Gepubliceerd op: zondag 28 september 2025

Delphine Lecompte – Chimpansee Isabelle

 

‘Een chimpansee Isabelle, en geen chimpansee Fientje?!’ schreeuwde ik verontwaardigd tegen mijn moeder. We stonden in het apenverblijf van de zoo van Antwerpen. Ik was zeven en woonde nog bij mijn grootouders in De Panne, maar dat bewuste weekend zorgde mijn moeder voor mij. Ik was jaloers dat er een chimpansee bestond die Isabelle was genaamd. Ik was nochtans geen voorstander van apen, maar Isabelle was mijn aartsrivale in het marktschooltje van De Panne. Ze was alles wat ik niet was: vlijtig, onderdanig, koket, nobel, sereen, onbaatzuchtig, elegant en eerlijk. Maar nog veel erger was het feit dat ze alles had wat ik niet had: een zachtaardige betrokken apothekersvader, een wijze ruimhartige apothekersmoeder, een oudere komische atletische broer en een excentrieke frivole tante die in Saint-Tropez woonde. Eigenlijk woonde ze slechts in Roeselare. Maar Isabelle beschreef Roeselare zo paradijselijk, zwoel, decadent, heet en weldadig, dat ik Roeselare ging verwarren met Saint-Tropez.

De chimpansee Isabelle was obsceen en bespottelijk, dat amuseerde me wel. De chimpansee Isabelle scheet en masturbeerde veel vaker dan de andere chimpansees. De chimpansee Isabelle masturbeerde tot bloedens toe. Het was problematisch. Ze gebruikte attributen, koorden, bananen en andere apen als hulpmiddelen bij het masturberen. Eigenlijk paste de naam Isabelle niet bij de chimpansee. De naam Fientje paste evenmin bij de chimpansee. Het was sowieso verkeerd om eigennamen aan wilde dieren te geven, dat had ik geleerd van mijn avontuurlijke lichtzinnige corrupte roekeloze oom Samuel de charlatan/ buikspreker/ goudsmid/ stukadoor/ bergbeklimmer/ neushoornjager/ vrouwenverslinder en staalarbeider. Hij was de enige in de familie die meer wist over de natuur dan over literatuur en beeldende kunsten. Zijn vader (mijn grootvader) misprees hem intens. Het was uiteraard wederzijds.

Mijn moeder zei: ‘Fientje, je mag niet jaloers zijn. Het is een slechte eigenschap.’ Ik zei: ‘Ik sta bol van de verdorven eigenschappen. Weet je dat nu nog niet?!’ Mijn moeder zuchtte. Ze droeg die dag een lichtblauwe jeansbroek, een strakke paarse trui en een badge tegen de Apartheid. De Apartheid lag op ieders lippen, behalve op de lippen van de kinderen. De kinderen hadden meer schrik van de Bende van Nijvel. De naam van mijn moeder was Sarah. O wat was ze trots op die laatste letter, de ‘h’. Nochtans werd de ‘h’ niet uitgesproken.
Mijn moeder had me in een veel te schattig geel kleedje gewurmd, het soort kleedje dat de keurige waardige onberispelijke apothekersdochter Isabelle goed zou staan. Gelukkig moest ik geen badge tegen de Apartheid dragen.

Na het apenverblijf vergaapten mijn moeder en ik ons aan een zeekoe die ongekookte alfabetspaghetti kreeg van een dorre uitgemergelde aseksuele gepensioneerde tapijtenweefster.
De tapijtenweefster zei tegen mijn moeder: ‘Ik heb de zeekoe geadopteerd.’ Mijn moeder vroeg pseudo-geïnteresseerd: ‘Wat houdt zo’n adoptie precies in?’
‘Elke maand stort ik een bedrag en dan mag ik ’s avonds na sluitingstijd foto’s komen nemen van Oscar.’
Mijn moeder zei: ‘Is dat alles?’
Ik zei: ‘Het is verkeerd om eigennamen te geven aan wilde beesten.’
De tapijtenweefster zei sentimenteel: ‘Oscar is niet wild, Oscar is een doetje.’
Ik probeerde de tapijtenweefster over de reling te gooien, maar ik was niet sterk genoeg.

Na de zeekoe bezochten we de poema’s. De poema’s hingen me algauw de keel uit. Mijn moeder hing me eveneens de keel uit, ze bleef maar doorbomen over Robbeneiland en Nelson Mandela. En over sinaasappelen die geboycot moesten worden, ik kreeg er kop noch staart aan. Ik liep weg. Ik liep terug naar het apenverblijf. Chimpansee Isabelle was weg! Haar naamkaartje hing er wel nog. Ik vroeg aan een zoomedewerker waar chimpansee Isabelle was. Hij zei dat er een operatie was gepland. De operatie zou ervoor zorgen dat Isabelle zich minder obsceen zou gedragen, haar compulsieve driftige masturbatiegedrag was namelijk een doorn in het oog van de bezoekers. Zo konden ze geen leuke foto’s nemen. De chimpansee Isabelle vergalde het dierentuinbezoek van de vele preutse mensen die wel de bonte kleuren en het volle ornaat van de wilde dieren in gevangenschap wilden zien, maar die niet geconfronteerd wilden worden met de wilde smerige ongepaste instincten van de wilde dieren. En ook niet met hun opengesperde aarsopeningen en geslachtsorganen. Ik moest de operatie tegenhouden! Chimpansee Isabelle had recht op haar masturbatiesessies, het was haar enige bron van vermaak.

Ik vroeg aan de zoomedewerker: ‘Waar ligt de operatiezaal?’
‘Waarom wil je dat weten?’
Ik antwoordde eerlijk: ‘Omdat het een regelrechte schande is dat chimpansee Isabelle onder het mes moet, enkel en alleen omdat ze graag eens frunnikt aan haar kleine schaamlippen!’
De zoomedewerker snoof en zei: ‘Een chimpanseevrouwtje heeft geen kleine schaamlippen.’
‘Wat heeft ze dan wel?’ vroeg ik nieuwsgierig.
‘Een vagina die nauw verwant is met de jouwe en een grote clitoris.’
‘Wil je mijn nauwe vagina soms zien misschien?’
De zoomedewerker zei geestdriftig: ‘Jazeker!’
‘Ik wil wel iets in ruil…’
‘Wat dan?’
‘Ik wil dat chimpansee Isabelle van naam verandert, ze moet Fientje heten.’
‘Akkoord!’
De hitsige zoomedewerker nam me mee naar de stilste plek van de dierentuin: de achterkant van de lammergierkooi. Ik tilde mijn kleedje op en trok mijn slipje uit. Ik schaamde me niet voor de remsporen. Mijn lichaamsvochten had ik nog nooit beschamend gevonden. De zoomedewerker vingerde mij hartstochtelijk. Ik kon me niet concentreren, ik dacht aan chimpansee Isabelle die straks chimpansee Fientje zou heten. De zoomedewerker ging op zijn knieën zitten en likte mijn vagina die nauw was, en nauw verwant was met de vagina van chimpansee Isabelle. Ik bestudeerde de kalende vlekkerige schilferige schedel van de zoomedewerker.

Toen alles achter de rug was vroeg ik: ‘Werk je altijd in het apenverblijf? Of ook op andere plekken in de zoo?’
Hij zei: ‘Ik sta in voor de poel van de antilopen. Die poel moet proper blijven, dat is mijn verantwoordelijkheid.’
‘Je bent dus in feite een antilopeverzorger?’
‘Dat klopt.’
Hij had me in het ootje genomen. Hij bezat de macht niet om de naam van chimpansee Isabelle te veranderen, hij was slechts een deerniswekkende armzalige laag-bij-de-grondse antilopeverzorger. Ik vroeg aan de antilopeverzorger: ‘Waarom heb je mij bedot?’ Hij haalde zijn schouders op, hij had geen wroeging.

Plots dook mijn moeder op. Ze vroeg aan de antilopeverzorger: ‘Heeft Fientje iets mispeuterd?’ Hij zei schuchter en bedeesd: ‘Nee.’ Mijn moeder fatsoeneerde mijn kleedje en nam me mee naar de kantine van de dierentuin. Ik kreeg een sandwich met kaas, maar ik had geen honger. Mijn moeder vroeg: ‘Wat scheelt er?’
‘Ik ben bang.’
‘Voor de toekomst?’
‘Ik heb schrik dat chimpansee Isabelle de operatie niet zal overleven.’
‘Welke operatie?’
‘De antimasturbatie-operatie.’
Mijn moeder zei snibbig: ‘Een dergelijke operatie bestaat niet, Fientje.’
Ik vroeg: ‘Kunnen we nog eens naar het apenverblijf gaan?’
‘Als je dat echt wilt.’
Mijn moeder en ik gingen nogmaals naar het apenverblijf. Chimpansee Isabelle was terug, oef. Ze had de operatie overleefd. Ze heette nog altijd Isabelle, maar ze masturbeerde niet meer.
Ik zei tegen mijn moeder: ‘Zie je wel! Isabelle masturbeert niet meer!’
Mijn moeder zuchtte en zei: ‘Ze is aan het slapen.’

We verlieten het apenverblijf, mijn moeder kocht ongevraagd een pluchen mandril voor mij. Ik zei: ‘Bedankt, mama.’ We keken nog een tijdje naar de flamingo’s. Betrekkelijk saaie dieren.
Mijn moeder vroeg: ‘Ben je gelukkig bij opa en oma in De Panne?’
‘Nogal. Ik krijg gewelddadige videospelletjes en vettige frituursnacks als ik erom vraag, en ze hebben bovendien een minzame pedofiele tuinman die mijn labia aait.’
Mijn moeder geloofde me niet, daar had ik op gehoopt.

Over de auteur

Delphine Lecompte