Gepubliceerd op: vrijdag 24 januari 2025

Zeg niet op alle vragen nee

 

In veel is de mens niet vrij, maar nee moet je altijd kunnen blijven zeggen. Nee tegen de zachte dwang, nee tegen het pushen, nee tegen het iedereen doet het dus waarom jij niet. Nee tegen het is zoveel makkelijker als je ja zegt.
Nee is het laatste toevluchtsoord van het individu.
En met dat nee kun je maar beter zo vroeg mogelijk beginnen.
Leve nee dus. Zeg ja tegen nee.
Daarom is dit verhaal, Zeg niet op alle vragen nee, eigenlijk heel erg tegen mijn zin geschreven. Ik begon namelijk, veel meer in mijn lijn, over Adike het verhaal Zeg niet op alle vragen ja:

Vroeg je: ruim jij op? dan zei ze: Ja.
Vroeg je: ruim jij af? dan zei ze: Ja.
Wil je nog een bordje zure koolsoep? Ja.
Poets je zometeen je schoenen? Ja.
Doe je voorzichtig buiten? Ja.
Zoals die kon luisteren – echt een wonder.
Zo gehoorzaam – echt bijzonder.

En dát liep dan pas slecht af! Maar hoe? Moest Adike met een kinderlokker mee soms? Moest ze blijven staan tot ze een ons woog? Moest ze een eind gaan fietsen? Het zou zomaar allemaal kunnen. Ja zeggen is nu eenmaal niet goed.


Probleem: mijn helden en heldinnen zijn ergens ook echte helden en heldinnen: onversaagd, onverschrokken klimmen ze in bliksems, prikken ze lucht lek, schroeven ze hun vaders hoofd af. Om een (afschrikwekkend) voorbeeld aan te nemen. Om tegen op te kijken. Die durven! Nee, niks mis mee, met dat rapalje.
Dan toch maar nee?
Dus ik gooide het roer om en vervolgde met:

Maar op een dag, niemand weet waarom,
draaide Adike-lief het helemaal om,
en zei ze: nu is het welletjes:
Nee, ik doe niet langer mee
met jullie stomme spelletjes,
voortaan is het: Nee, nee en nee.

En in de marge schreef ik mogelijk bruikbare zinnetjes als ‘Ik wil vrij zijn!’ (heel stom zinnetje) ‘En doen wat ik zelf wil.’ (scansitief problematisch: zélf-wil) ‘Doen jullie maar volwassen’ (ligt er wel erg dik bovenop), die gelukkig allemaal ongebruikt bleven.

Vroeg je nu: Eet je je soep op? dan was het nee.
Haar twee moeders wisten het niet meer,
ze zaten met de handen in het haar.
Wat te doen? Wisten ze het maar!

En toen dacht ik: Godverdomme! Godvergloeiende bahfuckshitkut! Nee! (dacht ik) Dat moet simpeler. Veel simpeler. Weg met die achterlijke inleiding. Het gaat alleen maar over nee, in eindeloze herhaling, neeneeneeënnogeensnee, precies zoals kinderen je goed gek kunnen maken met hun waarom in eindeloze herhaling. Gewoon, puur en zuiver, alleen maar nee. En hoe het dan slecht moest aflopen, dat zag ik dan wel weer.

Zeg niet op alle vragen nee

Op een dag, heel plotseling, deed Adike niet meer mee. Op alle vragen zei ze nee, nee, nee.
‘Sta je op?’ — ‘Nee.’
‘Strik je je schoenen?’ — ‘Nee.’
‘Eet je je lievelingspompoenpuree?’ — ‘Nee.’
‘Ga je met ons naar oma mee?’ — ‘Nee en nee en nog eens nee.’
Zoals dat meisje niet kon luisteren – echt bijzonder. Zo ongehoorzaam – echt een wonder.
Moeder Aai zei: ‘Niet zo fraai.’
Moeder Bé zei: ‘Jeminee.’
Het ongeruste moederpaar zat met de handen in het haar.
‘Hoor je me?’ — ‘Nee.’
‘Wil je nog wat spruitensoep?’ — ‘Nee.’
‘Eet je ook nog je allerlaatste stengeltje taugé?’ — ‘Nee.’
Op alle vragen was het antwoord ‘nee’ en ‘nee’ en nog eens ‘nee’.
Zoals dat meisje niet kon luisteren – echt bijzonder. Zo ongehoorzaam – echt een wonder.
Moeder Aai zei: ‘Bé, bedenk iets.’
Moeder Bé zei: ‘Bedenk zelf iets.’
Moeder Aai zei: ‘Maar ik weet niets.’
Moeder Bé zei: ‘Ik weet ook niets.’
En intussen zei Adike nee.
Zoals dat meisje niet kon luisteren – echt bijzonder. Zo ongehoorzaam – echt een wonder.
Adike werd steeds magerder, o jee, o jee, o jee. Ze weigerde te eten, o wee, o wee, o wee. Ze kon gewoon niet stoppen met haar nee en nee en nee. Zo ging dat dag na dag, en op dag honderdtwee was Adike net zo mager als een blaadje groene thee.
Toen stak de wind op, en die voerde haar toen mee, waarheen weet niemand, misschien naar overzee…
Ze is nooit meer teruggezien, Adike en haar ‘nee’, dus waar ze nu is: geen idee.

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes