Gepubliceerd op: zondag 15 december 2024

Delphine Lecompte – Mislukte uitstappen met de oude kruisboogschutter

 

Toen de oude kruisboogschutter en ik nog maar pas een koppel waren lukte het schrijven plots niet meer. Ik werd koket en huiselijk. Ik plaatste goedkope katten- en pauwenbeelden op de schouw. Mijn moeder kwam op bezoek en kokhalste. Ze vroeg retorisch en verontwaardigd: ‘Waar is mijn kind dat zoveel hield van Giacometti en Velazquez? Mijn dochter die zulke goede smaak had?’ Mijn goede smaak was niet weg, maar ik probeerde tegen beter weten in burgerlijk te worden.

Ik wilde fatsoenlijk zijn en erbij horen: aanvaard worden door de lichtgeraakte katholieke bekrompen goegemeente, schouderklopjes krijgen van de kraaknette hypocriete abominabele vermanende pezewevers die met argusogen morsige inferieure sukkelachtige sletten in het oog hielden en berispten. Ik was een morsige inferieure sukkelachtige slet, maar ik beleefde er geen plezier aan. Dus besloot ik om te veranderen, beter te worden. Ik was 26, het was natuurlijk veel te laat om alsnog een keurige onberispelijke vrouw te worden. Maar toch ondernam ik een jaar lang verwoede spartelende deerniswekkende verdoemde nutteloze ellendige verkrampte tegennatuurlijke pogingen. De oude kruisboogschutter werd mijn gids. We aten burgerlijke ijscoupes met burgerlijke slagroom in burgerlijke tearooms met burgerlijke flipperkasten en burgerlijke geruite tafellakens in burgerlijke badsteden. En daarna kochten we in een burgerlijk winkelpaleis burgerlijke beige broeken, burgerlijke laklederen muiltjes en burgerlijke strenge blauwe sweaters.

Helaas verbrodde ik onze doffe burgerlijke uitstapjes meestal. Meestal door een combinatie van zwartgallige opstandigheid en stiekeme gretige slokken van de fles citroenjenever die weggemoffeld zat in mijn kinderachtige rugzak. Ik begon een hekel te krijgen aan de oude kruisboogschutter. Waarom snoerde hij mij steeds de mond? Waarom had hij nog nooit gehoord van Baudelaire, Rilke, Pasolini en David Lynch? Waarom verzamelde hij souvenirvingerhoeden uit Frankfurt? Waarom stond hij vrolijk op? Waarom ontwikkelde hij nooit hersentumoren? Waarom had hij vrede met zijn uiterlijk en zijn achtergrond? Waarom beschimpte hij meermaals Jezus met wie ik dweepte, ondanks mijn nijdige chagrijnige atheïstische vader die zelfs zo ver was gegaan dat hij zich had laten ontdopen? Waarom geloofde hij niet dat Jezus broden en vissen had vermenigvuldigd en immorele liederlijke sloebers had opgewekt uit de dood? Waarom viel hij nooit ten prooi aan dwangrituelen, angsten, driften, demonen, verslavingen, manieën en neurosen? Waarom beeldde hij zich in dat zijn medemensen te vertrouwen waren? Waarom waren zijn hobby’s heraldiek, opschepperij, gierigheid, zuinig koffie drinken en boogsport? Waarom droeg hij protserige manchetknopen? Waarom gebruikte hij zinloze kneuterige servetringen? Waarom schatte hij het NAVO alfabet zo hoog in? Waarom keek hij neer op Montenegrijnse messenslijpers en koddige mismaakte schoorsteenvegers? Waarom wees hij het dadaïsme zo fel en scherp af? Waarom keek hij nooit aandachtig en teder naar de majesteitelijke meeuwen die zijn vuilniszakken en de mijne openreten? Waarom had hij geen ontzag voor sneeuw, schemer, stokstaartjes en zonsopgangen? Waarom deed hij altijd zo kruiperig tegen dwaze schepenen, corrupte archivarissen, narcistische makelaars en lichtzinnige neurologen? Waarom vergat hij altijd de naam van de wonderlijke duizelingwekkende radicale megalomane roekeloze architect die Fallingwater had ontworpen? Waarom spotte hij genadeloos met dementerende orgeldraaiers, kreupele dwergvrouwtjes en drankzuchtige bietenboeren? Waarom dacht hij te mogen knijpen in de bovenarmen en te mogen trekken aan de lila behabandjes van genereuze wulpse garnalenpelsters en naïeve Litouwse bobijnsters? Waarom zag hij de schoonheid niet in van grillige taal? Waarom verrukten lukrake fabelachtige woorden hem niet? Woorden zoals: wurgseks, bodega, ligamenten, hygiënische plinten, kaarsgieter, touwslager, onderwaterlasser, tegellegger, koorddanser, feces, verlatingsangst, okapi, venijnboom, fantoomzalm, ukelele, Eskimo, incontinentie, gips en krentenbaard? Waarom vernederde hij mijn moeder die veel intelligenter, geestiger en origineler was dan hij? Waarom noemde hij mijn moeder een schandalige zwakke irrationele hopeloze onbetrouwbare smerige ongeneeslijke nymfomane wispelturige heks en een waardeloze opvoeder? Waarom noemde hij mij een hoer en een brandstichter?
Omdat ik een hoer en een brandstichter was.

