Ierse tapijtenwevers die zich inbeelden dat ze het warm water
Hebben uitgevonden, holle Mexicaanse hondenfluisteraars die het horen donderen
In Keulen wanneer een klant met een schnauzer het wil hebben over Van Halen,
Tropische drankjes op de lamlendige terrassen van sinistere Finse gehuchten,
Lugubere paardenmarkten, pedante onderwaterlassers die neerkijken
Op sadistische horrorfilms waarin chirurgen en duizendpoten triomferen,
Apathische corrupte zelfgenoegzame verloederde alpacafokkers
Die hun kleinkinderen misbruiken met poppenkastkangoeroes,
En God, misschien haat ik God nog het meest
Waarom?
Omdat Hij mij geen voorkeursbehandeling geeft, daarom.

Nu zit ik aan de keukentafel van de oude kruisboogschutter
Hij is niet thuis, hij woont een snookerwedstrijd bij
Zijn dochter is één van de snookerspelers
Ze is verdomd androgyn, ze is getrouwd met Christine
Een graatmagere frituurmandenmaakster
De oude kruisboogschutter heeft het lastig met de schaamteloze
Rebelse opzichtige homoseksualiteit van zijn enige dochter
Al moet hij bekennen dat ze sierlijk en wereldwijs oogt
In die zwarte glanzende pitteleer met lange slippen
Ik sta op en maak een omelet
De omelet heeft de kleur van een doedelzak
Ik zou graag opnieuw twaalf jaar zijn
Twaalf jaar zijn en niet koketteren met prostitutie en gekweldheid
Twaalf jaar zijn en in de leer gaan bij een Hondurese voodoopriesteres
Twaalf jaar zijn en een deathmetalband oprichten
Twaalf jaar zijn en een wasbeer van een gewisse dood redden
Twaalf jaar zijn en lezingen geven over funerair kannibalisme
Twaalf jaar zijn en een verdorven touwslager in de val lokken
Twaalf jaar zijn en een sadistische zonnebankuitbater ontmaskeren
Twaalf jaar zijn en een bedlegerige Cobraschilder vergiftigen met abrikozenpitten
Twaalf jaar zijn en mezelf onsentimenteel besnijden met een machete
Twaalf jaar zijn en succesvol de geest van Gogol oproepen
Twaalf jaar zijn en twee stenen doen vechten
Twaalf jaar zijn en mijn verrassend succesvolle deathmetalband opdoeken.

Maar ik ben oud
Ik ben oud hoor
Ik moet op een stoel zitten wanneer ik mijn schoenen wil aantrekken
Anders dreig ik mijn evenwicht te verliezen
Ik maak de omelet soldaat
De zon gaat onder, de zon lijkt op een moe getergde dromedarisbult
Mijn moeder valt in slaap en gaat dapper haar baldadige deltagolven tegemoet
Het was een vergissing van het ziekenhuis
Om haar slaappatroon af te doen als het amechtige dommelen
Van een neurotische kerkuil
Een blunder
Mijn moeder droomt dat ze samen met mij in een groene botsauto zit
Ik ben vijf jaar oud, ik heb een hazenlip
Onze botsauto wordt hard aangepakt en dat is natuurlijk de schuld van mijn misvormde gezicht
Dan verandert de droom van mijn moeder: ze herstelt een pluchen mandril
In de buik van een walvis
Er staan biechtstoelen en droogtrommels in de walvis
Mijn moeder plant kusjes op de kont van de gerepareerde mandril
Hij ontwaakt en onthoofdt haar met een sabel
Hij steekt haar hoofd in één van de droogtrommels.

Mijn moeder wordt wakker
Een weke hese lafhartige dokter beweert
Dat er niets aan de hand is met het slaappatroon van mijn moeder
Mijn moeder verlaat ontgoocheld en droefgeestig het ziekenhuis
Ze belt me op: ‘Fientje, je had me moeten zien!
Ik leek op een octopus met al die nappen op mijn schedel!’
Ik vraag: ‘Leek je niet meer op een Wit-Russische waterballetdanseres?’
‘Nee, Fientje.’
Ik verbreek de verbinding, ik loop het huis van de oude kruisboogschutter uit
Ik betreed een kerk en prevel: ‘Mijn moeder is een walvis,
Een octopus, een kerkuil, een merel, een whippet, een betweter,
Een schrokop, een poppenherstelster, een hoedenmaakster,
Een voddenraper, een degenslikster, een branieschopper,
Een taxidermist, een serieverkrachter, een kenner van geraspte kaas,
Een genie met schabouwelijke deltagolven.’

Het klopt
Alles klopt
Ik verlaat de kerk
De zon gaat onder en de maan heeft de kleur van een ratelslang
Ik keer terug naar het huis van de oude kruisboogschutter
Hij zegt korzelig en kortademig: ‘Mijn dochter is een lesbische snookerkampioen.
Een prachtige galante aristocratische schoorsteenveger met een gibbonstropdas
Probeerde haar tevergeefs het hof te maken, maar ze kuste liever Christine.’
Nu neem ik een bad, ik probeer verliefd te worden
Op de woorden ‘snookerkampioen’ en ‘gibbonstropdas’
Het lukt niet
Ik probeer verliefd te worden op de woorden ‘snooker, ‘kampioen’,
‘Gibbon’ en ‘stropdas’
Het lukt bijna, wat als het lukt?

Over de auteur

Delphine Lecompte