Gepubliceerd op: vrijdag 21 maart 2025

Verstop je niet in een tomaat

 

Hier begon het allemaal mee. Misschien had het ook hierbij moeten blijven. Maar dan had je geen onwaarschijnlijk sterk slotgedicht waarmee het zestiental afsluit en dat hier de volgende week de revue zal passeren. Het was een ouderwets geval van genoeg of te veel. Samenvattend. Over de cyclus die gerust een grafkrans mag heten.

Drijfveren: Struwwelpeter, Struwwelpetriaden.
Motieven: Als het maar onwaarschijnlijk slecht afloopt.
Vormeisen, prosodisch: Rijm, ritme.
Vormeisen, inhoudelijk: Actie, Dialoog, Flauwekul.
Architectuur: kaartenhuis, raamvertelling, uitgewalst goederaadgedicht.
Genre: prose en poèmes.
Doel: voorlezen, lezen.
Eindoordeel: de tijd zal het leren, maar ik zou het graag in een boek zien.



 

Verstop je niet in een tomaat

De hele dag door hoorde je roepen: ‘Doortje, waar ben je?’ ‘Doortje, waar zit je?’ ‘Waar heeft dat meisje zich nu weer verstopt!’
De hele dag door hoorde je roepen: ‘We komen te laat!’ ‘We hebben geen tijd!’ ‘Heel onze planning de war in geschopt!’
‘Dat kind,’ zegt papa één. ‘Ik weet niet wat er met haar is.’
‘Ik wel,’ zegt papa twee. ‘Er is iets grondig met haar mis.’
Maar Doortje wil lezen, ze wil niet mee: ze heeft zich verstopt op de wc. Doortje wil in haar uppie zijn: ze heeft zich verstopt achter het gordijn. Doortje heeft geen zin in bezoek: ze leest stilletjes in een hoek.
Stilletjes leest ze, ze doet niemand kwaad, maar daar roepen ze weer: ‘We komen te laat!’ ‘Waar is die verdikkemedoriese meid?’ ‘Nu komen! We hebben geen uren de tijd!’
Ze zoeken en zoeken, ze vinden haar niet. ‘Waar zit ze nú weer, die dekselse griet?’ ‘Waar zit ze nú weer haar boeken te lezen en de plaag van ons leven te wezen?’
‘Dat kind,’ zegt papa één. ‘Ik weet niet wat er met haar is.’
‘Ik wel,’ zegt papa twee. ‘Er is iets grondig met haar mis.’
Doortje wil lezen, ze wil niet aan tafel: ze heeft zich verstopt, diep onder een wafel. Doortje wil lezen, ze wil niet naar bad: ze heeft zich verstopt onder de mat. Doortje vindt meegaan een grote ramp: ze heeft zich verstopt in de schemerlamp.
Steeds beter wist Doortje zich te verstoppen: in sokken en mokken en bekers en koppen, in de vaas op de vensterbank en zelfs nog beter, in de huls van de temperatuur-thermometer. En ze vonden haar niet, hoe ze ook zochten, waar de twee papa’s ook kijken mochten.
‘Dat kind,’ zegt papa één. ‘Ik weet niet wat er met haar is.’
‘Ik wel,’ zegt papa twee. ‘Er is iets grondig met haar mis.’
Maar verder zegt hij het ook niet te weten, wanneer ze zonder Doortje zitten te eten, en papa één gedachteloos in een tomaatje prikt en het in één hap naar binnen slikt. ‘Nee!’ roept Doortje, maar het is te laat: ze had zich verstopt in de tomaat.

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes