Gepubliceerd op: zondag 18 juni 2023

Delphine Lecompte – Cynische Stella en Spraakzame Lampion, leer me jongleren

 

‘Cynische Stella, leer me jongleren!’
‘Je bent te oud.’
‘Spraakzame Lampion, leer me jongleren!’
‘Je bent een beest, ik zag nog nooit een beest jongleren.’
Cynische Stella en Spraakzame Lampion zijn twee junkies
Ik heb het nooit goed kunnen vinden met junkies
Maar zij zijn de enige mensen die nog echt kunnen jongleren
Echt de tijd nemen
Echt elk object aankunnen
Tien stuks in de lucht: courgettes, houten teckels, kandelaars,
Broodroosters, wijnkelken, schandknapen, gemummificeerde boktorren,
Wafelijzers en schildpaddiademen
De courgettes worden flitsen,
De houten teckels worden bliksems,
De kandelaars worden caleidoscopen,
De broodroosters worden steltlopers,
De wijnkelken worden carnavalstoeten,
De schandknapen worden bedaarde draken,
De gemummificeerde boktorren worden magische scarabeeën,
De wafelijzers worden fiere gespietste stieren
En de schildpaddiademen worden vreugdevolle katholieke explosies.

Ik droomde dat mijn vader zeventig werd in een bowlingzaal
Hij had veel vrienden, hij was kaal
Hij droeg een paarse vlinderstrik waar hij nerveus aan friemelde
Ik verraste hem met mijn jongleeract
We hadden elkaar bijna tien jaar niet gesproken
Ik was een zoon in de droom, ik droeg een pitteleer
Mijn mouwen waren te lang
Een ander familielid had een leeuw meegebracht
Hij was de snoeverige pelsjager van het gezelschap
In het oude Egypte waren het de vrouwen die jongleerden, ha!
Cynische Stella en Spraakzame Lampion zijn vrouwen
Vrouwen die me niet willen leren jongleren
Vrouwen die hun drugs niet met me willen delen
Cynische Stella had een man
Haar man werkte in een hertenragoutfabriek
Onderaan de ladder
Op een dag had hij er genoeg van
Toen hij thuiskwam vermoordde hij zijn drie dochters
Met een snoeischaar, Stella rende weg
De dorpelingen waren genadeloos achteraf
Voor Stella de wegrennende moeder
‘Dat doet een normale moeder niet
Een normale moeder beschermt haar kroost als een wild dier
Stella is een tegennatuurlijk kreng, het bewijs is geleverd.’

De kwaadsprekerij van het dorp zorgde ervoor
Dat Stella allerhande verslavingen ontwikkelde: lijm, sherry, krasbiljetten, mescaline
Ze werd dakloos en raakte bevriend met Spraakzame Lampion
In een satanisch park deelden ze een conservenblik kidneybonen
En de vriendschap was beklonken
Spraakzame Lampion wilde weinig kwijt over haar verleden
Behalve hoe ze aan haar naam was geraakt:
‘Een glasblazer die medelijden met me had
Gaf me een dikke rode mantel
Hij noemde me Autistische Pinguïn
Maar dat klopte niet
Dus herdoopte hij me Bezorgde Ananas
Maar dat klopte evenmin
Eigenlijk is Spraakzame Lampion ook niet de juiste naam
Maar de glasblazer vond dat hij lang genoeg
Had gezocht naar een geschikte geuzennaam voor mij
Hij was de zoektocht beu en ik moest mij neerleggen bij de naam Spraakzame Lampion
Wat ik deed, want ik aanbad de glasblazer
Maar toen hij op een ochtend mijn achtjarige aars probeerde te penetreren
Met een rottende opgezette wezel heb ik hem
Een koekje van eigen deeg gegeven, meer wil ik niet kwijt
Over mijn verleden.’

Cynische Stella werd door haar drie dochters Mama Ster genoemd
Maar na het snoeischaarbloedbad werd Mama Ster moeiteloos cynisch
Vandaar: Cynische Stella
Ze had ook: Diepbedroefde Stella kunnen heten
Of: Ontroostbare Stella, Kapotte Stella, Bittere Stella, De Wanhoop Nabij Stella
Maar Cynische Stella bekte het lekkerst, vond Spraakzame Lampion
Zij had Larmoyante Stella verplicht om Cynische Stella te heten
Cynische Stella en Spraakzame Lampion hebben geen tanden meer
Ze hebben wel nog eierstokken en pinken en oorschelpen en wenkbrauwen
En tientallen objecten om in de lucht te gooien
En te doen wervelen, zwiepen, ploffen, knetteren, zwieren, zwalpen, landen
In de palm, in de lucht, in de andere palm, in dezelfde lucht,
Palm, lucht, palm, lucht, palm, lucht, palm, lucht, palm, lucht, rust,
Drugs, nog meer drugs, visioenen, uitblazen, inhaleren en opnieuw jongleren.

