EI 339: Pieter Boskma – Jongensvuur

Hij was al ruim een jaar aan bed gekluisterd en naderde de honderd. Niks ernstigs eigenlijk, de benen weigerden, ook zitten ging niet meer, die duizelingen hè. Niet meer kunnen werken, niet meer kunnen lopen, niet meer kunnen lezen, tja, daar lag hij dan. Ik verzin verhalen, vertelde hij, of zing liedjes in mijn kop, soms merk ik geschokt dat More...

EI 338: Hélène Gelèns – een uitgestrekt zandstrand geribd en gegroefd
een uitgestrekt zandstrand geribd en gegroefd alsof het strand met een reuzenkam werd gekamd bijna de kam door het zand kunnen zien ploegen huiswaarts More...

EI 337: Miriam Van hee – quarantaine (8)
hij heeft alles bewaard, aankondigingen van feesten, geboorten en veel overlijdens, verpakkingen, folders van warenhuizen en reisbureaus, hij hanteert, zegt hij, een methode, hij klaagt over tijdgebrek, kijk, More...

EI 336: Ocean Vuong – Houtbewerken bij het eind van de wereld
Een veldje, toen alles voorbij was: het licht van een lantaarn op een plek in het gras. Terug bij zinnen ging ik liggen in die warmte & wachtte tot ik wist. Toen verscheen die jongen, naast mij liggend. Hij More...

EI 335: Astrid Haerens – kamer I
je kan naar de deur lopen en terug en opnieuw naar de deur buiten wacht de ceder jij kijkt hoe de lucht zich vult met lichtgas hoe tegelijk je ogen droog je lichaam geen aanraking verdraagt je kan je schoenen More...

EI 335: Anne Provoost – De wereld op zijn einde
Kunst, eerwaarde heren en dames, zal de wereld op zijn einde niet maken op zijn einde, als het allemaal is afgelopen de aarde stil wordt na de klank van cimbalen zal er een pluim ontstaan een waaier van gruis More...

EI 334: Jacobus Bos – De zoon
Over de zee rennen wolven het strand op. Oorlogsschepen aan de horizon. Onder een hartstochtelijk heldere hemel de walvissen waar de jagers al dagen met hun harpoenen naar zoeken. Tot hij opstaat en valt More...

EI 333: Willem M. Hoyer – Triomf van de cent
Uit de weg vervelende cent Stop met dat gezeur, houd je mond, Jij bent van koper, smerig, zwart, Jij bent niets waard. Ik, ik ben zuiver zilver, Ik ben een nieuwe gulden, blank. Ik glim zo mooi Dat ieder More...

EI 333: Esohe Weyden – Geweven
ik droeg een vrouw die niet bij mij paste de kwellende dagen trotseerde ik met moeite mijn lenigheid verloor ik bij het verstrijken van de weken tot ik op een logge bebouwing uit de jaren dertig leek waar More...

EI 332: Harry van Doveren – OP DE MARKTRUÏNE EEN DRIEWIELIGE UIENHANDKAR
<—————————— geworpt. weegt.verworpt. afvalt. teveelt. onbruikbaart.Paard. ietst. —————|—————- te More...

EI 331: Jonathan Griffioen – (zonder titel)
de (trechter op het hoofd dragende) psychikus staat een gat te boren in het hoofd van de man die niet kan maar wel wil werken die het moment dat de kei uit zijn kop is gehaald zal More...

EI 330: Nachoem M. Wijnberg – Eromheen
Veel van Menno’s gedichten staan om één zinnetje heen – zoals omstanders om een geluk – vaak een halve regel, het juweel, makkelijk om te lezen, want hoe eroverheen te lezen? Maar hij schreef More...

EI 329: Maria Barnas – De wolven grommen onder de tafel
De wolven grommen onder de tafel. De dierbaren en de doden staren je aan en blijven staren wanneer je ze omdraait als speelkaarten waar je iets van verwacht. Je neemt een naald en verblindt ons een voor een. De More...

EI 328: Jane Leusink – Proloog
Wij kraanvogels in de stilte van wiegende waakzaamheid van bocht, van wolk, van het kapen van ruimte, drijven metgezellen evenwijdig met ons mee, wij zien naast ons de ander, zien haar die wij delen met de More...

EI 327: Esther Jansma – Er was eens een zij die een het had
Ze mocht het weer slaan van zichzelf. Ze denkt dat het een hersenschudding heeft. En ja, de klappen lieten er van alles in achter: een dreinend gefluit, een beschamend hoge gil en meer van die ruis waarop More...

EI 326: Marie Claus – Tot nu toe gaat alles goed
Pas op, hier huizen draken. Daar besluipt een wolf een lam. Ik hoef er niet naar te kijken, toch doe ik het steeds weer. Ik druk niet op pauze, bijt hard in mijn hand. Ik merk aan alles dat ik God over de More...

EI 325: Mustafa Stitou – De Steden 7
De jongen wiens leven mijn dood vervangt heeft zich achterover in de haag laten vallen zijn blinddoek in zijn mond gepropt zijn gezicht begraven in zijn bevende handen — hij kan zich niet overgeven aan More...

EI 324: K. Schippers – Beek op de vlucht
Is de beek er wel? Foto’s ter plekke, daar stroomt hij zonder ze te raken. Hele contactvellen, tientallen foto’s achter elkaar, met een lichte zwenking ontkomt het water aan z’n negatief. Er is hier More...

EI 323: Maud Vanhauwaert – Oude zussen
Ik vraag haar tot wanneer precies was elk meer een zee waren ’s nachts de maan en die mond nog een Wanneer groeiden wij, takken in die eeuwenoude boom van elkaar weg, geweien van een hert – eenheid More...

EI 322: Giselle Ecury – Dividivi
‘teken een boom’ zei de juffrouw op school en ik schetste een dividivi die scheef uit mijn papier ontstond en groeide in mijn dromen wees naar mijn geboortegrond heimwee in zijn takken ze begon hem uit More...

EI 321: Arjen Duinker – Autobiografie tot op de dag van vandaag (fragment)
Toen ik dertig was, Zei Josja: dus ik kom thuis, Staan er dertig kinderen in de tuin. Mijn kat van het dak gepleurd, kapot en zo, Kwijlend en bloedend en jankend van de pijn. Ik zit daar met die kinderen More...

EI 320: Moya de Feyter – Proloog
Is het een mens, een varken, een aap? Vlees of vis? Valt niet te zeggen. Het ongeboren wezentje More...

EI 319: Emma van Hooff – hoe mijn vader zijn wang
hoe mijn vader zijn wang op een aangespoelde vis legt zonder terug te deinzen voor de kou hoe hij het gespartel stopt door zijn gewicht zacht op de vis te leggen hoe hij de ogen waarachter angst die we allemaal More...

EI 318: Astrid Lampe – het wassende water heugt zich ons surfgedrag
het wassende water heugt zich ons surfgedrag en dat van de woestijnvaders het vermogen om met de kop in de veren te huiveren op een dun draadje koper de zondvloed uit te zitten of achter een schild van plexiglas te More...