Delphine Lecompte – Hoeren, mijn tijdelijke moeders en idolen
Toen ik als elfjarige terugkwam van sneeuwklas reed onze reisbus doorheen het beruchte Glazen Straatje in Gent. Ik staarde ongegeneerd naar de prachtige lieftallige sierlijke mokkende hoeren en hun smakeloze boa’s en de niet erg flatterende verlichting. Dergelijke verlichting had ik al eens eerder gezien, in supermarkten. Afgeprijsde kangoeroesteaks en varkenskoteletten werden zo in de kijker gezet. Het was ook een beetje de verlichting van mensen die belang hechten aan Kerst, maar niet genoeg geld hebben voor mondaine welgestelde gezelligheid en een kerststalletje. Het was februari. Ik zwaaide naar de hoeren, maar ze zagen het niet. Ze zagen er zo lief, onschuldig, bijgelovig, dromerig en verschrikt uit.
Ze waren solidair met elkaar. Ze deelden hun broodpudding, kompressen en sangria met elkaar. Ze roddelden over hun klanten (neurotische pistoolschilders, melancholische baggeraars, bulderende meubelmagnaten, wazige ex-poolreizigers, boertige stukadoors, monkelende zwembadopzichters, imbeciele vogelwichelaars, enzovoort) die steevast klaagden over hun schamele salaris, hun ontgoochelende fitnesstoestellen, hun wispelturige harlekijnpoedels, hun ondankbare zoons, hun bitsige dochters, hun dorre echtgenotes en hun veeleisende schandknapen. Sommige klanten hadden geen vrouw. Sommige klanten hadden een gemummificeerde moeder of een bedlegerige vader. Sommige klanten grienden en kwijlden. Enkelen waren incontinent en agressief. Je moest het allemaal van je afschudden.
Terug thuis vroeg mijn moeder: ‘Heb je genoten van het skiën, Fientje?’ Ik zei eerlijk: ‘Ik heb genoten van de Oostenrijkse fauna, en dan vooral van de ietwat deerniswekkende herten, maar ik was toch vooral ontroerd door de erectie in mijn rug wanneer ik met de norse gekwelde enigmatische skileraar achter me op de slede een berg afdaalde.’
Mijn moeder zei: ‘Dat is onmogelijk, je jas is te gewatteerd om een erectie gewaar te worden.’
‘Oké, als jij het zegt, mama. Noem me een leugenaar. Noem me desnoods een hoer!’
‘Ik noem je toch helemaal geen hoer, Fientje?’
‘Ik wil een hoer worden: hoer Fientje.’ Mijn moeder gaf me een klap in mijn aangezicht en ik moest naar bed zonder forel en zilvervliesrijst. Oef! In bed masturbeerde ik met een versleten pluchen kameeltje dat ik nooit graag had gezien. Het kameeltje had geen ogen, ik had het gekregen als troostprijs. Ik was eens tweede geworden in een gedichtenwedstrijd voor kinderen in Koksijde. De hoofdprijs was een bouvier. Een echte moeilijke koppige zwarte hond. Wat was ik jaloers geweest toen. Mijn gedicht was veel origineler dan de melige troep van de truttige ouwelijke winnares die enkel had gewonnen omdat ze de dochter van een plaatselijke vastgoedtycoon was. Ik kwam klaar en stelde mezelf voor dat ik een hoer was.
In mijn verbeelding had ik uitsluitend hoffelijke zorgzame aanbiddelijke klanten: een sentimentele buikspreker, een argeloze touwslager, een ontwapenende alpacafokker en een hilarische schoorsteenveger. De seks zelf was donker, gecamoufleerd, kabbelend, braaf, bevredigend en rechtlijnig. Vuist en aars kwamen niet voor in mijn fantasie. Zwepen en klemmen slechts met mondjesmaat.
