Gepubliceerd op: vrijdag 6 juni 2025

De Theseus-paradox

 

De Theseus-paradox luidt: hoeveel kun je van iets veranderen voordat het niet meer het oorspronkelijke ding is. Is een flauwekulparadox natuurlijk, want ik is ik en elk moment verandert sowieso alles, door slijtage, de tijd enzovoort. Ik is wie zich ik noemt.

Maar toch, als je de vraag stelt, puur en sec: is een bijl waarvan eerst het blad is vervangen en vervolgens de steel nog wel de oorspronkelijke bijl? Dan zul je je even achter je oren krabben en het niet meer weten. En daarvoor doe je het, als kinderdichter, om je lezers, al is het heel even, gek te maken.

De vorm ontleen ik aan de educatieve maar desondanks soms heel erg goede gedichten van Samoeïl Marsjak waarin de techniek, de vooruitgang en de overwinning van de mens op de natuur bezongen worden, jawel, vreselijke onderwerpen natuurlijk, maar technisch zitten de lange gedichten (‘sprookjes’ heten die in het Russisch) zo goed in elkaar dat ze bijna onweerstaanbaar zijn en ondanks alles klassiek zijn geworden – hoewel daarbij ook een grote rol is weggelegd voor de onsterfelijke constructivistische tekeningen van Marsjaks voornaamste illustrator Vladimir Lebedev. Al werd het allerbekendste het de vooruitgang ophemelende gedicht, over de post, geheten Post, dat werd door Michaïl Tsechanovski geïllustreerd.

Bij mij gaat het over een bijl.

Is onze Bijl onze Bijl nog wel?

Onze Bijl was een geharde vent, een volwassen en ervaren instrument. Hoe vaak was hij al naar ’t woud geweest om er allerhande hout te hakken en te kappen met rake, strakke klappen van het gepolijste glad van
      1) zijn vlijmend scherpe blad en
      2) zijn spijkerharde steel?
Maar nu – was hij niet meer heel.
Bij het vellen van de bomen was er plots een scheur gekomen in het scherpsnedige metaal…
Stuk. Kapot. Kapoerewiets.
Einde verhaal? En verder niets? Kon huil-huil-huil mee met het grofvuil?
Niet helemaal.
Onze Bijl kreeg snel een brandnieuw blad, versgesmeed – goed voelde dat! Meteen kon hij weer aan de slag – nee, aan de slágen. Dag na dag kon je hem weer hout zien hakken, de dikste bomen, dikste takken, tot – of de duivel ’t erom deed – ineens zijn steel in tweeën spleet…
Stuk. Kapot. Kapoerewiets.
Einde verhaal? En verder niets? Kon jammer maar helaas, chocopasta pindakaas, huil-huil-huil mee met het grofvuil?
Niet helemaal.
Want: geen nood, in allerijl kreeg onze Bijl een splinternieuwe, ongespleten, spijkerharde kwaliteitssteel aangemeten, glad van kerf en sterk van nerf, perfect van pasvorm op het blad, en fraai van zwaai – goed voelde dat!
En snel ging hij weer aan de slag – nee, aan de slágen. Dag na dag kon je hem weer hout zien hakken, hout zien houwen, de dikste bomen, dikste takken.
      En
        zo
            werd onze Bijl
        weer helemaal
                                de ouwe,
        weer helemaal
                                heel.
Hoewel…
Een heel nieuw blad en heel nieuwe steel…
        Misschien is er toch iets mis.
Heeft hij zich zo laten verbouwen dat hij nu compleet…
        een ander is?

_____
Op de illustraties een paar bijlbevattende kaften, Het werkertje van Rachel Engel, tekeningen van Vladimir Konasjevitsje uit 1929, en Hout van A. Zajtsev, tekenaar ongenoemd, 1931. Het patroon met bijl en zaag komt uit Zagatovka Drov, Houtproductie van O. Vakar, tekeningen Boris Krjoekov uit 1930. Alles te vinden op het togdazine.
In Bij mij op de maan heb ik van Marsjak de eductaieve gedichten Hoe de schaaf een schaaf maakte, en Post opgenomen.

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes