Gepubliceerd op: zondag 30 juli 2023

Delphine Lecompte – Kijk naar mij, ik hou van je vorsende fronsende blik op mijn zaklamp en genitaliën

 

Dieren kijken nooit naar mij
Ze sabbelen op mijn kraag
En vinden mij zelden problematisch
Ik zie de dieren: de vranke raaf in de goot,
De terneergeslagen os in de processie,
De nonchalante kat op de jeep van de incestueuze imker,
De vriendelijke nachtvlinder op mijn drempel
En de schizofrene orka in mijn boek over orka’s
De misantropische antipathieke Bernadette
Zegt dat ik geen adjectieven mag toekennen aan dieren
Ze heeft gelijk.

De raaf in de hinderlijke kinderachtige goot,
De os in de hypocriete bespottelijke processie,
De kat op de decadente zwarte jeep van de toxische incestueuze imker,
De nachtvlinder op mijn Bijbelse gespleten drempel
En de orka in mijn obscene glimmende boek over orka’s
Is het zo goed?
Hier zit ik dan: zonder adjectieven
Een sneeuwuil balkt boven een bestraffende barak
Waar Nepalese vrouwen hun onreine menstruatiebloed
Moeten dumpen op houten planken met spijkers.

Ooit was ik een vrouw zonder maandstonden:
Een jongetje in een roze bikini en met een strohoed
Zoals mijn idool Vincent van Gogh er een droeg
In een zelfportret dat ik kusjes gaf voor het slapengaan
Ik was negen, ik was tien
Ik ben nog steeds negen, ik ben nog steeds tien
De oude kruisboogschutter betreedt mijn woning met een geschenk:
Een schorpioen achter glas
Ik kijk bedenkelijk
‘Je houdt toch van schorpioenen?’
‘Ja.’

We gaan naar buiten, het is een risico
We lopen door een drukke winkelstraat
Ik zeg tegen de oude kruisboogschutter: ‘Ik wil
Een tweede geschenk, ik ben niet blij met de schorpioen.’
Verwend, ja
De oude kruisboogschutter koopt een zaklamp voor mij
Ik ben al mijn ganse leven verzot op zaklampen
In alle vormen, lichtsterktes en kleuren
Het liefst richt ik mijn zaklamp op een plafond
Wanneer ik in bed lig en de illusie van plagerige sjamanistische schimmen wil opwekken
Mijn voorouders waren aangename gezapige kannibalen
Die uitstekend zorgden voor hun veulens, muggen en papegaaien.

De oude kruisboogschutter koopt een kam en een stuk zeep voor zichzelf
Ik zeg: ‘Ik ken een Ierse grap over een kam
En een schunnig Bretoens liedje over zeep
Wat wil je eerst horen: de grap of het liedje?
De grap duurt het langst.’
Maar de oude kruisboogschutter wil noch Ierse grap
Over kam noch schunnig Bretoens liedje over zeep
Aanhoren, hij is somber
Hij is bijna negentig, hij denkt aan Congo
Waar hij bibberde en luisterde naar Connie Francis
En liefdesbrieven schreef voor zijn verloofde, een Hasseltse schoonheidskoningin
Die haar hart en vulva verpand had aan een corrupte amfibische koffiemagnaat
Maar dat wist de oude kruisboogschutter natuurlijk niet
Hij was dertig toen: machtig, guitig, hoopvol en geil
Wilde insecten en gloedvolle apen brachten hem in de war
Zijn enige vriend was een zadelmakerzoon
Die geobsedeerd was door het mythische verhemelte van baronessen
Op een nacht molesteerde hij de oude kruisboogschutter
De schaduwen op het tentzeil gaven alles prijs
De oude kruisboogschutter stuurde de zadelmakerzoon
Terug naar België, waar de deerniswekkende verguisde tragische knul
Zich ophing in de kelder van zijn ouders
Die niet van hem hielden en ook niet van zichzelf
Maar wel van elkaar en van hun tweejaarlijkse uitstapjes naar Reims
Waar ze in de etalages teddyberen en vingerhoeden bewonderden.

