Klim niet in een bliksemschicht
(… vervolg van vorige week)
Ja, Annejet wordt Maartje, Maartje-Gevaartje en ze wil klimmen in een bliksemschicht. Maartje is een klimgraag meisje, le-vens-ge-vaarlijk en het zal dan ook slecht aflopen.
Verstandige mensen liggen in bed,
maar Maartje klimt in de minaret.
De mensen roepen allerwege:
– Doe het niet! Doe het niet!
Zo hoog is Maartje al gestegen,
dat je haar nauwelijks nog ziet.
is een slappe en geschrapte strofe. Dus:
Klim niet in een bliksemschicht
Op het dak en op de kast, in de boom en in de mast, Maartje met haar paardestaartje klimt overal op en overal in. Haar bijnaam is Maartje-Gevaartje, want geen gevaar is haar te min. ‘Hoger, hoger, hogerstehoog! Hoog tot aan de hemelboog!’
Daar gaat ze langs de regenpijp, daar gaan de handjes, grijp-grijp-grijp. Haar staartje wappert in de wind. Hoe onvoorzichtig is dat kind! Geen schoorsteen is voor haar meer veilig, geen antennemast voor haar nog heilig. Kijk, daar staat ze op de hoogste nok, ze klimt zelfs in de vlaggestok.
De mensen roepen: ‘Pas toch op! Zodadelijk val je op je kop! Zodadelijk val je op je gat, pletterdeplet en platterdeplat!’
Maar Maartje roept: ‘Hoger, hoger, hogerstehoog! Hoog tot aan de hemelboog!’
Geen gezwier en geen gezwabber, ze kiest de hoogste wolkenkrabber en klimt en klimt – terwijl de donderwolken rond haar kleine hoofdje kolken…
Dan plots: een oogverblindend licht! Er flitst een reuze-bliksemschicht. Alle mensen daar beneden zeiden niets. Ze zwegen, zwegen terwijl Maartje daar door wind en regen langs de bliksemschicht is opgestegen, tot in het diepste wolkenzwart.
Dat was het eind van Maartje, een meisje heel apart.
Heel soms nog, als je heel goed luistert, hoor je haar stem die fluistert: ‘Hoger, hoger, hogerstehoog… Hoog tot aan de hemelboog…’