Gepubliceerd op: zondag 17 december 2023

Delphine Lecompte – Gezanik over de Apocalyps

 

De ontslagen kraanmachinist koopt een dozijn hamsters
En een groteske hoeveelheid pompelmoezen, in weerwil van de Apocalyps
Het is woensdag en de markt loopt leeg
Een alcoholistische grafdelver eet zonder decorum een suikerspin
Hoeveel decorum heeft men nodig om een suikerspin te eten?
De suikerspin glinstert en de grafdelver doet alsof hij een fee is
Ik zeg tegen hem: ‘Verander mij in een moordzuchtige metselaar
Die op het punt staat om een Moldavische zonnebankmogol de kop in te slaan
Met een afgrijselijk porseleinen beeld van een statige Afghaanse windhond.’
Maar de grafdelver laat zijn toverstaf vallen in een plas braaksel
En hij vraagt op onbeschofte, prozaïsche wijze of hij me
Mag meenemen naar het parkeerterrein van het opgedoekte zuivelmuseum
Om me van jetje te geven
‘Jetje is wurgseks,’ verduidelijkt hij
Ik zeg: ‘Oké.’

In de bus luister ik naar de gesprekken van mijn medepassagiers
Sommigen spreken over ontgroeningsrituelen met kogelmieren
Anderen nemen genoegen met praatjes over stomazakjes en de hittegolf
Mijn moeder belt me op: ‘Fientje, ik ben gisteren naar een poppenkastvoorstelling
Gegaan en deze ochtend ben ik blind wakker geworden!’
Mijn moeder beeldt zich in dat er een verband is tussen de poppenkastvoorstelling
En haar plotsklapse blindheid
Ik zeg: ‘Mama, vraag aan een slaafse schoorsteenveger om roet te gooien in je ogen,
Vraag daarna aan een kruiperige stukadoor of hij je borsten wil afhakken
Met een machete, verplicht tenslotte je oudste dochter om je afgehakte borsten
Opnieuw aan je lijf te naaien en om het roet uit je ogen te blazen.’
‘Jij bent mijn oudste dochter,’ zegt mijn moeder geërgerd
‘Ja.’
‘Ik ben helemaal niet blind.’
‘Waarom val je me dan lastig, mama?’
‘Omdat ik het niet kan verkroppen dat je populair bent geworden.’
Populair? Ik?? Dat is een gemene leugen!

Ik verbreek de verbinding, de alcoholistische grafdelver kneedt mijn schouder
Hij wijst naar buiten: naar schapen, naar verbrandingsovens, naar kromme
Plakkaten die neonazistische rockfestivals aankondigen, naar ontgoochelde
Bietenboeren, naar vertwijfelde reptielenwinkelmedewerkers,
Naar bebloede monarchkoekendozen en naar mooie gesluikstorte waarzegautomaten
Dan bereiken we eindelijk het opgedoekte zuivelmuseum
De alcoholistische grafdelver zegt: ‘Opgedoekt staat netjes.’
Hij drinkt in een mum van tijd een fles witte rum leeg en wurgt me lusteloos
Mijn moeder belt me opnieuw op: ‘Fientje, ik heb een onheilspellende slede
En een grappige diadeem voor je gekocht.’
Ik vraag: ‘Wat is er zo grappig aan de diadeem?’
Mijn moeder zegt: ‘Het is een diadeem met lichtgevende voelsprieten.’
‘Ah.’
‘Fientje, kom naar huis: ik heb een stel bekwame naargeestige schepselen uitgenodigd
Voor je duiveluitdrijving, het zijn vijf Zwitserse horlogemakers
En zes pedante onderwaterlassers.’

Ik schakel mijn telefoon uit en streel de uitpuilende buik
Van de alcoholistische grafdelver, hij grijnst als een piepjonge poolvos
Die voor het eerst in aanraking komt met aluminiumfolie
Met een onzichtbare suikerspinstok probeer ik een loslopende psychotische Aboriginal
Te veranderen in een loslopende mystieke chrysantenkweker, het mislukt
De alcoholistische grafdelver trekt zijn broek uit en vraagt beleefd om een pijpbeurt
Ik pijp hem plichtsbewust, het begint zachtjes te regenen
Ik ken zeventien verschillende bedeesde zeepzieders die van de regen houden
Maar ik ben slechts verliefd op één van hen
Ik ken zijn gewoontes uit mijn hoofd
Maandag: een Montenegrijnse messenslijper uitkafferen
Dinsdag: Rilke lezen
Woensdag: sabbelen op een rabarberstengel
Donderdag: rumineren over de Wikipediapagina van Killing Joke
Vrijdag: masturberen met een opgezette flamingo
Zaterdag: een dementerende orgeldraaier folteren met wasknijpers
En een klavecimbel
Zondag: gedisciplineerd en harteloos mailen naar Delphine Lecompte.

Ik trek mijn slipje uit en eis cunnilingus
De alcoholistische grafdelver zegt: ‘Je pudenda lijken op mislukte
Zeefdrukken van Kees van Dongen.’
‘Onzin!’
‘Ja, onzin,’ beaamt de onnozele grafdelver
Hij knielt en likt mijn uitwendige geslachtsdelen
‘Het is je geraden,’ sis ik
Ik kom klaar en de Apocalyps is een feit
De zachte regen verandert in een plaag van hamsters
En pompelmoezen, tot overmaat van ramp stroomt het parkeerterrein
Vol mensen die zich niet kunnen neerleggen bij de sluiting van het zuivelmuseum
De alcoholistische grafdelver negeert de stampvoetende meute
En valt als een tragische chinchillafokker in slaap
Hij droomt dat hij een jarige pistoolschilder is
Een weduwnaar met drie dochters die graag jakhalzen tekenen
Op de keldermuren, de jongste dochter is de enige met talent
Hij mag haar wel.

Ik fatsoeneer mijn pudenda en neem de bus
Naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Ik luister opnieuw naar de gesprekken van mijn medepassagiers
Bijna iedereen spreekt venijnig over de ontsierende melanomen van stiefvaders
En ex-geliefden, ik schakel mijn telefoon weer in
De oude kruisboogschutter belt me op: ‘Delphine, ik heb een marsepeinen
Kolibrie voor je gekocht, kom je naar mijn paleis?’
Ik zeg: ‘Ik ga eerst naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige
Vrachtwagenchauffeur, vraag me niet waarom.’
De oude kruisboogschutter zegt: ‘Je bent een zondares
Maar het is niet erg, wil je dat ik een vuurtoren voor je koop?’
‘Ja.’
‘Ik zal mijn best doen.’
De oude kruisboogschutter verbreekt bruusk de verbinding
Ik kijk gefascineerd naar de hazenlip van een melancholische baggeraar
Die de buschauffeur lastigvalt met een simpel neurotisch verhaal
Over een incestueuze imker die niets liever doet
Dan het verpulveren van pissebedden en kerststalletjes.

Dan bereik ik eindelijk mijn bestemming
De voormalige vrachtwagenchauffeur ligt in zijn bed zonder kleren
Het is al avond ondertussen, hij zweet en zegt:
‘Ik heb de ganse dag gezocht naar het juiste woord voor strijdbijl…’
‘Tomahawk?’
‘Ja, tomahawk. Kom naast me liggen, molletje.’
Ik trek mijn kleren uit en vlij me naast het ranke gehavende woeste
Gedrochtelijke Bijbelse lijf van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Hij kust me op de mond, een tikkeltje agressief
Maar daar hou ik van
Ik zeg: ‘De Apocalyps is begonnen.’
De voormalige vrachtwagenchauffeur vraagt: ‘Is het de moeite?’
‘Nee, het is sober en monotoon. Afgezaagd.
Knaagdieren en pompelmoezen vallen uit de hemel
De knaagdieren zijn ordinaire hamsters, het is een lachertje
Maar niemand grinnikt.’

We bedrijven de liefde
Ik denk aan de grafdelver die een suikerspin at
En tijdelijk een fee werd
Hij had de mensheid kunnen redden
Maar hij vond het belangrijker om witte rum te drinken
En een pijpbeurt te ontvangen op het parkeerterrein
Van het zuivelmuseum dat opnieuw zijn deuren heeft geopend
De voormalige vrachtwagenchauffeur komt hortend en korzelig klaar
Kwak, brij, troep, dril, smurrie, plaag
Ik zeg tegen hem: ‘Het zuivelmuseum werft nachtportiers aan.’
Maar hij negeert mij
Hij staat op en gooit een poppenkastwolf naar de volle maan.

Over de auteur

Delphine Lecompte