Gepubliceerd op: vrijdag 8 november 2024

Hamid, of: Ga niet varen in een zeefje

 

Ik weet het nog niet. Ik ben er nog niet uit. Wat is beter: als poëzie of geprozaïseerd? De ene dag denk ik dit, de andere dat. Maar misschien springt er niets uit, omdat de gedichtjes gewoon niet goed zijn. Oubollig, gewild, flauw, zichzelf wel heel erg als grappige verhalen in het vizier ellebogen. Dat denk ik elke dag.

Waarom er dan mee te koop lopen? Nou, het kan toch dat het niet zo is? Ik heb ook de wijsheid niet in pacht!

Niet gaan varen in een zeef of in een vergiet is een klassiek thema in de nonsensliteratuur. Edward Lear is in deze rubriek al voorbijgekomen (op 7 juni), alsmede mijn schaamteloze jatwerk daarvan. Maar één ei is geen ei, daarom heb ik het nog een keer gejat. Van mezelf ditmaal, dan is het niet zo erg.

Ik laat het hier in de twee globale genres volgen, rijm en onrijm. De eerste met moraal, waar ik voor het proza over twijfelde, want het is echt iets voor lafontaine- en krylovfabels in dichtvorm. Het is het tweede gedicht in een reeks waarvan de titels bij elkaar ook een gedicht vormen, getiteld Luister nooit naar goede raad, dat tegelijkertijd fungeert als inhoudsopgave. De eerste titel, zie de Simpel is van 6 september, was Voer geen vouwfiets aan je neefje, en nu volgt Ga niet varen in een zeefje.

Misschien werkt het toch beter als film? Of als prentenboek zonder tekst?

Hamid, of: Ga niet varen in een zeefje

Even was het stil.
        Toen zei Hamid:
‘Ik ga varen in een vergiet.’
‘Dat kan toch niet!’ zeiden de mensen.
‘Dat gaat niet goed!’ zeiden de mensen.
‘Daarom juist,’ zei Hamid.
‘Dan ben ik de eerste die het doet.’

Dus Hamid nam een vergiet,
dat hij in het verre Lissabon
voorzichtig, zacht te water liet
en hij stapte toen (Hamid)
in dat vergiet
en peddelde naar de ondergaande zon.

Hij moest zo nu en dan,
met tussenpozen,
        wel hozen,
        wel water lozen,
maar hij zei: ‘Ik heb ervoor gekozen,
iets doen wat niemand kan,
        dus dan moet het.’

        Ja, dan moet het,
        en ja, hij doet het.

En na precies twee jaren varen
en peddelen in zijn vergiet
kwam Hamid bij ondergaande zon
weer terug aan in Lissabon.

‘Hamid, Hamid, dat kan toch niet!
Je had gezonken moeten zijn!’ zeiden de mensen.
‘Je had verdronken moeten zijn!’ zeiden de mensen.
‘Tja,’ antwoordde Hamid,
‘ik zei toch dat het kon, en zoals je ziet:
        het kón.’

        Hij zei: ‘Het kon,’
        en ja, het kon.

Even was het stil.
        Toen zei Hamid:
‘Nu ga ik varen in een zeefje.’
‘Dat kan toch niet!’ zeiden de mensen.
‘Dat gaat niet goed!’ zeiden de mensen.
‘Echt, dat overleef je —’
        ‘Wel!’ onderbrak Hamid.

Tja, Hamid, en toen, en toen…
wou je weer hetzelfde doen.
        Je stapte in je zeefje
        en daar dreef je, dreef je
        naar de ondergaande zon…
En we hebben je, Hamid, sindsdien
nooit nee nooit meer teruggezien.

Kinderen! Ga niet varen als Hamid!
Probeer het eerst met een vergiet!

 

De voorkanten van I Saw a Rocket Walk a Mile en A World of Nonsens, verzameld door Carl Withers, The Bodley Head, 1965 en 1968, tekeningen van John E. Johnson. Ook een rijke bron van inspiratie.

De voorkanten van I Saw a Rocket Walk a Mile en A World of Nonsens, verzameld door Carl Withers, The Bodley Head, 1965 en 1968, tekeningen van John E. Johnson. Ook een rijke bron van inspiratie.

 

Ga niet varen in een zeefje

Even was het stil. Toen zei Hamid: ‘Ik ga varen in een vergiet.’
‘Dat kan toch niet!’ zeiden de mensen. ‘Dat gaat niet goed!’ zeiden de mensen.
‘Daarom juist,’ zei Hamid. ‘Dan ben ik de eerste die het doet.’
Dus Hamid nam een vergiet, dat hij in het verre Lissabon voorzichtig, zacht te water liet en toen stapte hij (Hamid) in dat vergiet en peddelde naar de ondergaande zon.
Hij moest zo nu en dan, met tussenpozen, wel hozen, wel water lozen, maar hij zei: ‘Ik heb ervoor gekozen, iets doen wat niemand kan, dus dan moet het.’
Ja, dan moet het, en ja, hij doet het.
En na precies twee jaren varen en peddelen in zijn vergiet kwam Hamid bij ondergaande zon weer terug aan in Lissabon.
‘Hamid, Hamid, dat kan toch niet! Je had gezonken moeten zijn!’ zeiden de mensen. ‘Je had verdronken moeten zijn!’ zeiden de mensen.
‘Tja,’ antwoordde Hamid, ‘ik zei toch dat het kon, en zoals je ziet: het kón.’
En ja, het kon.
Even was het stil. Toen zei Hamid: ‘Nu ga ik varen in een zeefje.’ ‘Dat kan toch niet!’ zeiden de mensen. ‘Dat gaat niet goed!’ zeiden de mensen. ‘Echt, dat overleef je —’
‘Wel!’ onderbrak Hamid.
Tja, Hamid, en toen, en toen… wou je weer hetzelfde doen. Je stapte in je zeefje en daar dreef je, dreef je naar de ondergaande zon… En hebben we Hamid, sindsdien nooit, nee nooit meer teruggezien.

Over de auteur

Robbert-Jan Henkes