Ik verlaat het park
En ga op zoek naar de analfabetische jongenshoer
Ik vind hem niet
Ik word getroffen door een irrationele
Waanzinnige gedachte die ik onmogelijk
Van me af kan schudden: ik ben ervan overtuigd
Dat ik de oudste dochter van Mama Ster ben
Ik werd het laatst weggemaaid
Ik zag hoe mijn vader mijn zussen afslachtte: virtuoos, zinnelijk en grinnikend
Dan was het mijn beurt: klungelig, gevoelloos en mopperend
Propte mijn vader de snoeischaar in mijn maag
Aan de houterige onverschillige manier waarop hij me om het leven probeerde te brengen
Merkte ik dat mijn vader nooit van me had gehouden
Ik stierf niet
Ik gorgelde
En deed alsof ik dood was, als een setter of een kindsterretje op commando
Papa controleerde me niet grondig, geen condens op het zakspiegeltje
Arme papa van de hertenragoutfabriek
Helemaal onderaan de ladder
Twee decennia lang, niemand kan dat volhouden
Ik streel de onzichtbare snoeischaar in mijn maag gepropt
Door een kille verkrampte goddeloze onbeminde hemeltergende vader
Nu jongleer ik met perziken, met verpakte condooms
Met zalige frangipanegebakjes, met smoezelige vuistheiligen
En met kleine Togolese afgodsbeeldjes
Die enkel ik kan zien.

Daar heb je de bedeesde zeepzieder
Hij kijkt kwaad naar een mosterdvlek op zijn broek
Gisteren ontmoette hij een duivelse ketellapper
Achter het spookbenzinestation
Ze bedreven de liefde, de ketellapper blies nonchalant kauwgombellen
Tijdens de daad en erna
De bedeesde zeepzieder zei: ‘Dat is respectloos.’
De duivelse ketellapper zei: ‘Dat ben ik ook: respectloos.’
‘Wat ben je nog?’ vroeg de bedeesde zeepzieder
‘Duivels, charmant, listig, inhalig en onweerstaanbaar.’
‘Eerlijk?’
‘Ik ben nooit eerlijk, nee.’
‘Als ik je mijn ziel geef wat krijg ik dan in ruil?’
‘Het vermogen om briljante origamibuideldieren te maken, rijen en stapels.’
‘Rijen en stapels origamibuideldieren… laat maar.’

Ik spreek de bedeesde zeepzieder aan
‘Zal ik je verlossen van de vlek?’
‘Welke vlek?’
‘De gênante mosterdvlek op je broek!’
‘Ah… oké, doe maar.’
Ik spuug op de broek van de bedeesde zeepzieder
En verlos hem van de vlek
Na de verlossing van de zeepzieder verlos ik mezelf:
Ik trek de snoeischaar uit mijn maag
En maak een grote hallucinogene knol soldaat
Het effect is krachtig, ik kan plots alles.

Ik kan een zoon zijn voor mijn vader
En perfect jongleren, ik draag geen pitteleer
Ik draag een utilitaire feestneus,
Een romantische beenprothese en een smakeloze leeuwenvacht
Ik kan calvados gieten in de keel van mijn vader
Ik kan doen alsof ik meedrink
Maar stiekem giet ik de inhoud van mijn glaasjes in een orchideebak
Ik kan mijn vader slepen naar zijn slaapkamer
Ik kan zeggen tegen mijn stiefmoeder: ‘Dans, gansje
Dans verder sloerie sloor pluimgewicht
Laat je pret toch niet vergallen door mijn dronken verwekker
Je hebt recht op een verzetje.’
Ik kan een diamantschijf nemen
En een hondsdolle fret
Ik kan sadistisch zijn, ik kan zoveel
Maar de leeuwenvacht wordt een tovenaar
De tovenaar redt mijn vader
Ik word weer een dochter, een wrokkige dochter
En ik kom in de hel terecht.

Over de auteur

Delphine Lecompte