De regels XXIV

‘zoo, schragend geleund in de nis der kimmen’ uit ‘Verhevene’, Hendrik Marsman Mensen die Marsman wantrouwen, hebben het hart op de juiste plaats. Marsman, met zijn voorkeur voor grote woorden en grotere gebaren, met zijn zwak voor alles wat kracht en macht uitstraalt, is geen frisse dichter. Vooral zijn vroege werk is puberpoëzie, verbale More...

De regels XXIII
‘Verlaat het rijk van de rot’ uit ‘Begrafenis’, Esther Jansma Wat rot is kun je niet meer gebruiken. Wat rot is gooi je weg. Waar het rot is daar vertrek je. Rot is een teken van de dood, van verteren en More...

De regels XXII
‘- de aarde is de vijand van de adem.’ uit ‘Foetus’, Jan G. Elburg De regel heeft de vorm van een definitie. Een logische propositie. De formulering is haast abstract, samengesteld uit even monumentale als More...

De regels XXI
‘Want maagdenbloed dat spreidt zoo breed’ uit ‘Heer Halewijn zong een liedekijn’, anoniem Je kunt mannen alles op de mouw spelden. Zeker als het gaat om de voor hen mysterieuze en toch zo begeerlijke vrouwelijke More...

De regels XX
‘synapsenhemel’ uit Minnezang, Kurt De Boodt Een regel kan ook een woord zijn. In Kurt De Boodts Minnezang zijn de regels (en in dit gedicht zijn dat er ongeveer 1050) vijf lettergrepen lang. Als een woord vijf More...

De regels XIX
‘grebbe cunera’ uit ‘uit de lek geschoten rivier rijst op’, B. Zwaal Als iemand zou denken dat de regel alleen klank is zou je het hem zo vergeven. Het is alleen niet waar. De betekenis is specifiek, concreet More...

De regels XVIII
‘waar zijn de naakten! waar is de duizel!’ uit ‘Hoe bloot’, Hélène Gelèns Een geschikte regel om mee op een feest te verschijnen. Trek je jas uit en vraag de gastvrouw: ‘Waar zijn de naakten! Waar is More...

De regels XVII
‘Haar zuil van zuchten wordt een wolkenkluwen.’ uit Awater, Martinus Nijhoff Zeven lange strofen lang is de eenzame, naamloze verteller van het gedicht aan het woord geweest. Hij heeft Awater achtervolgd door More...

De regels XVI
‘men moet aan alles een vorm geven’ uit ‘Iemand die zich doodmaakt’, Gerrit Kouwenaar Je hebt de neiging meteen instemmend te knikken. De regel staat zo rustig, zo helder op de bladzijde. Maar zodra je na More...

De regels XV
‘enkele stoeptegels veren terug van de vensters’ uit ‘voor wat onbereikbaar is zijn de kinderen te oud’, Hans Groenewegen De orde wordt gedeeltelijk hersteld. Er zijn al stoeptegels die terugveren. Misschien More...

De regels XIV
‘Wij op weg naar de wereld’ uit De methode, Dick Raaijmakers Dick Raaijmakers’ De methode is een van de merkwaardigste en eigenzinnigste boeken uit de Nederlandse poëzie. Toch staat Dick Raaijmakers niet More...

De regels XIII
‘slechts een naam en ster als boegbeeld;’ uit ‘Het sterreschip’, Ida Gerhardt Die naam, die ster, is Aldebaran, de helderste ster in het sterrenbeeld Stier. Het gedicht draait om die naam, die nooit wordt More...

De regels XII
‘Ochtend! Ode! Middag! Code! Avond! Bode’ uit ‘hooglied’, Jacob Groot Vijf uitroeptekens in een regel van zes woorden. Er ontbreekt er alleen één op de plaats waar je hem eerst zou verwachten: aan het More...

De regels XI
‘de wat’ uit Twee piepjes, F. van Dixhoorn Eigenlijk is het smokkelen, deze regel kiezen. Want de spelregel voor deze column is dat ik elke keer één enkele regel kies, en nu kies ik gelijk een hele bladzijde, More...

De regels X
‘Luister met uw lippen aan mijn oog’ uit Gesprek met mijn geheugen, Paul Snoek De intimiteit is zinderend. Je lippen toelaten op je oog, je hoort er niet vaak over maar het moet een blijk zijn van volkomen More...

De regels IX
‘Koester liefste onder je vreemde hart je favoriete zintuig.’ uit ‘Jongensplaats’, Anne Vegter Wat is je favoriete zintuig? Hoe neem je de wereld om je heen bij voorkeur waar? De meeste mensen zullen het More...

De regels VIII
‘Het is juli en wie moordt nog om een vrouw.’ uit ‘Pornschlegel’, Dirk Van Bastelaere De regel roept vier vragen op. 1. Wat hebben ‘Het is juli’ en ‘wie moordt nog om een vrouw’ met elkaar More...

De regels VII
‘De zekerheid van de imminente dood.’ uit ‘Bemuurde Weerd’, J.C. Bloem Apodictisch. Dat is het woord dat bij dit soort regels past. De dichter heeft zich, zo stelt hij met enig aplomb, een noodzakelijke, More...

De regels VI
‘Hoe een ding en ben ik zo zoekgeraakt?’ uit ‘Twee raadselrijmen die samen een antwoord vormen dat bij nader inzien is zoekgeraakt’, Fritzi Harmsen van Beek Staan er twee mededelingen in de regel, of maar More...

De regels V
‘Ik sterf van de boter in de koude wind’ uit ‘Vuurstenenmuur met kogelgaten’, Michael Tedja Niemand sterft van de boter in de koude wind. Er komen bij het lezen van deze regel wel mogelijkheden bij More...

De regels IV
‘De muntslag in het bouwwerk der stem’ uit Sinds dauw de dag, Hugues C. Pernath Het galmt. Er wordt geslagen. Wat wordt er gemunt? Het staat er niet, maar de eerste associaties neigt naar een woord of een uitdrukking. More...

De regels III
‘De stilte bekijkt zijn kont in een scherf’ uit Vrije encyclopedie, Maarten van der Graaff De kont van de stilte, hoe zou die eruit zien? Mager, benig. Nog eens aangescherpt door de randen van de scherf. De More...

De regels II
‘Het uitgerukte hart ziet er geen hand voor ogen.’ (uit: Schoonheid VII, Anneke Brassinga) Eigenlijk staat er niets. De regel vertelt wat iets dat niet zien kan niet ziet. In de eerste delen van More...

De regels I
‘een stout vertrek, een pralend schoon verlies.’ (uit: Cheops, J.H. Leopold) Waarom komt deze regel vaak bij me op? Waarom mag ik hem graag mompelen als ik er voorbeelden van zie, en zou More...