Gepubliceerd op: vrijdag 3 januari 2025

Niet knakken met je nekgewricht

 

Tweede poging op -igt. Te volgen op Klim niet in een bliksemschicht. Oké, nekgewricht is ook geen echt kinderlijk woord, en oké, de titel zou eigenlijk moeten zijn Knak niet met je nekgewricht, maar dan wordt het een trochee in een verder jambische lijst, dus daarom heb ik het maar aangepast. Het blijft een vreemde eend in de bijt.

En Let nooit op je eigen gewicht, of Kijk nooit waarop je richt? – vraagt de Redactie van OoteOote mij. Liggen daar geen mogelijkheden? Waarom schuif ik die abstracta zo snel terzijde?
Inderdaad, met gewicht zou zeker wat te doen zijn. Til nooit boven je gewicht bijvoorbeeld, over een meisje dat steeds zwaardere dingen optilt, tot ze onder de Utrechtse Dom verpletterd wordt. Heel cautionair.

 

Knak rijmt op plak en ik had Kevin Plak al in het eerste gedicht, kon die terugkomen hier? Kevin is er een beetje met de haren bijgesleept, maar dat wordt in het verhaal opgelost doordat de moeder van Florian het onmiddellijk toegeeft. Ik hoef dus niet te liegen of praatjes voor de vaak te verzinnen, een favoriete ouderlijke bezigheid.

Als deze niet goed is of blijkt, maak ik er een die heet Maak nooit meer dan maar één gedicht, dan is het een drieluik. Of natuurlijk Til nooit boven je gewicht.

Niet knakken met je nekgewricht

Behalve van zijn eten prakken hield Florian van vingers knakken. Een voor een trok hij eraan: knak en knik en knik en knak, de hele dag, op z’n gemak, het was gewoon niet uit te staan.
Moeder zei wel een miljoen keer ‘Stop’, maar Florian, die hield niet op, hoe verstandig zij ook sprak: ‘Je vingers vallen er direct nog af, en hoe wil je dan, mijn allerknakkerigste Florian, dat je de mensen dan nog netjes handjes gaf?’
En Florian zei: ‘Ja ma— ja ma— ja ma— jamaar het is net iets als de hik, het is sterker, eerlijk waar, dan ik.’
En daar ging het weer van knik-knik-knik en knak-knak-knak, van knak-knak-knak en knik-knik-knik.
‘Heb je ’t niet gehoord van Kevin Plak?’ zei moeder toen. ‘Die is veranderd in een fiets!’
‘Wat heeft dat ermee te maken? Niets!’ – zei Florian, die daarna opnieuw gedreven, herbegon met knakken, bij het leven. Eerst zijn vingers, toen zijn tenen, en toen de knak en knik daaruit verdwenen, en eindelijk leek uitgeknakt, heeft Florian zijn nek gepakt, rukte er een keertje stevig aan en ach, het was met hem gedaan: de nek zei knik en krak, de nek zei krik en krak en Florian lag in de prak.
Zijnde van hem en dit verhaal het einde.

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes