De gummi-mummie, het mosterdmannetje en Vreuneke-Teuneke Bliereblane
De meeste monsters waarmee je wordt banggemaakt bestaan niet. Ze zijn verzonnen om je iets te laten doen, bijvoorbeeld slapen, of iets te laten laten, bijvoorbeeld wakker blijven. ‘Als je nu niet snel gaat slapen komt de Huppeldepup en die eet je op of die neemt je mee en dan kom je nooit meer terug.’ Flau-we-kul. Boemannen bestaan niet. Behalve eentje. Die bestaat wel. Hoe ik dat weet? Ik heb hem gezien, en ik heb er een foto van genomen. Het is een beetje vage foto, maar dat kwam omdat hij zo dichtbij was. Het was de gummi-mummie, en ik kon alleen maar uit zijn klauwen blijven als ik hem beloofde dat ik anderen voor hem zou waarschuwen. Dat hij zou komen als ze niet wilden slapen. Ik vroeg: Maar waarom moet ik anderen voor je waarschuwen? Kun je niet gewoon komen en ze bang maken? ‘Nee, je moet ze waarschuwen, want dan geloven ze je expres niet, die rotkinderen, en denken dat je het verzonnen hebt. Want kinderen geloven nooit iets wat je ze zegt. En als ze het dan niet geloven en ik kom echt, dan zijn ze EXTRA bang. Ha-ha-ha.’ Dat zei hij. ‘En dan moet je het ook meteen hebben over mijn vriendin het mosterdmannetje, want daarvan is nooit iemand bang en dat vindt mijn vriendin het mosterdmannetje niet leuk.’ Oké, zei ik. Doe ik. Dan waarschuw ik ook voor je vriendin het mosterdmannetje. ‘O, en dan moet je ook nog hebben over Vreuneke-Teuneke Bliereblane.’ Wie is dat? vroeg ik. ‘Weet ik niet,’ zei de gummi-mummie. ‘Die heb ik net verzonnen. Maar het is een heel eng monster! Echt waar!’ Ik beloofde het. Mag ik dan een foto van je nemen? vroeg ik. Anders geloven ze het misschien toch. Nou, dat mocht.

Dus nu schrijf ik op wat ik echt-echt-echt zweres heb meegemaakt. Wat dus moest van de gummi-mummie. (Zie foto.)
(Pollevieke-Ribbedebieke heb ik er zelf bij verzonnen.)
(Maar ik zou maar oppassen voor de gummi-mummie.) (Echt.) (Want die is echt.) (Heb ik zelf gezien.) (Zie foto.)
De gummi-mummie komt
Als er boven wordt gedonderjaagd
En er schijnt licht achter het gordijn
En er is al honderd keer gevraagd
Of het eindelijk stil kan zijn —
Dan, ja dan
Komt de gummi-mummie,
De gummi-mummie uit zijn hol
De gummi-mummie
En die zegt:
De maan is vol!
Fiedele-fiedele fijntje
Endje dentje doedeldom dijntje
De maan is vol!
De maan is vol!
De gummi-mummie komt en zegt:
De maan,
De maan is vol!
En wie er nu niet slapen gaat,
Die rek ik uit in een spagaat!
En wie er nu niet slapen wil,
Die rek ik uit tot aan z’n bil! …Als er boven wordt gezongen,
Gekeet, gevochten en gepraat
En er wordt op bed gesprongen
En het is al veel en veel te laat —
Dan, ja dan
Komt het mosterdmannetje,
Het mosterdmannetje uit zijn hol
Het mosterdmannetje
En die zegt:
De maan is vol!
Eletiere doeroendo,
Sippe sappele, siepe siep,
De maan is vol!
De maan is vol!
Het mosterdmannetje komt en zegt:
De maan,
De maan is vol!
En wie er nu niet slapen gaat,
Die plet ik plat als een tomaat!
En wie er nu niet slapen wil,
Die voer ik aan de krokodil! …Als jullie, kleine donderstralen
Zingen, bovenaan de trap,
‘Ik moet nog iets beneden halen’
En jullie slapen voor geen klap —
Dan, ja dan
Komt Vreuneke-Teuneke Bliereblane,
Vreuneke-Teuneke uit haar hol
Vreuneke-Teuneke Bliereblane
En die zegt:
De maan is vol!
Kiele-kiele kattedans,
Heiera-meiera walewal,
De maan is vol!
De maan is vol!
Vreuneke-Teuneke komt en zegt:
De maan,
De maan is vol!
En wie er nu niet slapen gaat,
Die hang ik in het prikkeldraad!
En wie er nu niet slapen wil,
Die prop ik in de duiventil! …Als het nog steeds niet zachter kan
En de klokken blijven slaan
En jullie zijn nog langes niet van plan
Om zoet naar bedje toe te gaan —
Dan, ja dan
Komt Pollevieke-Ribbedebieke,
Pollevieke-Ribbedebieke uit zijn hol
Pollevieke-Ribbedebieke
En die zegt:
De maan is vol!
Kiekeboe kiekeriekoe,
Durrele, durrele, melia mee
De maan is vol!
De maan is vol!
Pollevieke-Ribbedebieke komt en zegt:
De maan,
De maan is vol!
En wie er nu niet slapen gaat,
Verpulver ik tot nootmuskaat!
En wie er nu niet slapen wil,
Die stamp ik fijn als kikkerdril!