Op een dag gingen we naar Breskens. Waar was iedereen? Breskens was verlaten, op een carrousel en de uitbater van de carrousel na. De carrouseluitbater zei tegen mij: ‘Kom, peyote, kom!’ Ik vroeg: ‘Verkoop je peyote?’ Hij zei: ‘Natuurlijk niet, frivole troela!’ Ik grinnikte, hij gaf me zomaar een plaat cadeau. Het was een plaat van Rush, de plaat heette Moving Pictures. De cover was grappig: vijf harige mannen in rode overalls droegen drie schilderijen (letterlijk: moving pictures) een plechtstatig museum binnen. Grote klassieke dramatische schilderijen: een martelaar op de brandstapel, een sinister avondmaal en een donkere troosteloze kruisiging. De kruisiging was het kleinst. De kruisiging werd gedragen door slechts 1 man, de minst harige. Er stonden ook omstaanders op de cover: rouwende theatrale Slavische omstaanders, een familie. De omstaanders waren in het zwart gekleed. Er lag een pop op de grond, een meisjespop in een ouderwetse witte nachtjapon.

We betraden een leeg visrestaurant. De oude kruisboogschutter bestelde mosselen natuur met frieten. Ik vluchtte met mijn plaat van Rush een toilethokje in. Mijn veel te krappe gifgroene sandalen knelden, ik deed ze uit. Wat had ik lelijke voeten, dat besefte ik nu pas voor het eerst. Ik had me nooit geschaamd voor mijn voeten, ik die gecomplexeerd was over vrijwel elk lichaamsdeel! De vliezen tussen mijn tenen hadden me vroeger charmant en mythisch toegeschenen, nu wilde ik de vliezen met een scalpel openrijten. Maar ik moest me beredderen met een minuscuul zakmesje ooit op De Dag van de Klant gekregen in een ontmoedigende verbeten mistroostige zieltogende West-Vlaamse bouwmarkt. Bijna elke handelszaak in West-Vlaanderen was ontmoedigend, verbeten en mistroostig. Maar niet zieltogend. Over het algemeen waren handelszaken in West-Vlaanderen naarstig, ijverig, wedijverend, bitsig, koortsig, competitief en florissant. Het was daarom ook een enorme verschrikking voor mij om te moeten leven in West-Vlaanderen, tussen al die dwangmatige slaafse nietsontziende fantasieloze mieren. Ik die liever lui dan moe was: onverbeterlijke krekel, logge apathisch Nijlvaraan. Ik maakte sneetjes in de vliezen, het luchtte me enigszins op. Ik liet de plaat van Rush en de gifgroene sandalen achter in het broeierige toilethokje.

Terug in het restaurant bestelde ik een glaasje sherry en een garnalencocktail. Ik dacht aan Morrissey die zou neerkijken op deze gastronomische uitspatting. Ik dacht aan mijn moeder die sinds kort mijn liefde voor Morrissey deelde. We hadden hem samen gezien in The Jonathan Ross Show. Hij stelde er zijn comebackalbum You Are the Quarry voor. Hij was schuchter doch plagerig, verlegen doch wellustig. Hij deed toen nog geen wansmakelijke onverteerbare xenofobe uitspraken over Chinezen en dierenleed. Hij woonde in Amerika, hij was nog steeds celibatair op zijn onnavolgbare prikkelende ambigue esthetische verbijsterende wijze. Hij nam het op voor paria’s, dichters, Portoricanen en lesbiennes.

