Delphine Lecompte – Carpe diem, steek de cactus in je reet
Drie jaar geleden tikte ik op de vieze ruit van de voormalige vrachtwagenchauffeur. We hadden al enkele weken gulzige incoherente kinderlijke sms’en uitgewisseld over Lucinda Williams, dinosauruskoeken, ontoereikende vaders, deprimerende parochiezalen, Nicolas Cage en tandpijn (o.a.). Maar die bewuste avond in augustus 2019 trok ik mijn stoute schoenen aan en viel ik dus bij hem binnen. We dronken pilsjes, ik toonde mijn borsten. Hij friemelde aan mijn borsten, ik trok zijn trainingsbroek vol gaten naar beneden, knielde, nam zijn geslacht in mijn mond en de rest is geschiedenis. We werden een koppel: verloederde morsige medeplichtige sentimentele hitsige humoristische dronkaards. Ik bleef mijn huurhuisje behouden, maar ik vertoefde bijna altijd bij de voormalige vrachtwagenchauffeur.
Mijn voorste tanden werden getrokken, maar mijn versleten trucker lette er niet op. Hij was te bot, te stomp, te getroebleerd en te gehavend om op zoiets onbenulligs als een tandextractie te letten. Ik voelde me nog lelijker dan anders zonder mijn voorste tanden: afgrijselijk, monsterlijk, karikaturaal, eeuwenoud, een heks. Ik was verliefd op de voormalige vrachtwagenchauffeur, op zijn grote gestalte en zijn donkere golvende Bijbelse haren. Hij was niet verliefd op mij. Dat hoefde ook helemaal niet.
De seks was verschrikkelijk, nog nooit was ik een man tegengekomen die zo verlegen, stroef, saai en stug was in bed. Maar ik zou hem wel enkele perverse trucjes en tomeloze agressieve maniertjes aanleren in de slaapkamer, of op de tafel. Overal.
Bovendien was ik buitensporig verzot op zijn welriekende gladde kwartelachtige besneden penis en zijn magnifieke teelballen die perfect in mijn handpalm pasten. Ik slaagde er soms in om zijn bescheiden roede met mijn goochelaarshanden te transformeren tot een bijna fiere condor. Maar eigenlijk was de seks niet heel belangrijk, alles draaide vooral om aanhoudende dronkenschap en zogeheten toxische misogyne Southern rock.
De voormalige vrachtwagenchauffeur woonde in een beschimmeld piepklein gelijkvloers appartement. Boven hem verbleef een vrouw uit Maastricht, ze leek me geestig, genereus, joviaal. Manou. Op een septemberavond kwam ze op de deur van de voormalige vrachtwagenchauffeur kloppen, ze had een geschenk voor mij: een cactus en een steen waarin een jonge blonde beroemde steenhouwster uit de buurt de holle leuze CARPE DIEM gehouwen had. ‘Neem de geschenken niet aan,’ fezelde de voormalige vrachtwagenchauffeur in mijn oor. De bovenbuurvrouw nam plaats aan de kleine ronde woonkamertafel en schonk zichzelf een glas wijn in (ze had haar eigen wijn en tabak meegebracht). Ze vertelde me ongevraagd haar warrige levensverhaal: ‘Mijn moeder was een barones in Maastricht, de adel wordt gehaat en constant bespot in Maastricht.’
‘Het is dan ook een carnavalsstad,’ zei ik behulpzaam.
Maar Manou negeerde me en ging verder: ‘Mijn vader was een gulle vunzige corrupte bijgelovige goedlachse schele bordeelhouder met Hondurees bloed.’
‘Hondurees bloed!’ riep ik verrast en nieuwsgierig, maar Manou negeerde me opnieuw.
‘Mijn eerste man probeerde me te vermoorden met een televisiescherm waarop een haardvuur knetterde. Hij was te gierig om een echt haardvuur aan te maken en daarom pestte ik hem telkens met dat knetterende haardvuur op ons televisiescherm.’
‘Een televisietoestel verbruikt ook veel…’
‘Zwijg, zwijg, zwijg,’ sisten Manou en de voormalige vrachtwagenchauffeur in koor.
Ik ging naar de badkamer, nam een fles Martini die ik had verstopt tussen twee handdoeken en nam een paar gulzige teugen. De voormalige vrachtwagenchauffeur dronk enkel bier en soms deed hij vervelend en moreel superieur over mensen die ook Martini, wijn, whisky, cocktails en likeuren dronken. Ik dronk alles waar alcohol in zat, zelfs de zonnecrème van mijn moeder was niet veilig. Maar nu was het reeds herfst en de zonnecrème van mijn moeder was veilig opgeborgen. Ik dacht aan de bedeesde zeepzieder naar wiens zaad en bevestiging ik nog steeds hunkerde, en vreemd genoeg ook aan Antony Gormley van wiens werk ik nooit echt had gehouden.
