Tweedst
Als zich in een gedicht een woord aandient waar ik op moet rijmen – omdat het het belangrijkste woord in de regel is, of omdat het gewoon een heel leuk rijmwoord is – dan doe ik net als Makajovski1 en dan zoek ik net zo lang tot ik iets gevonden heb. En geef niet op of ga smokkelen of zo en verstop het woord op een niet hoevende rijmen plek in de zin.2
Ik wilde bijvoorbeeld heel graag op tweedst rijmen, in de zin van ‘hij was eerst en ik was tweedst’. Daar waren wel rijmwoorden op, maar dan moest ik er een verhaal bij verzinnen. Dat lukte gelukkig en het resultaat was Zwemwedstrijd:3
‘Hier is de rivier het breedst!’
Riepen we en we sprongen met een plons,
En man, we zwommen, zwommen, zwommen
Om als eerste aan te kommen.
Hun kwamen net iets eerder aan als ons,
Maar de onzen waren wel mooi tweedst.
Maar soms lukt het ook niet of nauwelijks.
Noten.
1 Bij mij op de maan, Van Oorschot 2016, blz 529.
2 Deze sowieso niet erg soepele constructie in het Nederlands is langzaam aan het evolueren en gaat over in het nu nog ongrammaticale ‘een niet hoeven rijmende plek’, zie Neerlandistiek, Niet durven gokkend van Ronny Boogaart op 30 mei 2025. Ik had natuurlijk net zo makkelijk kunnen zeggen: ‘en verstop het woord op een plek waar het niet hoeft te rijmen’.
3 Wit als een wat, Querido 2018, met tekeningen van Charles Michels, ook de bovenstaande van de zwemwedstrijd op bladzijde 96, waarvan hier de schets uit zijn schetsboek is afgebeeld.