Gepubliceerd op: maandag 13 oktober 2025

EI 372: Jolanda Kooijmans – Constant

 

AUCTORIALE VERTELLER Lijkt van bij het begin afstand te nemen van het hoofdpersonage Constant. ‘de iezegrim is onder ons’, de onsympathieke mopperaar. Levert ongezouten commentaar op hem: ‘geen ruggengraat maar wel een hernia!’ en wenst hem zelfs dood: ‘in de cementkuip met ‘m / stort hem in een kolom van een viaduct in de Alpen!’ Spreekt de hoofdpersoon en de lezers aan: ‘Zoek het eens op’.

BODEM Onder de zeebodem bevindt zich een kathedraalachtig gebouw waar nog een beetje levende vissen als in een mausoleum aan de marmeren wanden zijn gehangen, naamkaartje ernaast. Verderop bevinden zich exemplaren van de mensheid uit vele eeuwen.

CONSTANT Hoofdpersonage van het vierde en laatste verhalende gedicht in Addertje. Vreemde naam in een bundel die bol staat van verandering en onberekenbaarheid. Nomen non est omen.

DUPE Met zijn volledige naam heet Constant de Klos. Een sprekende naam: hij voelt zich voortdurend het slachtoffer of speelt dat althans graag. Nomen est omen!

EVOLUTIE Toch is de brompot, hoe onsympathiek hij zich ook mag gedragen, geen flat character. In de loop van het verhaal wordt hij, net wanneer zijn slachtofferschap het duidelijkst is, a round character en krijgt zelfs sympathieke trekken. ‘Constant is extreem wakker /alles tintelt in hem / alsof iets heel kostbaars, iets heel dierbaars / dat hem ooit ontnomen was / op dit moment aan hem wordt teruggegeven’.

FILMISCH ‘als we zouden inzoomen op het wrak’, ‘het lijkt wel een film / maar het is de werkelijkheid’, ‘de kop van de Satan zou verschijnen / full face’, ‘daar zijn Constants vage contouren / daar zijn Constants scherpe contouren / en daar is Constant zelf’, ‘en het verhaal loopt af in één lang shot’.

GELIJKTIJDIGHEID Geconcentreerd in het voegwoord ‘terwijl’ waarmee tien opeenvolgende fragmenten beginnen.

HOLLANDS DIEP ‘Het Hollands Diep / waarvan hij [de Satan] als enige in de hele trein weet hoe diep het is’, het Veerse Gat, de Moerdijkbrug, de Haringvlietsluis, het Hellegat.

INTERTEKSTUALITEIT Het drastische en plastische in de vertelstijl doet denken aan Suske en Wiske, niet alleen in het geregelde optreden van de stripfiguren: ‘[terwijl] er pal voor de auto van tante Sidonia een grillige bliksem inslaat / in een oude eik’, ‘en Lambik de wacht houdt bij een gevangengenomen toverkol’, ‘tante Sidonia een pan soep over zich heen krijgt’, ‘en Lambik een ketelijzer in zijn gezicht krijgt gezwiept’. Allusies op Paul van Ostaijens ‘Melopee’ (zie einde OPSOMMING) en Hendrik Marsman.

JEROM ‘komt op de proppen met een miniatuurteletijdmachine / een teletijdmachine in een teletijdmachine’, waarbij het verhaalgebeuren van ‘Constant’ eerdere natuurrampen laat terugkeren: ‘flitsen wij met onze innerlijke teletijdmachine naar de vorige eeuw / op zoek naar wat elegante causaliteit // want misschien is dit een psychologische tekst / en zoo is het allemaal gekomen / haha ja’.

KETEN In de terwijl-episode hernemen de beginverzen van elk gedicht de slotregels van het vorige.

LAND(SCHAP) Overduidelijk het land waarvan wordt gezegd ‘God schiep de wereld, maar de Nederlanders hebben hun eigen land geschapen.’ ’Constant groeide op in een tegengehouden zeedelta / kijk, hier zien we de zeedelta; nog in zijn oorspronkelijke grilligheid / voortdurend geboren wordend in een verschrikkelijke complexiteit / én zoet én zout én orde én chaos én hel én paradijs’ Politiek gezien een ‘alles-onder-controleland’ (wensdenken). Het land is ‘vlak en strak als een spreadsheet’.

METAMORFOSE VAN DE TAAL De taal als kneedbare materie: ‘met een miskoop / blijft hij zitten hyperventileren als een lekke trekzak’; klanknabootsing: ‘een andere hand slaat hem flapflapflap’, ‘de hotseklotsende golven’; dubbele bodems ‘de ontaarde wereld’, ‘dieper dan de diepste treurnis’; beeldspraak ‘het regent loodlijnen / uit de donkergrijze wolken’, ‘onder de hoge lucht die een zoete pudding is’.

NEVENPERSONAGES Naast de striphelden uit Constants lectuur die veelal met iets naars te maken krijgen (zie INTERTEKSTUALITEIT): Gonnie van Weert, de nieuwe treinconductrice, op zoek naar zwartrijders – niet de duivel, wel Constant.