De oude kruisboogschutter raakte aan de praat met de kok van het visrestaurant. De kok had Hongaars bloed en een luierfetisj. Het nam me voor hem in: zowel het Hongaarse bloed als de luierfetisj. Ik zwelgde gulzig mijn garnalencocktail naar binnen. Ik vroeg aan de Hongaarse kok met de luierfetisj: ‘Kan je mijn toekomst voorspellen?’ Hij beweerde: ‘Ja.’ Ik bood hem mijn handpalm aan, maar die had hij niet nodig. Hij voorspelde mijn toekomst aan de hand van de verflenste blaadjes ijsbergsla die waren achtergebleven op de bodem van het lege cocktailglas. Hij sloeg de nagel op de kop: ‘Schurft, moeilijk onder controle te krijgen. Vreetbuien met pickleschips, met kangoeroesteaks, met zuurdesembrood, met zure beertjes en met flamboyante marsepeinen rattenvangers. Wrede onzinnige venijnige gedichten met te veel adjectieven en lelijk medisch jargon. Rancune. Ziekelijke jaloezie. Een krankzinnige obsessie met een tragische raadselachtige ondoorgrondelijke bloedmooie homoseksuele Hollandse schrijver. Een bezwering van de krankzinnige obsessie…’ Hier onderbrak ik de Hongaarse waarzegger: ‘Hoe zal ik de krankzinnige obsessie bezweren?’
‘Je zal een personage maken van de tragische raadselachtige ondoorgrondelijke bloedmooie homoseksuele Hollandse schrijver: de bedeesde zeepzieder, zo zal het personage heten.’ Ik grinnikte, dat klonk goed. Ik echode: ‘De bedeesde zeepzieder, de bedeesde zeepzieder, de bedeesde zeepzieder, de bedeesde zeepzieder…’ De Hongaarse waarzegger zei streng: ‘Je moet zwijgen want ik ben nog niet klaar… Ik zie een versleten truckchauffeur, een miskraam, sirenes, vuistslagen, infuusstaanders, alcoholwanen, zo veel wijn, maar ook gin verdonkeremaand van de oude kruisboogschutter…’
‘Ik wist het wel!’ zei de oude kruisboogschutter met korzelige krakende geriatrische antipathieke overslaande stem. De Hongaarse kok stond op en begon tegen ons te schreeuwen: ‘Parels voor de zwijnen!!’ Hij liep naar zijn keuken, maar net voor hij de klapdeuren bereikte draaide hij zich om en siste hij in mijn richting: ‘Je zal verdrinken in Turnhout voor je veertigste, schabouwelijk libertijns serpent!’

Alles wat de Hongaarse kok beweerde is uitgekomen, behalve mijn verdrinkingsdood in Turnhout. Ik heb Turnhout bewust en vakkundig vermeden. Ik ben blijkbaar veel slimmer en behendiger dan die Perzische tuinman die tevergeefs naar Ispahaan vluchtte. Ik heb geen verklaring voor de dood van die tuinman.

Terug in Brugge zei de oude kruisboogschutter snuivend en zelfgenoegzaam: ‘Ik heb je weer een geslaagde uitstap geschonken! Je mag me wel bedanken, geloof ik.’ Ik bedankte de oude kruisboogschutter kribbig, nukkig, weerspannig en ongemeend. In de keuken van de oude kruisboogschutter maakte ik een bijna volle fles advocaat en een halflege kruik straffe Griekse likeur soldaat.

De volgende dag gingen we op uitstap naar Sluis. Het was druk. Ik had een kater. Op het voetpad stond een man die ballondieren maakte. Ik beeldde me in dat een van zijn ballondieren in mijn luchtpijp was terechtgekomen: ik kreeg geen adem, ik had een paniekaanval. De oude kruisboogschutter reageerde erg bekommerd, zorgzaam, fijngevoelig en delicaat. Ik hield weer van hem. Hij kocht een zogeheten geneeskrachtige steen voor mij, jade. Ik kocht een ribfluwelen broek voor hem, hij paste de broek aan. Zijn kont was veel te breed, ik walgde van zijn kont. Ik liep weg. Ik stal een blikje ansjovis, een bundel fluorescerende wegwerprietjes, een badhanddoek van Iggy Pop en een samoeraizwaard in een ondergronds winkelcentrum. Ik werd betrapt. Ik haalde mijn schouders op. Ik werd vergeven omdat het mijn eerste winkeldiefstal was in Sluis. Ik haalde opnieuw mijn schouders op.

Over de auteur

Delphine Lecompte