LL133: Annemarie Estor – Terug van het centrum
AZC (1)
We zetten mensen weg.
Dat is onze taak.
We moeten niet op zoek gaan naar problemen.
Maar iets knaagt van de plicht
om hard met stokken
tegen zakken vol met brand te meppen
om te zien hoe fel hun kernen zijn.
Hoe dieper ik wegzink
in het polyether van de draaifauteuil
hoe vlammender het geschut met plekken.
Dit is het vuur
aan onze pas geharste kantoorschenen.
AZC (2)
Vaak
als ik in de auto weerkeer in de nacht
zie ik in het landschap diep
een formidabel licht.
Een stapel licht.
Een stapel waarheid,
ontbrandend uit de aarde.
Invitatie voor een feest
ter ere van het mollen.
Een stapel schoonheid, razend,
en ontzettend,
waar ik prima ruisontkennend
en gefocust zonder toegestane meldingen
voorbij kan gaan.
AZC (3)
Neem een vrachtwagen en een bus.
Laat die frontaal op elkaar botsen.
Vlak daarvoor laat je
de ziel van een hert
de weg oversteken.
Het brandende metaal,
het gesmolten rubber –
wat dan ontsnapt.
Niets
zal zo wild zijn.
AZC (4)
Ik sta hier op de Coin du Nord
als een onervaren stripper
en de mensheid lijkt me
iets te vragen.
De ijswind bijt hier
in mijn machteloze borsten.
Ik probeer de wind te zogen
maar al wat eruit komt
zijn vlinders.
Mijn angsten,
het zijn gehoorzame
maar moeilijk bestuurbare vlinders,
en ik heb de opdracht
ze te laten landen
op het hart
van domweg open bloemen.
Annemarie Estor is auteur van zeven dichtbundels. Deze verschenen bij Uitgeverij Wereldbibliotheek en Poëziecentrum Gent, en werden bekroond met onder andere de Herman de Coninckprijs en de Jan Campert-prijs. Zij werkte niet lang geleden bij het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers. Deze vier gedichten zijn echo’s van die periode.