Ik viel in slaap, de volgende dag was een zaterdag. Na het ontbijt propte ik enkele dure kunstboeken (Fuck you, Matisse! Fuck you, Juan Gris! Fuck you, Richard Long! Fuck you, Jim Dine!, Fuck you, Claude Monet! Fuck you, Georges Seurat! Fuck you, Panamarenko! Fuck you, Keith Haring! Fuck you, Paolo Uccello! Fuck you, Fra Angelico! Fuck you, Asger Jorn! Fuck you, Tamara de Lempicka! Fuck you, Bruce Nauman!) van mijn moeder en mijn sombere mompelende stiefvader in mijn boekentas en ik verkocht ze tegen een veel te lage prijs aan een ramsjzaak. Behalve de monografie van Bruce Nauman, omdat hij op een interessante profetische manier werkte met Tl-verlichting. Ik zou tonen aan de hoeren dat het zo ook kon, ze laten zien dat verlichting ook kunstzinnig en transformerend kon zijn.
Ik kocht in een kruidenierswinkel in de Voldersstraat twee kilo pralines en vijftig kleine marsepeinen biggetjes. Elk biggetje had een muntstuk van chocolade in zijn rug geprest. Ik kocht ook nog een dozijn eclairs en twintig nougatrepen. Toen was mijn geld op. Ik liep naar het Glazen Straatje. De hoeren waren verbouwereerd doch aangenaam verrast. Ze vraten uitbundig, luidruchtig, jubelend, dankbaar, gehaast en vuil. Het was als een banket in Asterix en Obelix. Maar dan zonder everzwijn. De gulzigste eter was Nancy Paradis (haar echte naam). Nancy beweerde dat hoeren liever prostituees worden genoemd, maar ik zag Esmeralda en Tiffani schudden van nee. Hoer klonk beter dan prostituee: gezelliger, moederlijker, religieuzer, gevoeliger, traditioneler, romantischer. De oudste hoer heette Juanita, ze kwam oorspronkelijk van de Filipijnen. Ze sprak geen Nederlands. Ze had een houten been, ze was de mascotte van de groep.
‘Hoe word ik een hoer?’ vroeg ik. De hoeren schaterlachten. Ze hadden lange rottende afbrokkelende tanden met zilveren vullingen en een gelige aanslag op hun tong. Ik zei verbolgen: ‘Ik meen het! Waar kan ik solliciteren? En waar koop ik de juiste kleren en juwelen?’ De juwelen oogden onverwoestbaar. Ratelende oriëntaalse armbanden, grote valse parelkettingen, druipende pauwkleurige oorbellen, en gouden ringen met groene stenen aan elke vinger. Zelfs aan de minuscule opgezwollen zweterige beschamende pinken. De kledij was rood en kras tijdens het verkopen van zichzelf. Maar tijdens de koffiepauze werd vooral gekozen voor zachte pasteltinten en poezelige muiltjes met pluimpjes. Tijdens de daad waren de hoeren uiteraard naakt, al waren er klanten (zo leerde ik) die hielden van een Slavisch verpleegsteruniform of van kniesokken zoals een verwend kostschoolmeisje uit Dorset zou dragen. Zeldzaam waren de klanten die kickten op cowboylaarzen en vampiercapes, maar ze bestonden wel. De schmink was wonderlijk: extreem, exotisch, vurig, opzichtig, karikaturaal, haast clownesk. Paars en blauw voor de ogen, perzik en karmozijn voor de wangen en mond. Niemand hield zich aan de echte realistische schrale contouren van het gezicht: lippen en wangen en ogen barstten uit hun voegen. Poeder! Zalig poeder, overal. Stofwolken poeder. ‘Waarom? Wat betekent het poeder?’ vroeg ik. De hoeren keken elkaar samenzweerderig aan. Estelle zei onbegrijpelijk: ‘We gebruiken poeder omdat onze klanten grote baby’s zijn.’ Fanny zei vaag en bezwerend: ‘Denk aan de wolf in het sprookje met de zeven geitjes.’ Lola zei mysterieus: ‘Talkpoeder neutraliseert.’
