13 manieren om op een poëziebloemlezing te reageren
Onlangs verscheen de bloemlezing Dichters uit de bundel, De moderne Nederlandstalige poëzie in 400 gedichten. Recensenten reageren lauw en met te verwachten kritiek. Reden om eens op een rijtje te zetten welke reacties mogelijk zijn, en wat elke reactie voor deze bloemlezing betekent.
1. Je vertelt over de bloemlezer(s)
Meestal niet interessant, maar kan soms verhelderen. Hoe groter het aanzien van een bloemlezer, des te minder kritiek op diens keuzes.
Chrétien Breukers heeft een zeker aanzien in de poëzie wereld, maar door een scherpe eigen mening ook veel tegenstanders. Hij deinst er niet voor terug om bij zijn kritiek op de man te spelen, zoals onlangs bij de essaybundel Dichters van het nieuwe millennium. Dit verklaart voor een groot deel de lauwe ontvangst van deze bloemlezing.
Dieuwertje Mertens schrijft over gedichten en dichters. Zij heeft al jaren speciale belangstelling voor poëzie op het podium. Dit verklaart voor een groot deel de focus van de bloemlezing.
2. Je reageert op de inleiding
De bloemlezers willen laten zien dat poëzie leeft, maar vooral buiten de bundel. Daardoor veel aandacht voor dichters die het goed doen op het podium. De bloemlezing zet die in een traditie van gedichten die zich hebben ‘losgezongen van het papier’: gedichten die tot het algemene cultuurgoed behoren. Fantastisch natuurlijk om als jonge dichter jouw gedicht geplaatst te zien in dezelfde bundel als Jonge sla en Blues on tuesday.
Hoewel de tegengestelde trend ook zichtbaar is (dichters die de bundel als uitgangspunt nemen en niet het individuele gedicht), vind ik de premisse van de bundeling sympathiek. Wel jammer dat de bloemlezing zich zo sterk richt op het podium. Andere trends ‘buiten de bundel’ blijven onderbelicht. Internet wordt genoemd, maar niet poëzie films, de ‘bewegende’ gedichten van Tonnus Oosterhoff, poëzie in de architectuur en openbare ruimte en poëzie-installaties.
Erg ongelukkig is de poging om een tegelijk canonieke en niet-canonieke bloemlezing te maken. Sommige recensenten vinden deze bloemlezing canoniek en zien haar als zodanig tekortschieten. Andere recensenten vinden de bloemlezing niet-canoniek en dan is de eerste helft van de lijvige bundel domweg overbodig.
3. Je vecht de keuzes voor de dichters aan
Je bent het hier nooit mee eens. Voor iedere dichter die is opgenomen kun je vragen ‘Okee, maar waarom die dan niet?’ Het is opvallend dat veel Nederlandse dichters niet zijn opgenomen, maar wel enkele Zuid-Afrikaanse dichters in vertaling. Daarnaast staan er liedteksten in van o.a. Drs P, Ivo de Wijs en De Jeugd. Lovenswaardig en past goed bij het idee van de bloemlezing, maar waarom niet bijvoorbeeld Speenhoff, Lennaert Nijgh of Hans Teeuwen?
Mij persoonlijk stoort het ontbreken van Anneke Brassinga en Alfred Schaffer het meeste, maar hier zal iedereen anders in staan. Het maken van een selectie gebeurt altijd op basis van persoonlijke voorkeur.
De samenstellers leggen verantwoording af voor de principes achter hun keuzes, maar uiteraard niet per dichter. Hierdoor blijft het gissen naar de redenen, en blijft het makkelijk om de bloemlezers van willekeur te betichten.
4. Je vecht de keuzes voor de gedichten aan
Ook hier ben je het grotendeels mee oneens. Van je favoriete dichters wil je meer gedichten zien dan van een dichter die je minder goed vindt. En vaak ook andere gedichten. Het gaat de samenstellers er niet om de beste gedichten op te nemen, maar de gedichten die het beste passen bij het ‘buiten de bundel’ perspectief. Maar ook met dit gegeven blijft er veel onduidelijkheid over de keuzes.
