Gepubliceerd op: maandag 7 oktober 2024

EI 368: Jozef Deleu – Zien en horen

 

Wat vader
niet meer ziet
zal hij nu
beter horen:

het herfstlicht
over het veld
voordat de dag
verdwijnt,

het stoeien
van een haas
als het roffelen
van een kinderhand

in zijn moede hoofd.

 

Als de vader sterft, neemt de zoon zijn zintuigen deels over. Niet alleen omdat je als kind de genen van je ouders hebt geërfd en daardoor soms op dezelfde manier naar bepaalde verschijnselen kunt kijken, maar ook omdat je na de dood van een ouder beseft dat de wereld het voortaan zonder die blik van de ouder moet doen, dat alles wat je hoort en ziet, niet meer door de ouder gehoord en gezien zal worden. Donald Niedekker zegt in Rouw dat je behalve “bestaande” nu ook “nabestaande” bent geworden.

In de eerste strofe uit ‘Zien en horen’ is ‘hij’ meerduidig en juist die meerduidigheid is hier een prachtige vondst. Het kan verwijzen naar de vader, maar ook naar de zoon. Daarmee vallen vader en zoon in het gedicht samen en dat is precies de ervaring van de nabestaande, die vanaf nu ook de vader bij zich draagt. Waar het ene zintuig, zien, het andere, horen overneemt, nemen de zintuigen van de zoon die van de vader over, waardoor het is alsof ze samen waarnemen wat zich voordoet in de tweede en derde strofe. Het kan echter ook zijn dat de vader zijn zicht heeft verloren en dat hij daardoor beter kan horen, een bekend verschijnsel bij mensen die slechtziend zijn.

Bijzonder is dat de tweede strofe vooral iets visueels beschrijft: ‘herfstlicht over het veld / voordat de dag verdwijnt’, is een waarneming die vooral met het zicht te maken heeft. Licht kun je immers niet horen. Als het de vader is die dit nu beter zal horen, dan zal dat misschien zijn omdat de zoon het warme tafereel dat zich voor zijn oog ontvouwt, via een innerlijke dialoog met zijn vader deelt. Is het de zoon die dit nu beter zal horen, dan komt dat wellicht, doordat hij door de dood van zijn vader een extra zintuig heeft gekregen. Tegelijkertijd weet eenieder die herfstlicht over een veld heeft zien gaan, voordat de dag verdwijnt, dat daar ook geluiden bij horen. Ieder moment van de dag heeft zijn eigen geluiden, ook in de natuur.

Als de vader er niet meer is, krijgt het ‘herfstlicht’ een diepere betekenis: het ‘verdwijnen van de dag’ kan ook voor de dood staan. De herfst van het leven geeft ook een naderend einde aan. Ook als de vader er nog wel is, maar door ouderdom zijn zicht heeft verloren, kan de herfst staan voor de herfst van zijn leven.

De derde strofe beschrijft iets wat behalve gezien zeker ook gehoord kan worden: ‘het stoeien van een haas’, ‘het roffelen van een kinderhand’. Nog steeds lopen waarneming van vader en zoon door elkaar. De roffelende kinderhand kan van een willekeurig kind zijn, maar het kan ook zijn dat het geluid van de stoeiende haas de herinnering oproept aan de roffelende kinderhand. Als de vader niet meer goed kan zien, ziet hij de stoeiende haas niet, hoort hij alleen een roffelende kinderhand.

De laatste eenregelige strofe, ‘in zijn moede hoofd’ lijkt de raadsels uit de vorige strofen richting te geven. Is het dan toch alleen de vader die oud, moe en slechtziend is, en daardoor beter hoort? Is er helemaal geen sprake van een zoon? Is het samenvallen van vader en zoon slechts een zinsbegoocheling geweest, wellicht zelfs het gevolg van een oppervlakkige lezing, of juist een te ver gezochte? Zelfs dan lijkt de zoon nog aanwezig, maar meer op de achtergrond als verteller, omdat het gedicht begint met ‘wat vader / niet meer ziet’. Er staat ‘vader’, niet ‘de vader’, waardoor je meer intimiteit voelt tussen verteller en vader.

Met zo weinig woorden zet Deleu een intense en gelaagde miniatuur neer. Hoe meer je herleest, hoe sterker ook de niet-genoemde zintuigen gevoel en reuk gaan meespelen. Je bént daar, waar het herfstlicht over het veld strijkt en je de stoeiende haas ziet, hoort, voelt, ruikt, alsof het je eigen herinnering is, en dat ontroert.

 

ondoorgrond

 

ondoorgrond
gedichten 1963 – 2019
Jozef Deleu
Uitgeverij PoëzieCentrum
ISBN 9789056552688

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.