Ik toonde de monografie van Bruce Nauman aan de hoeren, het was geen schot in de roos. Debby was de enige die het boek met een zekere mildheid bekeek, ze beweerde dat ze hield van de hangende figuur in neonkleuren. Haar incestueuze vader had op die manier zelfmoord gepleegd, twee weken na haar achtste verjaardag. ‘Geen dag te vroeg!’ Ik trok mijn kleren uit, ik had nog geen borsten. Mijn lichaam stond vol vochtige blinkende geïnfecteerde eczeemplekken. Enkel mijn bolle kinderlijke buik die ik altijd vergat in te trekken was gaaf. Esmeralda wikkelde me teder in een dun wollig kriebelend fuchsiadeken. Ze zei: ‘Je bent te jong voor sekswerk.’ Ik vroeg: ‘Hoelang moet ik nog wachten?’
‘Tot je zestiende.’ Ik zei: ‘Ik kan zolang niet wachten, hoor! Bestaat er geen illegale markt voor elfjarige hoeren?’ Nancy zei vlug: ‘Nee, nee, nee. Haal die markt uit je hoofd.’ Er bestond natuurlijk wel een illegale markt voor elfjarige hoeren, maar ik vond helaas de juiste tussenpersonen niet.
Ik keerde terug naar huis. Mijn moeder vroeg: ‘Wat heb je uitgestoken, Fientje? Je was de ganse dag weg, ik begon me zorgen te maken…’ ‘Zorgen voor niets! Ik ben bevriend geraakt met enkele hoeren, het was een warm bad.’
‘Welke hoeren?’ vroeg mijn moeder.
‘Nancy Paradis, Esmeralda, Tiffani, Estelle, Juanita, Teresa, Debby, Lola, Fanny, Gina en Sonja. Sonja heet in het echt Heleen. Gina heet in het echt Hilda. Fanny heet in het echt Fran. Lola heet in het echt Godelieve. Debby heet in het echt Deborah. Teresa heet in het echt Teresa. Juanita heet in het echt ook Teresa. Estelle heet in het echt Esther. Tiffani heet in het echt Tine. Esmeralda heet in het echt Elisabeth. En Nancy Paradis heet in het echt gek genoeg Nancy Paradis!’
Mijn moeder schudde me door elkaar en ik moest naar bed zonder baars en notenbrood. Halleluja! Ik masturbeerde niet. Ik keek in de spiegel, ik zag eruit als een bedeesde verkrampte bleke houterige gedrochtelijke ernstige preutse boekenwurm. Verschrikkelijk. Van Axelle, de guitige zachtaardige piepjonge behulpzame koesterende vriendin van mijn vader, had ik voor mijn tiende verjaardag een doos vol schmink gekregen. Mijn moeder was tegen schmink. Ik niet meer. Ik schminkte me overdadig, ik was vooral tevreden over mijn turkooizen oogleden. Mijn moeder stormde binnen.Ze deinsde achteruit toen ze me zag: ‘Une femme de mauvais moeurs!!’ schreeuwde ze veroordelend en vol walging in het Frans. Het was duidelijk dat mijn moeder hoeren haatte, volkomen onterecht. Mijn moeder sloeg me omdat ze erachter was gekomen dat ik kunstboeken had verkocht aan een ramsjzaak. Dat viel te verwachten, dat het zou uitkomen. Ik zei: ‘Ik heb de monografie van Bruce Nauman nog!’
‘Laat maar,’ zei mijn moeder plots verslagen en bezwaard. Ze verliet mijn kamer, ik huilde. Ik was een huilende hoer.
Ik keek naar mijn verrukkelijke theatrale wellustige onzinnige mascaratranen in de spiegel. Daarna keek ik verlangend naar buiten: daar liepen mijn toekomstige klanten, mijn prooien en beulen. O wat keek ik ernaar uit om een hoer te worden. Ik had reeds de juiste compassie, toewijding, visie, schmink, humor en vastbeslotenheid. Ik klapte de monografie van Bruce Nauman open: ‘The true artist helps the world by revealing mystic truths.’ Onzin! Een beetje verder zag ik ‘Smell and die’ staan. Ik had nooit meer gehouden van een geur dan die middag tussen de zalige charismatische luchtige gezellige bepoederde hoeren. ‘Smell and live.’ Ja, Bruce, ja! Als een hoer, Bruce! Ruiken en leven als een hoer. Het was mijn vurigste wens, maar het is nooit gelukt.