Gepubliceerd op: zondag 24 september 2023

Delphine Lecompte – Mijn moeder moet vaker springen

 

Elk jaar worden gemiddeld vijf miljoen mensen gek
Omdat hun kaders en planken scheef aan de muur hangen
Het is een ruwe schatting
Het zal mij niet overkomen
Als ik gek word dan zal het geen decoratie
Maar een onbeantwoorde liefde zijn die me de waanzin aandoet
Daarmee is alles gezegd
De oude kruisboogschutter vraagt: ‘Mag ik je blote buik zien?’
Hij klinkt kinderlijk en een beetje warrig
Ik zeg: ‘Elk jaar worden gemiddeld vijfhonderd mensen gek
Omdat ze zich inbeelden dat ze vastzitten in de buik van een walvis.’
De oude kruisboogschutter zegt: ‘Ik denk dat het er meer zijn.’

Ik verlaat het paleis van de oude kruisboogschutter en koop een trampoline
Voor mijn moeder die vaker moet springen
Wanneer ze springt berispt ze me niet over mijn fiscale onverantwoordelijkheid
En over mijn vreemde keuze om uitsluitend te copuleren
Met versleten truckchauffeurs, sadistische zadelmakers en mislukte berentemmers
Ik vind geen trampoline
Dan koop ik maar een emmer
Ik zal de emmer vullen met kikkerdril
En mijn moeder zal in de emmer blijven staan
Tot de kikkers amechtige parvenu’s en narcistische makelaars zijn geworden
De emmer is zwart
Zwart is de kleur van venijnige pantomimespelers en kleffe countryvedetten.

Ik zal het maar bekennen: in mijn nieuwe huis hangt er een plank
Scheef aan de muur en het kwelt me
Het huis is vergald
Ik moet voorgoed zwerven
In de Gouden Boomstraat kom ik een necrofiele tegellegger tegen
Hij draagt een opvallende trui: er staat een ooievaar op de trui
Met zijn snavel brengt hij een ingezwachtelde baby naar een onwaardig ouderpaar
De moeder is verslaafd aan cocaïne en documentaires over bijgelovige premiejagers
En de vader heeft enkel oog voor zijn ukelele en zijn tanden
De necrofiele tegellegger wijst naar mijn emmer en vraagt:
‘Waarvoor dient die emmer?’
Ik zeg: ‘Je bent veel te nieuwsgierig. De emmer is een geschenk voor mijn moeder
Ik ga de emmer vullen met kikkerdril
En mijn moeder verplichten om in de emmer te blijven staan
Tot de kikkers amechtige parvenu’s en narcistische makelaars zijn geworden.’

De necrofiele tegellegger grinnikt en zegt: ‘Jij gelooft nog in sprookjes.’
Ik zeg: ‘Ja, ik geloof in sprookjes en in bloed.’
Ik trakteer de necrofiele tegellegger op een glas roséwijn
In herberg De Wellustige Miereneter
De waard vraagt of ik nog steeds last heb van grijze ontlasting
Ik zeg: ‘Je verwart me met iemand anders.’
Iedereen staart naar mij, lichte spotternij in hun blik
Mijn emmer wordt gestolen door een sensuele poppenkasthersteller
Met wie ik eens op ponykamp ben geweest lang geleden
We waren acht
De hoofdmonitor vermoordde één van de kinderen
Het was lust
Ik was jaloers, ik wekte helemaal geen lust op
Eerder afkeer
Zelfs de pony’s mochten me niet.

Ik drink snel zes glazen bier, te snel
Ik kus de schouders en sleutelbeenderen van de meest verweerde stamgasten
Dan verlaat ik de herberg en ga ik op zoek naar de sensuele poppenhersteller
Ik vind hem op het strand
Naast een dode potvis
Ik vraag: ‘Weet jij nog de naam van het kind dat tijdens het ponykamp
Door de hoofdmonitor werd vermoord omdat hij zo verzot op haar was?’
‘Ik ben nooit op ponykamp geweest,’ beweert de sensuele poppenhersteller
‘Toch wel! Je was zo jaloers dat jij geen lust opwekte bij de hoofdmonitor
Slechts walg en aversie, ook bij de pony’s
Ze lustten je rauw.’
De poppenhersteller heeft mijn zwarte emmer tot de rand gevuld
Met gebroken sauskommen en bezoedelde schildpaddiademen
Ik gooi de inhoud in de zee en loop vlug weg.

