Gepubliceerd op: zaterdag 19 april 2025

KP48: Ida Gerhardt

 

Ichthus

De vis getrokken door mijn hand
en even vrij nog van de golven,
zal straks gewist zijn van het strand
en door de grote vloed bedolven.
Maar in het water dat hem nam
zwemt levende het monogram.
Geheime trek van tij en maan:
Hij zal op alle kusten staan.

 

 

Titel en vorm
Ida Gerhardt hanteert in het voorliggende gedicht als centraal thema het begrip ‘Ichthus’; een veel gehanteerd symbool in het ontluikende Christendom aan het begin van de christelijke jaartelling. Het Griekse woord betekent ’vis’. Tijdens de wrede vervolgingen van de vroege Christenen in het Romeinse Rijk is de vis als tekening een geheime code die ondergrondse Christenen gebruiken om met elkaar in contact te treden. Omdat het woord ‘vis’ in letterlijke zin in geen enkel opzicht naar de nieuwe maar dan nog verboden religie verwijst, is de afbeelding ervan in die tijd een onopvallende verwijzing naar diegenen die zich tot het vroege Christendom bekennen.
‘Ichthus’ is namelijk een acroniem, een zogeheten letterwoord. De letters verwijzen naar de beginletters van de Griekse woorden: ’Ιησους Χριστος Θεου Υιος Σωτηρ’ ofwel ‘Iesous CHristos THeou hUois Soter’; in het Nederlands: Jezus Christus, Zoon van God, de Redder. Het symbool verspreidt zich vervolgens over alle continenten en is tot op de dag van vandaag een betekenisvolle verwijzing naar Jezus als de Verlosser.

De titel laat er dan ook geen twijfel over bestaan: dit gedicht gaat over Jezus Christus (JC). Het acroniem bestaat feitelijk uit drie synoniemen, evenwoorden of identiteiten, namelijk ‘JC = de Zoon van God = de Redder’. Ichthus lijkt daarbij te zijn de kortste parafrase van de Twaalf Artikelen van het christelijk geloof, zijnde het Credo in unum Deum … Met de derde term in het uitgeschreven acroniem wordt bedoeld Christus als Salvator Mundi: als de Redder van de Wereld die wegneemt de zonden van de wereld.

Met de titel is tevens de teerling geworpen: de dichteres heeft haar keuze gemaakt. Zij zoekt Hem en werpt een vangnet over haar uit vuur gesmede woorden maar de juiste woorden lijken haar als water door de vingers te glippen. Het mysterie is ook voor de dichteres te groot.

Het gedicht bestaat slechts uit acht versregels, een octaaf dat als zelfstandig gedicht ook wel wordt aangeduid als een huitain. Huitain, omdat de inhoud in acht versregels geconcentreerd is rond één thema. In dit geval: de Zoon van God. Vanuit die invalshoek is het gedicht eveneens te beschouwen als een hymnische stanza.

De taalvirtuositeit van de dichteres blijkt onder meer uit het kunstig gewrochten eindrijm: ababccdd. Steeds telt elke versregel daarbij consequent vier jambische versvoeten. Het vers is in dat opzicht een tetrameter en is te beschouwen als een allegorie.

De betekenis van het gedicht
De woorden in het gedicht ‘Ichthus’ zijn sober, onopgesmukt en in hun naakte eenvoud sacraal. Hoewel het gedicht over Christus gaat, wordt Zijn naam niet één keer expliciet genoemd. In de eerste versregel verwijst het woord ‘vis’ evenwel onmiddellijk naar Jezus Christus. Zijn naam staat in het zand geschreven. Maar de duur ervan is kort want de tijstromen rijzen snel en zullen diezelfde dag nog Zijn naam wissen.
Het stromend water van de wereldzeeën neemt de vis als levend monogram op in de eeuwige deining van zijn golven en zal hem uiteindelijk brengen naar alle uithoeken van de aarde. Het beeld van de vis in het water dat Gerhardt oproept, is even contrasterend als verbindend. Het symboliseert de oneindige golfslag der waterstromen: de op- en neergang van leven en dood.

Door de geheimzinnige trek van ‘tij en maan’ zal de zich afwisselend opkomende en terugtrekkende vloed op alle kusten Zijn naam achterlaten en dan weer wegspoelen. En dat doet denken aan het al eeuwenoude, jaarlijks te vieren Triduüm, waarin kruisdood en verrijzenis van Jezus – het levende water – steeds opnieuw wordt herdacht en gevierd. De vis beweegt zich in het stromende water dat enerzijds leven brengt en anderzijds dood zaait. Maar steeds wordt de dood overwonnen, wat verwijst naar het belangrijkste kerkfeest: Pasen.

Op Witte Donderdag waarop het laatste Avondmaal wordt herdacht, wordt na de avondmis het altaar ontdaan van zijn drievoudig linnenkleed, de altaar-dwaal. Het corpus aan het kruis wordt toegedekt. Kaarsen zijn gedoofd en de kerk oogt obscuur en kleurt paars. Op Goede Vrijdag is het enige sieraad van de Kerk haar diepe rouw; het is de dag waarop de lijdende en stervende Christus wordt herdacht.

Dan volgt Stille Zaterdag met als hoogtepunt de Paaswake. Uit de dood herrijst een nieuw leven dat aanvangt met het vuur waaruit de Paaskaars wordt ontstoken en soms klinkt nog ginds, in een oude abdij of kleine dorpskerk het vreugdevolste gezang dat de Kerk kent: het Exsultet dat aanvangt met de woorden: ‘Juicht nu, al gij engelen in de Hoogte’.

Het korte gedicht van Ida Gerhardt is dan ook de weerslag van haar worsteling met de duiding van het grote Paasmysterie, de diepste kern van het geloof. Niet te doorgronden maar in het diepe besef: ‘Hij zal op alle kusten staan’. Het gedicht is een allegorie waarin het leven de dood steeds overwint en waarin impliciet verwezen wordt naar het huwelijksmysterie dat al in de oude geschriften van de profeten is verkondigd: de vereniging tussen het uitverkoren volk als bruid en Christus als Zijn bruidegom. En dàt mysterie is ook voor de dichteres te groot.

Reageren? Stuur een bericht naar: prolectorboek@gmail.com
Nieuwsgierig naar de volgende KP?
Noteer zaterdag 24 mei: KP49: Albert Verwey: Ginds, op een verwaarloosd erf, ziet men soms, in een
jonge, wegkwijnende boom, dat het gezicht van de gemiste jeugd niet bloeit.

Over de auteur

- belicht in de serie Kamerpoëzie maandelijks poëzie die om “belichting” vraagt. Bijvoorbeeld omdat ze actueel is. Of omdat ze juist niet actueel is en in vergetelheid raakt, of dreigt te raken. Dan wel omdat ze nog niet actueel is, maar kakelvers geschreven; of vertaald is. Of omdat er iets bijzonders te zeggen is over een gedicht, een dichter, de taal en de omstandigheden. Kortom: over alles wat poëzie tot poëzie maakt.