
EI 323: Maud Vanhauwaert – Oude zussen
Ik vraag haar tot wanneer precies was elk meer een zee waren ’s nachts de maan en die mond nog een Wanneer groeiden wij, takken in die eeuwenoude boom van elkaar weg, geweien van een hert – eenheid More...

EI 300: Herman Gorter – (zonder titel)
Gij staat zoo heel, heel stil met uwe handen, ik wil u zeggen een zoo lief wat, maar ’k weet niet wat. Uw schoudertjes zijn zoo mooi, om u is lichtgedooi, warm, warm, warm – stil omhangen van warmte, More...

EI 234: Poppe Laars – Nicht LaBot
zij haalde nooit de negen maanden, daarvoor hing haar licht te laag. vaak stond ze acht uren aan een boom gebonden als kind van drie wel te verstaan. niet de klompenmaker maar het werpdier was de zwavelbron More...

EI 225: Maud Vanhauwaert – Het stad is open nu
De eeuwen zijn in steen gesleten laag op laag op laag op laag een hermetisch gedicht is deze stad neem een troffel, lees haar traag een meisje uit de middeleeuwen drijft de jaarringen als hoepels voort tot More...

EI 220: Hester Knibbe – Gesloten
Voor elk jaar een ring rond je enkel je hals je geweten. Vergeet het eeuwige smeden van mottige banden van cirkels waarbinnen we moeten bewegen of stilliggen stom en onmachtig om op te staan een vuist te More...

EI 213: Kees van Domselaar – De vrije wil
Na de stoot ligt alle beweging op het laken feitelijk vast maar gaandeweg is het goed en aangenaam voor de aard van het spel domweg te geloven in de vrije wil van de bal ____ Dit gedicht gaat natuurlijk More...

EI 208: Tijs van Bragt – Notities van een niksnut
aan het raam waarin de ondergrondse zon altijd bovenkomt dat bleke kozijn en die hoepel van licht de dagelijkse nood een gedicht aan te vliegen hoe vang je een gedicht bij elkaar als je niets kunt hoelang More...