Delphine Lecompte – De golf spelende engel en de onevenwichtige feeks deel twee, nee wacht: de gepensioneerde zwembadopzichter deel één
Ik heb al over hem geschreven, over de golf spelende engel. Een gedicht. Maar ook een verhaal.
Ik ben het verhaal kwijt.
In 1999 studeerde ik Russisch, ik was erin geslaagd om in het tweede jaar terecht te komen. Maar mijn rationaliteit was erg fragiel geworden. In de zomer van 1999 had ik erg veel drugs genomen met Nicky en het was me slecht bevallen. Ik werd geplaagd door paniekaanvallen. Toen ik eind september in mijn studentenkamer zat werd het alleen maar erger. Het was een cel, een hel.
Een hel is overdreven. Overal hingen grimmige krankzinnige zelfportretten van Antonin Artaud en een foto van Nastassja Kinski in berenkostuum op de set van The Hotel New Hampshire. Die foto van Nastassja was zalvend en troostrijk, maar het was niet genoeg. Ik las Les Particules élémentaires en dronk wodka omdat wijn te traag werkte. Ik masturbeerde dwangmatig met mueslirepen, het ontspande me eventjes. Soms kwam er een laatstejaarsstudent event management langs om me akelig geluidloos te neuken. We spraken niet met elkaar, hij wist niet dat ik Russisch studeerde. Op een dag zag hij een cassette van Waiting for the Sun op mijn schrijftafel liggen. Hij zei: ‘Ik hou van The Doors.’ Ik zei: ‘Ga weg en keer nooit meer terug!’
De immense uitdijende Russische woordenlijsten overspoelden mij. Mijn hoofd zal vol angsten, demonen, huiveringwekkende koortsdromen, scheldwoorden, zigeunervloeken, sjamanistische mantra’s en compulsies. Er kon niets meer bij. Het Russische woord voor ‘stier’ was het enige dat ik kon onthouden. Het klonk als de naam van de toenmalige corrupte door de Belgische regering gesteunde president van Congo: Kabila. Ik ging enkel nog naar de lessen van Johanna de ranke kaarsrechte keizerlijke aristocratische enigmatische zonderlinge solitaire leerkracht die ons Russische grammatica en vertaaloefeningen gaf. Van het Nederlands naar het Russisch. Ik zat op de achterste rij en ik stonk. Naar drank en zweet en zaad en mueslirepen.
Op een dag moesten we een verhaaltje van Jip en Janneke vertalen naar het Russisch. Het ging over een bromtol. Johanna schreef het Russische woord voor ‘bromtol’ op het schoolbord. ‘Waarom schrijf je zo lelijk?’ vroeg ik. Ik schrok, mijn klasgenoten schrokken ook. Johanna keek sceptisch en ontgoocheld. Ik verliet het klaslokaal en dronk wodka op de dichtstbijzijnde kerktrappen. Mensen passeerden en negeerden mij. Ik schreeuwde: ‘Negeer mij maar, ja, negeer mij maar! Kille harteloze kleinburgerlijke pezewevers!!’
Een oude man wilde de kerk betreden met een blazende kat in een plastic kooi. Haar poot paste net door de tralies en ze krabde mij, mijn wang bloedde. De eigenaar van de kat zag het, maar hij zei er niets van. Ik rukte de kooi uit zijn handen en opende de kooi. De kat ontsnapte en ik zei tegen de oude man: ‘Kat is kot in het Russisch, maar de woorden voor kooi en kerk ben ik vergeten. Ik bloed letterlijk en figuurlijk, maar de wereld geeft niet om mijn pijn. Mijn moeder beweert dat ik mooie ogen heb. Maar als ik ze sluit om te slapen of te copuleren ben ik een walgelijk verdorven onvergeeflijk eczeemgedrocht met platvoeten en een haviksneus. Koop sandalen voor mij!’
De man zei: ‘Oké, maar het zullen goedkope sandalen moeten zijn want met mijn schamel pensioentje kom ik nauwelijks toe. Ik ben een gepensioneerde zwembadopzichter. Ik heb drie dochters die hoge toppen scheren in Barcelona, maar ze dragen me niet op handen.’ De kat keerde terug en ze nestelde zich gedwee in haar plastic kooi. Ze had een naakte geschoren buik, de dierenarts had haar baarmoeder verwijderd. En nog andere organen, zo veel mogelijk organen. De kat blies en krabde me nogmaals, maar deze keer bloedde ik niet. Ik dronk mijn flesje wodka leeg.
De gepensioneerde zwembadopzichter zei plots: ‘Kijk naar de zon!’ Hij keek naar het voetpad, dat was vreemd. Ik keek naar boven, er was niets te zien. Ik keek naar het voetpad, er lag een sticker van een homorechtenbeweging op het voetpad. De gepensioneerde zwembadopzichter zei: ‘Ik had een zoon, hij viel op mannen en ik wilde er niets van weten. Hij pleegde zelfmoord toen hij zeventien was, mijn dochters geven mij de schuld. Het is mijn schuld. Ik zei over zijn homoseksualiteit: bah, bah, bah, bah, bah.’
‘En de moeder, je vrouw?’ vroeg ik. ‘Een schizofreen wrak, zwaarlijvig en apathisch. Erger dan een reptiel of een sanseveria. Ze zit nu veilig weggeborgen in een gesticht in Ruiselede. Een keer per maand ga ik op bezoek, is het genoeg?’
‘Ja.’
‘Ja is het juiste antwoord.’
Ik kreeg pastelgroene sandalen van de gepensioneerde zwembadopzichter, het waren geen goedkope sandalen.
De gepensioneerde zwembadopzichter nam me mee naar zijn appartement in de drukke Rooigemlaan. De kat keek verwonderd naar de opgezette flamingo in de hoek. Nochtans stond die flamingo daar al meer dan tien jaar. ‘Wil je een plakje peperkoek of liever een halve bloedworst?’ vroeg de gepensioneerde zwembadopzichter. ‘Geen van beide.’ Hij zette muziek op: vulgaire baldadige hitsige ongecompliceerde Hollandse carnavalsliedjes. ‘Kom we dansen de Polonaise!’ Hij greep me bij mijn schouders en duwde me doorheen de woonkamer. Ik was dronken en bezeerde me aan tafeltjes en commodes. Ik probeerde de kat te betrekken bij de Polonaise, maar ze was te klein en ze had niet de juiste anatomie: ze was slap, geraffineerd, nijdig, kronkelend en onwillig. Ze krabde me een derde keer. Ik had het verdiend.
Ik draaide me om en nu duwde ik de gepensioneerde zwembadopzichter doorheen de woonkamer. Ik wilde hem vermoorden. Ik sprak mijn plotselinge moordzucht uit: ‘Ik wil je wurgen.’
‘Ik jou ook! En ik weet niet eens hoe je heet!’
Ik zei: ‘Je m’appelle Delphine.’
De gepensioneerde zwembadopzichter maakte een kommetje pistachenoten soldaat. We keken samen naar Misery. We dronken zoete rode wijn. Na de film wilde ik slapen. Maar eerst moest ik de gepensioneerde zwembadopzichter pijpen, geen probleem.
Ik sliep weldadig. De volgende ochtend at ik het plakje peperkoek en de halve bloedworst dan toch op. Ik keek naar mijn reflectie in het raam van de microgolfoven: ‘Zo spectaculair zijn je ogen nu ook weer niet hoor!’ Ik nam een notenkraker en brak mijn neus voor de zoveelste keer. De gepensioneerde zwembadopzichter stond op, we namen samen een douche. Nu pas zag ik de vele littekens op zijn borst en buik. Hij zag me staren en zei: ‘Ordinaire cafégevechten. Wanneer ik teveel drink maak ik ruzie met de verkeerde Albanese paardengokkers en met geharde loensende kooivechters die me niet kunnen uitstaan omdat mijn zoon een mietje was.’ We droogden elkaar ruw af.
Ik vond mijn sandalen niet, ik verliet blootsvoets het appartement van de gepensioneerde zwembadopzichter. In de etalage van een Turkse slotenmaker die ook Smurfen en opzichtige bruidskledij verkocht bekeek ik mijn gezicht in profiel. Het viel wel mee. Zou ik ooit trouwen?
Zou ik ooit willen trouwen? Met een vrouw? Met een Ierse misdaadschrijfster?
Nee, ik zou nooit trouwen. Ik kocht twee dure notenbroden in een delicatessenwinkel, en een fles rum in de kruidenierszaak ernaast. In een telefooncel belde ik Robert op, de leerkracht waarnemingstekenen die had geweigerd om me te molesteren toen ik zestien was en eindelijk in zijn klas zat. We waren vrienden geworden. Hij had Nicky verleid, maar we waren toch vrienden gebleven. Robert was pokdalig, egocentrisch en gekweld. Hij wist dat ik het moeilijk had. We spraken over mijn ogen, mijn blote voeten en mijn studie Russisch.
Robert zei: ‘Ik heb een rode sportwagen gekocht. Haat je me nu?’
‘Nee.’
Maar ik verbrak de verbinding en ik haatte Robert hartsgrondig. Hij had Nicky gepenetreerd omdat Nicky een bevallig snoetje had. En elegante gebruinde voeten.
Ik dacht aan Kathy Bates in Misery. Is het dat wat me te wachten stond? Pinguïnbeeldjes verzamelen en geobsedeerd raken door een melige middelmatige antipathieke zielloze bestsellerschrijver? Nee!!
Ik nam gulzige slokken van de fles rum in de Serpentstraat. Vroeger was ik hier met mijn vader en Axelle eens naar de kapper geweest. De kapper had een jongetje van me gemaakt en ik was ontroostbaar. Axelle kocht een pluchen vos en een paarse diadeem voor mij. Op de vrijdagmarkt brulden circusleeuwen.
Ik keerde terug naar mijn naargeestige studentenkamer. Ik kwam Ellen tegen in de gang, ze zei: ‘Je bent een monster, je neukt met Jan en alleman.’ Ellen zag eruit als Pamela Anderson, maar ze was erg rechtlijnig en preuts. Het was dom van haar om geen gebruik te maken van haar erotisch kapitaal. Ik zei: ‘Ja, ik neuk met Jan en alleman. Kan je me vijftig euro lenen?’ Ellen gaf me vijftig euro. In mijn studentenkamer trok ik zwarte bottines aan en ik dronk de rest van de fles rum leeg. Het was ondertussen acht uur ’s avonds, ik was klaar om uit te gaan.
In een donkere kroeg vlakbij het Citadelpark liet ik me bepotelen door een graatmagere dertigjarige ietwat cynische parachutist. Het was een kroeg voor verbitterde mensen, ik was de jongste. Er hing een foto van James Dean aan de muur. Ik speelde snooker met de parachutist. Een dwergvrouwtje viel flauw en de parachutist zei: ‘Nu kunnen we haar verkrachten en martelen.’ Maar de kroegbaas belde de hulpdiensten op. Ze waren er snel bij, het dwergvrouwtje werd op een berrie gelegd.
De parachutist zei: ‘Als het aan mij had gelegen dan had ik de buik van het dwergvrouwtje opengereten met een machete, de darmen eruit gesneden en gepist op haar appendix. Ik heb altijd al eens willen pissen op de appendix van een dwergvrouwtje. Tot slot zou ik het lijk hebben verkracht. Of is het onmogelijk om een dode teef te verkrachten?’
Ik zei: ‘Ik weet het niet.’
Ik verliet de kroeg, het was nacht. Ik hield van mijn zwarte bottines en van de bijna volle maan. In een andere kroeg belde ik mijn moeder op. Ik zei: ‘Mama, het leven is genadeloos voor dwergvrouwtjes, Congolezen en homoseksuelen. En voor mij.’ Mijn moeder zei: ‘Fientje, kom naar huis. Ik zal lasagne voor je maken.’ Ik zei: ‘Oké.’
Om 5u ’s ochtends nam ik de trein naar Brugge. Ik was ontredderd, paniekerig en incontinent. Ik zong: ‘This is the end/ Beautiful Friend/ This is the end/ My only friend, the end…’
Maar mijn leven moest nog beginnen.