OPSOMMING

en zo drijft Constant in een totale omhelzing, voorbij hom en kuit
afscheidingen, uitscheidingen
beesten met overal mondjes die naar hem happen
overal lipjes, tongetjes, vaginaatjes, penisjes
penisjes met neusjes, neusjes met wratjes, wratjes met haartjes
overal eierstokjes, clitorisjes
zakjes
zakjes en tasjes met hengsels en klepjes
zijvakjes
stoeptegels
en een stuk van een harp
een harpoen
een voetbalschoen
in de lange watertrein
al naar de zee

PARATEKST ‘Het archetype van de duivel wordt opnieuw geboren in een veelheid van vormen en gedaanten en hij is verrassend anders dan je denkt.’ (achterplat)

QUO VADIS ‘Waar gaat de reis heen, Constant?’

REFERENTIALITEIT Historische (‘Sint-Elisabethsvloed’), topografische, geopolitieke (‘ [terwijl] de Russen steeds meer troepen naar de grens van Oekraïne sturen’), materiële (gestanste vlinders in het plafond van de treincoupé, een stapeltje stripboeken Suske en Wiske). Herkenbaarheid: ‘onze trein / die nu het donkere station van Breda binnenrolt / een volle minuut later dan afgesproken’, ‘waar een file staat / die vele malen langer is dan normaal op een donderdag’.

SATAN Constants antagonist, medepassagier eerst aan de andere kant van het gangpad, dan tegenover hem zittend. ‘de passagier die een beetje naar vis ruikt’. Later blijken de vissen zijn paladijnen. Hij heeft, zoals de middeleeuwers dachten, één groot oog, het boze, waarmee hij Constant onheilspellend aankijkt. In het station van Breda stapt hij even uit voor een kosmische excursie, alsof hij met de natuurkrachten een pakt gaat sluiten.

TREIN De gele intercity, doorlopend plaats van handeling en na de catastrofe ook dupe. Hoewel hij grotendeels het vertrouwde traject Breda – Rotterdam rijdt, heeft hij ook bijzondere eigenschappen: ‘De trein ontwijkt een zelfmoordenaar’, ‘de locomotief [die] / van ‘ja knikt’.

UITBREIDING De afzonderlijke deelgedichten worden steeds langer, de regels breder, de strofen omvangrijker, parallel met de verhaalgebeurtenissen, die een steeds grotere ruimte beslaan.

VOORUITWIJZING ‘een merkwaardig babyblauwe streep / is dat de hel?’, ‘het is een bui met een alles-of-niets-karakter’, ‘[terwijl] de Satan naar Constant zit te staren met wiebelende angel / en een dorstige blik’.

WATERSNOODRAMP van 1953, in eenzelfde strofe drie keer herhaald, waardoor het woord ‘snood’ wordt geactiveerd. ‘een heldere wereld die bij tijd en wijle in chaos ten onder gaat / ja dat is helderheid eigen: vies worden, nat worden, oud worden / instorten, verfletsen, verleppen / óf heeft de Satan er iets mee te maken?’ Mutatis mutandis herhaalt de geschiedenis zich met een natuur- en treinramp.

X-AS of horizontale: ‘we zitten in een trein op zeeniveau / erop of eronder / waar een trein het makkelijk zoeven heeft’, ‘een tegengehouden zeedelta’, ‘een ijle populier / languit op de bodem van de brede rivier’.

Y-AS of verticale: ‘wandelend in de bergen / struikelt hij over een zonnestraal’, ‘een viaduct in de Alpen’, ‘niet in een Alpenland’, ‘dat hoog in de atmosfeer / een kringloop op gang wordt gebracht / van steeds opstijgende warme en steeds neerdalende koude lucht’.

ZIEN ‘Constant ligt met zijn gezicht in het water en zijn ogen open / zoals alles in hem is opengegaan / zijn hart, zijn geest, zijn onbevangenheid / […] / hij ziet […] / hij ziet […] / hij ziet […]’.

 

 

Addertje
Jolanda Kooijmans
Uitgeverij Koppernik
ISBN 9789083463551

Over de auteur

- is criticus en literair vertaler: recentelijk Ann Cotten, Alle zwanen heten Reinhard en andere gedichten (2011), Spiel auf Leben und Tod. Die Auferstehung des Konrad Bayer (Schreibheft 79/2012), Norbert Hummelt, Geen veerman, geen Styx (2014, met Jan Baeke), Marion Poschmann, Landschap van wilde geruchten. Gedichten (2015), Konrad Bayer, idioot (2015), Konrad Bayer, de peer en ander proza (2017), Ernst Jandl, poëzieklysma (2017), Jean Paul, Gedachtegewemel (2018), Georg Heym, De gek (2019), Gerhard Rühm, het raam (2020), Novalis, Fragmenten/denkopdrachten (2020), Cornelia Hülmbauer, Cyclus V (2020)