Het geheime leven der striphelden
Als ik zou moeten zeggen waar ik dit nu weer vandaan had, uit welke hersensoep ik dit nu weer heb gelepeld, dan zou ik zeggen dat het enige ingrediënten vertoont van Kamagurka’s verhalen over stripfiguren, zoals verteld door Bob Plagiaat. Bob Plagiaat – en dat vind ik nog steeds een geniaal idee – begint in het album De tintelende titel Suske en Wiske-dagstrookjes na te vertellen, maar hij komt daarbij niet verder dan één of twee plaatjes per keer, en als lezer zie je dan onmiddellijk een enorme serie navertelde strookjes voor je, die steeds verder achterlopen op de strookjes die worden naverteld en ze ook nooit zullen bijhalen – ja, de lust bekruipt je om de navertelde strookjes in een nog vertraagder tempo ook te gaan navertellen, zodat er een slak achter een schildpad achter een haas aangaat.
Bob Plagiaat houdt het navertellen niet lang vol en valt in slaap, waarna we een portret van Eddy Wally krijgen (ik vertel de eerste bladzijden van De titelende titel nu na, want het geheime leven der stripfiguren moet nog komen), die bekent dat hij zelden stripverhalen leest omdat hij zo weinig tijd heeft, en als hij eens tijd heeft, zegt hij, terwijl zijn gezicht is veranderd in het foedraal van een verrekijker, dan leest hij liever een gedicht van Herman de Coninck. Welk gedicht dat is, vermeldt Kamagurka dan weer niet, dat zullen we tezijnertijd zelf moeten uitzoeken.
Vervolgens verplaatst het verhaal zich via een tekening van een vaas naar de strip van de Rode Ridder, dan naar Nero, vervolgens naar De Koninklijke Akademie voor Striphelden en Konijnen waar meneerke Plagiaat in de rij doppers (d.i. stempelaars) zich achter Lambik aansluit. Kijk, hier heb ik de Academie vandaan, zie ik nu! Maar we zijn er nog niet, want als we de bladzijde omslaan, schrijft Bob Plagiaat zich bij de Akademie in als stripheld met als motivatie dat die nooit kaka doen. Dat blijkt een misvatting, en ze doen notabene ook pipi. Vandaar de regels in mijn verhaal over Proppie Vet en Vel-over-Been dat striphelden nooit naar de wc mogen. Hetgeen niet helemaal in overeenstemming is met de blik achter de schermen die Kamagurka ons geeft, maar anderzijds ook zo uitgelegd kan worden dat striphelden, als ze in beeld zijn, niet naar de wc mogen en zich moeten terugtrekken in de coulissen.
Enfin, in De tintelende titel krijgen we nog allerlei gruwelen te verwerken, onder andere een Smurfenfestijn, voordat Bob Plagiaat op het idee komt om zelf een stripverhaal te maken, en zijn held ‘noemt’ (Vlaams voor ‘heet’) Cowboy Henk, al zegt hij daarbij dat het in tegenstelling tot Zorro is.
Al met al behoren die luttele bladzijden tot mijn (vele) favoriete Kamagurka-exercities. Ik moet ook denken aan een interview met Kama waarin hij vertelde dat hij toen hij klein was de eerste bladzijde van Suske en Wiske altijd het beste vond, als ze thuis waren en er nog niets gebeurde: zodra het avontuur begon verloor hij zijn belangstelling. Ik kan me dat heel goed voorstellen, want waarom in een tijdruimtemachine stappen als je thuis net zulke absurditeiten kan meemaken, of meemaakt, als je ze maar ziet.
Niettemin is dit mijn ode aan het stripwezen, waar alles kan en en niets hoeft, waar in tegenstelling tot de literatuur nog steeds de vrijheid heerst, lees bv. de strips van Lewis Trondheim maar, welke maakt niet uit, over Lapinot (Kobijn in het Nederlands) bijvoorbeeld, of zijn experimentele strips bij l’Association. Zeer prachtig.
Proppie Vet en Vel-over-Been
Er waren eens twee stripfiguren, Proppie Vet en Vel-over-Been, en die beleefden avonturen! Maar een strip hadden ze geen. Geen plek dus om al die avonturen nog eens na te lezen. Dat deed pijn en vonden onze striploze figuren niet echt zeg maar superfijn.
Wat te doen? Ons Proppie meende: ‘Solliciteren! Bij de Donald Duck!’ Daar vroegen ze: ‘Zijn jullie eenden? Nee? Dan hebben jullie geen geluk.’
Vel-over-Been ging toen naar Kuifje, maar daar zeiden ze meteen: ‘De reeks is afgelopen, druifje, probeer het eens bij Vandersteen.’ Vel-over-Been riep: ‘Suske en Wiske! Dat zou super zijn! Niet niks! Tussen de Obelisk en Asterisken!’ (Proppie Vet zei: ‘Het is Asteríx.’) Maar bij Vandersteen hoorden de figuren van de baas: ‘Het is wel stom, maar wij doen niet meer aan karikaturen, sinds Sidonia en Jerom.’
‘Zijn jullie Galliërs of Romeinen?’ vroegen ze bij Asterix daarna. Bij Lucky Luke was plaats voor treinen, de rest was al bezet, dus tja…. Ze wilden bij de Billie Turfen, ze gingen naar de Robbedoes, ze probeerden het als Smurfen, en zelfs bij de Kiekeboes! Nergens werden ze aangenomen voor een rolletje in een strip: zelfs niet onder een tram gekomen, of voor lijk op een piratenschip.
Daar zaten ze en zeiden: ‘Jemie, we doen kennelijk wat verkeerd. We vragen het de Stripacademie, die hebben ervoor doorgeleerd.’
‘Jawel, jelui doet het verkereld,’ zeiden ze daar: ‘Je bent niet plat! Voor leven in een platte wereld moet je zelf zo plat zijn als een blad. Je moet praten in ballonnen, en je mag nooit naar de wc. Dat hebben wij niet zelf verzonnen. Zo zijn de regels. Durf je? Doe je mee?’
En na al hun avonturen antwoordden ze alle twee, onze striploze figuren: ‘Als het zo zit, – doen wij mee!’ Een hele reeks gingen ze maken, Proppie Vet en Vel-over-Been, vol met allerhande zaken! gaan solliciteren was deel 1.