Gepubliceerd op: maandag 3 februari 2025

EI 369: Riekus Waskowsky – Hoewel de regering

 

 

Hoewel de regering
haar uiterste best doet.

 

 

Het zijn slechts twee korte versregels. En toch was mijn eerste gedachte: is dit gedicht niet eigenlijk te lang?

Het gedicht poneert een stelling die voornamelijk de onmachtigheid van ‘de regering’ benadrukt. (Daarbij stamt het gedicht overigens uit de tijd voordat onze landsregering daarvoor de schuld aan ‘Europa’ kon geven.) Maar laten we wel wezen, daarvoor is alleen een variant van de eerste versregel voldoende, of misschien zelfs sterker:

Hoewel de regering.

Waarbij ook duidelijker is dat het geen volledige zin is, maar slechts een gedeelte daarvan. De hele zin zou bijvoorbeeld kunnen zijn: “de werkloosheid blijft oplopen, hoewel de regering haar uiterste best doet”, of “hoewel de regering haar uiterste best doet, is de zorg voor ouderen nog niet goed geregeld”. Desondanks begint het gedicht met een hoofdletter en eindigt met een punt. Daarom durfde ik hierboven van een “stelling” te spreken.

Dat het een incomplete zin is, is een van de sterke punten van dit gedicht. Dat onze regering niet bij machte is om ons land in een paradijs te veranderen voor ons allemaal, is een breed gedragen opvatting. Maar WAT daarvoor zou moeten gebeuren, en vooral wat de prioriteit heeft, daarover verschillen de meningen. Het gedicht adresseert dat door weg te laten waar precies het beleid van de regering in tekort schiet. Het versterkt de onmacht door te benadrukken dat er iets is wat toch al gebeurt, of de regering nu ‘zijn uiterste best doet’ om in te grijpen of niet.

Maar wat voegt die tweede versregel dan toe? Nou, dus niet zo veel voor de onmachtigheid. Maar toch wel. Niet in semantische zin, maar door die tweede zin loopt het gedicht leeg als het laatste restje lucht uit een ballon. Het lullige, alsof het gaat om het meedoen en je ‘uiterste best’ doen.

Maar misschien nog belangrijker, is de eerste vraag (voor een normaal mens, foei Jeroen!) die dit gedicht door die tweede regel opwerpt: doet de regering eigenlijk wel haar uiterste best? En wat betekent dat eigenlijk, dat ‘de regering / haar uiterste best doet’? Ook dat laat het gedicht wijselijk aan de inschatting van de lezer over: wat zou de regering allemaal wel en niet moeten doen?

Ik waak er altijd voor om een gedicht in een tijdgewricht te plaatsen, omdat het alleen betekenis kan hebben in de tijd van de lezer. Daarom maak ik geen opmerkingen over onze huidige regering. Ik denk aan de lezers die dit misschien over tien jaar of nog later lezen. Juist door niet specifiek te zijn over het beleid van de regering, of de inspanning van de regering, of om welke (samenstelling van) de regering het gaat, is dit gedicht tijdloos.

Of misschien toch niet in een ding: het is een gegeven dat geen enkele regering alle mensen gelukkig kan maken. Maar wie is er eigenlijk aan het woord in het gedicht? Is het een krantenkop, en if so van een opruiende krant of een “kwaliteitskrant”? Of een social media bericht? Of iemand op TV, al dan niet betrokken bij de politiek en ‘de regering’? Of je buurman, of een andere bekende op een feestje of in de kroeg?
(Hoewel… wie zegt nog “hoewel” tegenwoordig? Het lijkt waarschijnlijker dat het om geschreven taal gaat.)

 

 

Voor alle dagen
Honderd-nog-wat gedichten zonder gelegenheid, gekozen door @poëzieiseendaad
Uitgeverij Podium
ISBN 9789463812054

Over de auteur

Jeroen van den Heuvel

- Jeroen vertaalt poëzie en kinderboeken. Daarnaast schrijft hij essays over poëzie. Hij is redacteur van ooteoote.nl.