Ik keerde terug naar de nicotinewalmen in de woonkamer, Manou zei: ‘Je gezicht staat vol plekken, Veronique was veel mooier.’ Ik keek naar de voormalige vrachtwagenchauffeur, maar de verdwaasde ploert zei niets. Ik vroeg om mezelf te kwellen: ‘Was Veronique veel mooier, Frank?’ De voormalige vrachtwagenchauffeur zei gegeneerd: ‘Veronique was mooier. Ze had prachtige lange weelderige zwarte haren en guitige kuiltjes in haar wangen. Maar jij pijpt beter.’
Ik zei cynisch: ‘Oef!’ Manou genoot zichtbaar van mijn pijn en jaloezie. Haar wijn was op en ze dronk nu toch de pintjes van de voormalige vrachtwagenchauffeur, de pintjes die ze eerder had afgeslagen, wegens ‘te flauw, te boers, te Vlaams en te gemeen’.
Ze vertelde verder: ‘Mijn tweede man heeft mijn neus en nekwervels gebroken met een vreemd protserig beeld van Kipling.’
‘De schrijver?’
‘Wie anders? Mijn derde man heeft nog samengewoond met Keith Haring, maar toen Keith weigerde om zijn laatste potje rijstpap met hem te delen is hij het afgetrapt. Mijn derde man was een oogarts.’
‘Heeft hij de scheelheid van je vader gecorrigeerd?’
‘Nee. Mijn eerste zelfmoordpoging werd weggehoond, ik gebruikte nochtans een heggenschaar en bloedde bijna dood op een dik mosterdkleurig tapijt in een snobistische luchterwinkel in Vilnius.’
‘Vilnius!! Ik ben verzot op Vilnius!’ beweerde ik dronken.
Manou vroeg: ‘Ben je er wel eens geweest?’
‘Nee.’
‘Je bent een aanstelster, Veronique was ook een aanstelster.’
‘Maar wel een veel aantrekkelijkere aanstelster dan ik…’
‘Ja, inderdaad. Mijn vierde man was een transseksuele poolreiziger, bars en ondoorgrondelijk. Mijn vijfde man bleek een sadistische bietenboer.’
Ik vroeg geil en hijgerig: ‘Hoe uitte zijn sadisme zich? Welke vormen nam het aan?’
Manou negeerde mijn vraag en zei: ‘Uiteindelijk kwam ik in Brugge terecht toen mijn vader domweg verliefd werd op een bloedmooie alchemistische trompettist die hem natuurlijk in de steek liet toen hij kwaadaardige hersentumoren en alvleesklierkanker kreeg. Ik zorgde voor mijn lastige klagerige incontinente schele palliatieve vader, plots kwam mijn moeder weer op de proppen… Voor de nakende erfenis, zo doorzichtig! Ze was haar adellijke titel kwijtgespeeld nadat ze was betrapt op ongepast seksueel getint gedrag met een schrale merrie die Trust heette. Ik kreeg niets na de dood van mijn vader, de bloedmooie alchemistische trompettist kreeg ondanks zijn verraad en onbetrouwbaarheid alles.’
‘Was het veel?’
‘Nee. Mijn zesde man gaf me een fiets, een broodrooster, een profetische teckel, een levensvoorraad muggenolie, een koddige braadpan, een Roemeense zeeflepel en het deerniswekkende onhygiënische appartement hierboven. Hij was een heilige klompenmaker, zeer bedreven in cunnilingus. Hij werd op Paasmaandag 2014 omvergereden door een camionette die een ontvoerd Beiers meubeltycoonzoontje gekneveld naar afpersers in Nazareth trachtte te brengen. Een geluk bij een ongeluk: het pafferige rotverwende Beierse ettertje werd gered, maar mijn zesde man was op slag dood.’
‘Ai.’
Het was bijna 2u ’s nachts ondertussen, de drank was op en de voormalige vrachtwagenchauffeur keek knikkebollend in de zetel naar een documentaire over een troep incestueuze premiejagers in Michigan. Hij schoot bruusk wakker, braakte en zei korzelig tegen Manou: ‘Trap het af, ik wil slapen.’
Manou vroeg aan mij: ‘Wil jij ook dat ik wegga? Nu je weet dat Frank nog steeds geobsedeerd is door de verrukkelijke duizelingwekkende liefelijke zorgzame Veronique?’
Ik zei stoer: ‘Ja, trap het af. Ik bedoel: hoepel op en steek de cactus in je reet!’
Manou stormde woedend weg, ze nam de cactus maar ook CARPE DIEM mee.
De volgende dag werden de voormalige vrachtwagenchauffeur en ik wakker om 11u, bijna middag. Er zat weinig leven in zijn penis, maar ik pijpte hem toch. Hij probeerde me te wurgen en roerde met te veel vingers in mijn aars, maar ik had het graag. Ik stond op en kreeg te kampen met klapperende ontwenningsverschijnselen. Ik trok vlug mijn kleren aan en nam de gezamenlijke geldbuidel om een nieuwe voorraad bier en stiekeme Martini in te slaan.
Mijn fiets stond in de gang, Manou had de fiets volgeplakt met post-it blaadjes, bijna een obscene kerstboom: ‘Anorectische seksbom, ondankbaar skelet, bittere hoer, pretentieuze slet, hopeloos drankorgel…’ Verwijten en scheldnamen in die trant. Alles klopte nogal. Toch werd ik razend. Ik tierde naar boven: ‘CARPE DIEM MISLUKT BESPOTTELIJK HOLLANDS ARISTOCRATISCH WANSTALTIG SERPENT!! MASTURBEER MET JE CACTUS ZIELIGE SMERIGE VEREENZAAMDE GIFTIGE VERLEPTE PSEUDO-BARONES!!!’ Ik was nog zat en ik vloekte venijnig, gutsend en krijsend tot mijn stem het begaf. De akoestiek was zalig, tot mijn stem het dus begaf.
Ik kotste. Daarna fietste ik naar de dichtstbijzijnde supermarkt. Ik hyperventileerde in de zuivelafdeling, het was de misselijkmakende aanblik van de wrede groteske ananasyoghurt. Mijn moeder belde me op: ‘Fientje, ik maak me zorgen over je drankmisbruik.’
‘Terecht.’
‘Laat je opnemen.’
‘Nooit.’
‘De oude kruisboogschutter beweert dat je nu samenwoont met een versleten trucker die uit is op je geld…’
‘Welk geld?’
‘Het geld van je poëzievoordrachten.’
Ik lachte hard, schor, krakend, kakelend en vreugdeloos. Ik had al mijn voordrachten afgezegd, het drankmisbruik ging voor. Ik verbrak de verbinding en kocht twaalf blikjes bier en drie flessen roséwijn, het zou niet genoeg zijn.
Toen ik terug stapte naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur zag ik Manou in het park. Ze zat aan een picknicktafel met een uitpuilende cheeseburger met uienringen en een dun glanzend boekje over haar sterrenbeeld: weegschaal. Ze begroette me hartelijk en stelde voor om de gordijnen van de voormalige vrachtwagenchauffeur te wassen. Ze had een wasmachine in haar appartement, wij niet. Ik gaf de gordijnen mee. De gordijnen werden wit, en daarna weer bruin. Manou bleef smerige post-it blaadjes aan mijn fiets plakken, en vergat de blaadjes achteraf. Ik niet. Ik zinde op wraak. Op een dag smeerde ik een verbeurde moussaka uit over haar deurmat. Manou gleed uit en brak haar voet. Zoet? Zoete wraak? Nee, maar wroeging had ik evenmin.
De voormalige vrachtwagenchauffeur zorgde voor de vijf Perzische katten van Manou toen ze was opgenomen in het ziekenhuis: eerst verbleef ze in de afdeling orthopedie, daarna in de psychiatrie (terecht en welverdiend). We bleven haten, treiteren, pesten, vertroetelen, konkelfoezen, chanteren, fulmineren, sneren, smeken, schooien, misprijzen, schimpen, gal spuwen en ruiten breken. Alle drie. Tot ik het beu werd.
Tot ik de alcohol vaarwel zei. Ik volgde een ontwenningskuur, ja. Ik werd niet wijs, waardig, verzoenend, minzaam, rationeel en stoïsch. God nee! Maar ik nam toch enige afstand van de verkrampte woede, van de doffe ellende en van het infantiele etterende geweld dat huisde in het treurige marginale gebouw waar Manou en de voormalige vrachtwagenchauffeur verbleven: Annuntiatenstraat 13. Ik bedreef nog steeds de liefde met de voormalige vrachtwagenchauffeur, maar na mijn orgasme snelde ik naar mijn eigen woning om blasfemische onconventionele gedichten te schrijven, naar New Order te luisteren en me stierlijk te vervelen.
Manou en mijn ruwe zwakke zieltogende versleten trucker bleven ruziemaken. Ook vandaag maken ze ruzie: meestal over de gordijnen. Manou noemt de voormalige vrachtwagenchauffeur een ‘kluizenaar’. Alsof dat de ultieme belediging is. Het kluizenaarschap is toch net poëtisch, mysterieus, dapper, krachtig en nobel? Het klopt overigens niet, de voormalige vrachtwagenchauffeur heeft: zijn dromerige gokverslaafde zoon, zijn beste vriendin Ria die flipperkasten uit Lochristi verzamelt en van Megadeth houdt, zijn jeugdvriend Kiwi uit de Koffiestraat te Jabbeke, zijn ex-collega Gerard die een tarantula als huisdier heeft en die ooit een Poolse fazantenstroper heeft doodgestoken, en hij heeft mij.
Heeft hij mij? Hij heeft mij als ik extatisch, fantastisch, waanzinnig en ongebreideld klaarkom. Daarna ben ik een monnik, een diabolische monnik met een ranzige schaamteloze wellustige moeder en propere burgerlijke gordijnen waarop protserige struiken en absurde griffioenen staan. Ik sta op om 3u ’s nachts om te schrijven. Ik pluk de dag niet en Manou heeft voorgoed alle cactussen ter wereld verbrod voor mij. Ik die als kind zoveel van cactussen hield!
Ach…