We eten mokka-ijs tegen onze zin
De oude kruisboogschutter maakt zich druk
Over de unisekstoiletten die plots zijn opgedoemd
In zijn herbergen, gilden, pannenkoekenhuisjes en bankfilialen
Hij kan niet mee, de evolutie is te agressief en te schetterend
Ik zeg toegeeflijk: ‘Het gaat allemaal erg snel, maar je went er wel aan
Of je sterft voor je eraan gewend bent geraakt
Dat zou jammer zijn
Cirkel of ovaal?’
‘Wat?’
‘Antwoord!’
‘Cirkel.’
‘Verkeerd.’
Ik laat een bol ijs vallen op het voetpad
Een antipathieke chowchow likt het ijs op met zijn blauwe tong
Ik bedoel: een chowchow likt het fabelachtige onheilspellende ijs op.

De zon gaat onder en ik heb medelijden met de oude kruisboogschutter
Hij werd verkracht in een verschrikkelijke slaapzak vol gekko’s
In een bloedstollende tent in Congo
Maar dat is niets in vergelijking met zijn huidige ontreddering:
Overal verschijnen vervelende provocerende unisekstoiletten,
Bitsige combattieve vrouwen met onaantrekkelijke kapsels presenteren
Zijn favoriete klusprogramma’s,
Ravissante transseksuele coniferenscheerders
Met boertige schokkende schorre stemmen spotten genadeloos
Met zijn brillantine en opgezwollen voeten
En dan zijn er nog de vele zwarte orgeldraaiers en buiksprekers
Die opzichtig en opdringerig Vlaamse podia en bibliotheken innemen
En geen rekening houden met de militaire linten
En weke rituelen van de oude kruisboogschutter
Het is donker en ik richt mijn zaklamp
Op een misnoegde kiwisorteerder die zijn schriele kind
Een rammeling geeft omdat het kind zijn ooglap
Heeft laten vallen in een plas braaksel.

Ik huil omdat het oog van het kind monsterlijk is
Maar desalniettemin zou het kind gekoesterd moeten worden
Het kind heeft er niet om gevraagd om geboren te worden
Met een problematisch lekkend etterend oog
Ik til het kind op en ren weg
Met andere woorden: ik ontvoer het kind
Ik neem het mee naar mijn nieuwe huis
Ik zeg: ‘Hier woon ik, daar ligt mijn schandalige groteske boek over orka’s
Kijk maar naar de prentjes met je gezonde oog
Terwijl ik me terugtrek in de badkamer
En masturbeer met mijn nieuwe heilige pragmatische zaklamp.’

Want ja: soms masturbeer ik
Soms masturbeer ik met een zaklamp
Soms masturbeer ik met een brandende zaklamp
De lichtbundel werpt een beschuldigend licht
Op mijn reproductieorganen
Die weigerden om een moeder van mij te maken
Maar nu ben ik toch een moeder geworden
Dankzij mijn roekeloze initiatiefneming in de schemerige winkelstraat
Ik ben een slechte moeder
Ik laat ijs en eieren uit mijn handen vallen
En ik verwaarloos mijn kind
Terwijl ik masturbeer verminkt mijn kind zichzelf met een gebroken sherryfles.

Het kind schreeuwt
Ik tier: ‘Je was al zo lelijk en misvormd?
Waarom moest je het nog erger maken??
Je bent ziek, nu pas begrijp ik je vader, zijn ergernis!’
Ik heb meteen spijt
Ik geef het kind een kommetje groene olijven
Het kind eet met lange tanden
Ik vraag: ‘Ben je misschien gehecht aan je vader? De wrede kiwisorteerder?’
Het kind knikt
Ik zeg: ‘Vergeet je vader, aan mij heb je meer
Ik ken een Ierse grap over een kam
En een schunnig Bretoens liedje over zeep.’
Het kind kijkt meewarig
Het heeft nog nooit gehoord van kam en zeep.

’s Nachts loopt het kind weg
Op kousenvoeten, zoals Sinterklaas
Of een eekhoorn
Nu ben ik weer alleen
Ik bel de voormalige vrachtwagenchauffeur op: ‘Kom nu!!’
Zo tiranniek alweer
De voormalige vrachtwagenchauffeur komt niet
Ik richt mijn zaklamp op het kommetje
Er liggen nog vier groene olijven op de bodem
Precies zygoten
Of pijlgifkikkers, mooi mooi mooi.

Over de auteur

Delphine Lecompte