Nu betreed ik de tuin van mijn moeder
Ze zonnebaadt, het past niet bij haar
Ik ga naar de vijver en vul de emmer met kikkerdril
Het klotsende geluid maakt haar wakker
‘Fientje, wat voer je toch uit?’ vraagt ze loom
Ik zeg: ‘Ik schenk je deze zwarte emmer
Je moet in de emmer blijven staan tot de kikkers
Amechtige parvenu’s en narcistische makelaars zijn geworden.’
Mijn moeder kijkt bedenkelijk
Ze maak een wegwerpgebaar dat in Litouwen als doodsbedreiging zou worden geïnterpreteerd
‘Ben je gelukkig in je nieuwe huis, Fientje?’ vraagt mijn moeder plots veel te scherp
‘Een plank hangt scheef, het kwelt me.’

Mijn moeder zegt: ‘Je moet vaker thuisblijven
Je bent rusteloos zoals je vader
Je doolt rond en zo kom je gespuis tegen.’
‘Geen gespuis, mama: mystieke chrysantenkwekers,
Zachtmoedige boomchirurgen, bipolaire garnalenpellers
En ouderwetse gepensioneerde stierenvechters
De créme de la créme van de richel.’
Ik druip af
De zon gaat onder en ik heb vandaag nog niets wezenlijks uitgespookt
Ik heb mijn tijd verprutst
Maar ik ben tenminste niet gek geworden
Dat is al veel.

In de Blokstraat maak ik een graatmagere pistoolschilder wijs
Dat ik jarig ben
Hij reageert veel te uitbundig
Hij zegt: ‘Ik ben verrukt! Ik wilde vandaag zo graag een echte jarige tegenkomen
En nu is het op de valreep gelukt!’
‘Welke valreep?’ vraag ik achterdochtig en beduusd
De pistoolschilder zegt: ‘Ik weet het niet.’
Ik neem hem mee naar mijn nieuwe huis
Hij ziet meteen dat er een plank scheef hangt
We drinken raki en luisteren naar Metallica.

De pistoolschilder vraagt: ‘Hou oud ben je geworden?’
‘Te oud om belang te hechten aan fluorescerende schoenveters en bananenschillen.’
‘Heel oud.’
We worden dronken
De pistoolschilder wil mijn jarige vagina likken
Ik laat hem begaan
Om middernacht kom ik klaar
Ik roep: ‘OOIEVAAR LAAT DE BABY VALLEN IN EEN STEPPE
DIE WORDT BEWOOND DOOR ZALIGE KOESTERENDE GOUDJAKHALZEN
HET OUDERPAAR VERDIENT DE BOORLING NIET HOOR JE MIJ???’

De pistoolschilder vertrekt naar zijn eigen huis
Vol pollepels, wereldkaarten, kaarsenstompjes,
Triangels, insectengidsen, verbanddozen, bromtollen en wandtapijten
Hij is zo ontzettend zwaarmoedig geworden
Omdat het vijf na middernacht is
En ik dus niet meer jarig ben
Hij moet op zoek naar vers bloed
Hij moet een jarige vinden
Die nog jong genoeg is om belang te hechten aan fluorescerende schoenveters
En bananenschillen.

Ik kruip in mijn bed, mijn moeder belt me op:
‘Fientje, kom je morgen couscous en okkernoten eten?’
Ik zeg lijzig: ‘Oké.’
We zwijgen in alle talen over de zwarte emmer
En over de kindermoord tijdens het ponykamp
Ik val in slaap en droom dat ik een begeerlijke slangenmens ben
Met een week karakter en een huiveringwekkende Bosnische neef
Die me probeert te chanteren
Ik ben jarig, helemaal alleen in mijn circuscaravan
Maak ik een marsepeinen touwslager en een chocoladen tamboerijnspeler soldaat
Daarna gooi ik de deur van mijn caravan open
En verdien ik een centje bij als toekomstvoorspeller.

Over de auteur

Delphine Lecompte