Zo heb ik me bijvoorbeeld het hoofd zitten breken over de keuze voor ‘Suite voor G (deel 2)’ van Frank Koenegracht. Een geweldig gedicht, maar dat geldt voor het grootste deel van zijn oeuvre. Je zou hier één of meerdere gedichten verwachten die iconisch zijn voor Koenegracht. Bijvoorbeeld ‘Vroege sneeuw’, ‘Het vermoeden van Koenegracht’ of ‘Heb je alles bij je’ (waarvan de versregel ‘Denken vermindert de kans op vis.’ zich loszingt). Dat de keuze niet valt op een eveneens iconisch gedicht als ‘1975’ is nog wel begrijpelijk: dat is sterk verankerd in de tijd. En misschien is dat wel de achtergrond van de keuze voor ‘Suite voor G (deel 2)’. Dat zou met zijn boy-girl thema best heden ten dage door een jongere dichter geschreven kunnen worden.
5. Je wijst op onvolkomenheden
Spelfouten, drukfouten, vergissingen. Ze zijn er altijd in een werk zo omvangrijk als dit. Niemand die het erger vindt dan degenen die eraan gewerkt hebben. Verkneukelen is kinderachtig.
6. Je vergelijkt deze bloemlezing met een andere
De Dikke Komrij ligt hier voor de hand. Komrij had meer aanzien, maar zijn keuzes waren net zo onderhevig aan willekeur. Hij had bovendien de pretentie alle beste gedichten van twee eeuwen bijeengebracht te hebben. Goed dat deze bloemlezing minder hoog inzet, hoewel een canon van ruim een eeuw, én nadruk op de afgelopen 25 jaar én een ‘buiten de bundel’ perspectief best veel hooi op één vork is.
Behalve aan Komrij kun je denken aan Dichter draagt voor van Ramsey Nasr vanwege het multimediale aspect, en Sprong naar de sterren van Ruben van Gogh voor het geven van een tijdsbeeld.
7. Je stelt vragen bij de omvang
Het is een dikke bundel. Het zwaartepunt, geven ook de bloemlezers zelf aan, ligt op de laatste 25 jaar. Prima, maar waarom dan beginnen eind 19de eeuw? Ook als je nieuwe dichters in een traditie wilt zetten, kun je beginnen bij 1940, of 1960, of zelfs 1980.
8. Je doet niets
Altijd een mogelijkheid. Negeren is soms de beste optie.
9. Je vecht de keuze voor een papieren bloemlezing aan
De vorm van deze bloemlezing werkt prima om nieuwe gedichten op één lijn te plaatsen met canonieke gedichten. Om het ‘buiten de bundel’ aspect goed te laten uitkomen is een papieren bundel een rare keuze. Misschien hopen de samenstellers zo de gedichten van podiumdichters onder de aandacht te brengen van de ‘traditionele’ poëzieliefhebbers. Een CD, DVD, YouTube kanaal, website, festival, etc. zijn allemaal legitieme alternatieven.
10. Je vecht het idee van een bloemlezing aan
Poëzie promoten lukt alleen door prijzen uit te delen of bloemlezingen te maken. Allebei voornamelijk vanwege de reuring die ontstaat door de niet uit te sluiten willekeur.
Gevaar is hier dat je weinig over de bloemlezing in kwestie zegt.
11. Je reageert op de indeling
De delen omvatten een periode van 5, 10 of 20 jaar. Te beginnen bij 1890-1900 en eindigend bij 2010-2015. De gedichten staan in een deel overeenkomstig het jaar waarin de dichter is gedebuteerd. Het voordeel is dat dichters die bij elkaar horen, zoals de vijftigers, bij elkaar staan. Nadeel is dat een dergelijke samenhang ook wordt gesuggereerd waar die niet is.
12. Je richt je op de niet eerder gebloemleesde gedichten
En die staan volop in deze bloemlezing. Bijvoorbeeld enkele prachtige gedichten van Sylvia Hubers, die best in eerdere bloemlezingen een plaats verdiend had. En van dichters die de afgelopen jaren gedebuteerd zijn zoals Roos Rebergen, Jonathan Griffioen en natuurlijk Marieke Rijneveld. Ook bevat de bloemlezing gedichten die niet eerder in een ‘bundel’ gepubliceerd werden, bijvoorbeeld van Daan Zeijen en ACG Vianen.
13. Je geniet
Wat is er nou mooier dan languit op de bank met een dikke bundel prachtige gedichten? Laten we wel wezen: de meeste kritiek gaat over wat er niet in de bloemlezing zit, terwijl het voor ieders gemoedsrust beter is als we ons richten op wat er wel in staat. En dat zijn heel veel mooie gedichten. Geniet ervan.