Gepubliceerd op: vrijdag 29 december 2023

Varen

 

Jij met mij, Robbert-Jan Henkes (tekst) en Marga van den Heuvel (tekeningen), Querido 2017

Jij met mij, Robbert-Jan Henkes (tekst) en Marga van den Heuvel (tekeningen), Querido 2017

 

Dat vind ik nou leuk. Een gedicht in medias res beginnen. Met En. Trouwens, Maar en Want zijn ook leuk als eerste woord – misschien iets voor later.

Eerst was Varen een vervolg op het Onweerslied, waarna Jij met mij het varende drieluik afsloot. Maar in de Querido-bundel is de triamese triling gescheiden. En dat is wel zo goed. Zo wordt de eenheid van tekst over het hele boek uitgesmeerd in plaats van als een klont in een hoek te blijven liggen. Daar ga je anders maar overheen springen en dat is niet de bedoeling van deze drie gedichten, die heel goed afzonderlijk gelezen kunnen worden.

En we varen en we varen
Op de kabbelende baren
Op de kabbelende golven
Achtervolgen wij de wolken
Achtervolgen wij de wind
En in de nacht
Het sterrengrint

Ik hou niet heel erg van mooie woorden, zoals sterrengrint. Meestal geven ze me de kriebels. Walgelijk, dat mooi gezegde. Snottebellerig. Kijkmijerig. Maar hier kon het wel, want de sterrenhemel ziet er wel een beetje uit als uitgestrooid grint. En die citroen met de banaan als zon en maan in de eerste regels nemen het mogelijk al te wekelijk-sentimentele hopelijk ook wel weg.

Ook leuk vind ik de herhalingen die grammaticaal soms anders zijn, de tweemaal Op de kabbelende golven waarvan je de eerste als behorend bij de vorige en de tweede als behorend bij de volgende regel moet lezen. Ook leuk vind ik dat zon en water op elkaar rijmen, via zondag en zaterdag.

In het laatste couplet moest iets dat balanceerde op het randje van onverstaanbaarheid (of zelfs van Unverständlichkeit). Iets waarvan je denkt dat je het niet verstaat, of in elk geval niet begrijpt. De woorden die je hoort op het randje van wapen en slaken. Vandaar de ‘ouwe klare’.

In het Engelse zelfvertaling kon ik weer teruggrijpen op de gloaming uit Finnegans Wake (op bladzijde 226 regel 4, voor wie het wil nazoeken), waar ik ook al aan moest denken bij het vertalen van Beer in thee, die in een eerdere Simpel Is zich aan een verkruimelend koekje moest vastgrijpen.
Verdere verre her- en derderinneringen aan Finnegans Wake zijn – in het Engels – de donder, die ook al voorkomt in Thunderstorm Song (in het Nederland het Onweerslied, ook al eerder langsgekomen in Simpel Is), en het rieten mandje, de wicker basket. Niet alleen heet de hoofdpersoon van Finnegans Wake Earwicker, maar Dublin wordt er ook wel Wickerworks genoemd, en de inwoners door Joyce in zijn nachtboek the at Wickerworks (FW 288.28). Het lijkt wel literatuur geworden…

De vrijheid die vertalers moeten nemen om van iets enerzijds hetzelfde te maken en anderzijds iets nieuws en anders, zie je bij zelfvertalingen vergroot aanwezig, want bij zelfvertalingen accepteer je makkelijker dat de vertaler, die immers tevens de auteur is, die vrijheid inderdaad veroorloofd is.
Maar waarom ‘gewone’ vertalers dan niet? Die zijn evengoed even goede lezers en interpreten van het gedicht of het stuk proza. Misschien is het hele concept ‘zelfvertaling’ wel even onbehulpzaam als het concept ‘vertaling’.
Alles is origineel. Of dient dat te zijn.

 

varen_sailing_NL&E

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes