Gepubliceerd op: vrijdag 25 april 2025

Nieuwe avonturen van professor Feith

 

Professoren in de literatuur, daar kan je er geen genoeg van hebben. Ik noem Zonnebloem, Barabas. Van Helsing. Professor Pi. Prlwytzkofsky. En, sinds vorige week, professor Feith, ongetwijfeld een nazaat van Dr. Faustroll en Dr. Frankenstein.

Professor Feith is van de oude verstrooide stempel. Brillen kwijt, weg kwijt, oriëntatievermogen kwijt. Wat kan de goede prof nog meer kwijt zijn? Zo gauw ik het weer weet, worden de avonturen vervolgd.

De onbegrijpelijke paradox dat de overkant verdwijnt zo gauw je er bent werd ook al bezongen door Drs. P. in zijn filosofische lied De veerpont (alias Heen en weer):

De oever waar we niet zijn, noemen wij de overkant,
Die wordt dan deze kant, zodra we daar zijn aangeland.

Tegen dezelfde hardnekkige ongrijpbaarheid loopt professor Feith aan in het lied:

Professor Feith en de overkant

Professor Feith liep over straat, over straat liep hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

Hij wilde naar de overkant, de overkant wou hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

Professor Feith vroeg aan een man, aan een man vroeg hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

Waar vind ik hier de overkant, de overkant, vroeg hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

De man wees naar de overkant, de overkant, wees hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

Professor Feith stak over toen, over toen stak hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

Professor Feith keek om zich heen, om zich heen keek hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij

De overkant, waar istie dan, waar istie dan, vroeg hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

Professor Feith vroeg aan een vrouw, aan een vrouw vroeg hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

Mevrouw, is dit de overkant, de overkant, vroeg hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

Meneer, daar is de overkant, de overkant, zei zij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

En zij wees naar de overkant, de overkant wees zij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

Professor Feith stak over straat, over straat stak hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

Weer vond hij geen overkant, geen overkant vond hij
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

’t Is altijd aan de andere kant, de andere kant, zei hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

En hij ging zitten op de weg, op de weg zat hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

‘Ik wacht totdat de overkant, de overkant,’ zei hij,
met zijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.

‘Totdat die komt, die overkant, die overkant, naar mij,
met mijn hoed en wandelstok, wandelstok opzij.’

_____
De illustratie is van Elena Pereverzeva.

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes