Delphine Lecompte – Toen de oude kruisboogschutter nog gulzig over goudmollen sprak
In 2003 was alles nog idyllisch
De oude kruisboogschutter sprak gulzig en extatisch over pluchen goudmollen
En geroosterde koffervissen, het was nieuwjaarsdag
Nu zijn we nukkig en gegroefd (bijna 2023)
Vooral ik, mijn gezicht lijkt op een desolaat Oost-Vlaams urnebedrijf
Vrienden heb ik niet meer
Behalve: de analfabetische jongenshoer, de hypochondrische palingviller,
De voormalige vrachtwagenchauffeur en de bedeesde zeepzieder
De hypochondrische palingviller heb ik helaas verzonnen
Niet getreurd: ik word wakker in het vieze bed van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Hij slaapt nog, hij mompelt: ‘slachttrechters, frietvorken en navelstrengklemmen uit Wyoming.’
Ik maak hem wakker om de liefde te bedrijven
Hij likt mijn vagina die als twee druppels water op de vagina van de vrouwelijke paus Johanna lijkt
Ik kom klaar en ik schreeuw: ‘Eucharistielepel, steltloper, poppenhersteller, wanstaltige Pantomimedraak, stacaravan, soepautomaat, betweterige Litouwse voddenraper, sukkelachtige
Slangenbezweerder, Tom en Jerry, Roemeense luchter, kaaiman, waterbuffel, limonade, vagevuur!!’
Ik verlaat de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Het is herfst, het was ook herfst toen ik eindelijk te weten kwam
Wat ‘vogelvrij’ betekende
Ik was een dertienjarige winkeldief gespecialiseerd in dadels, bananen, trombones, radijzen,
Zaklampen, fluorescerende veters, biografieën van Niels Bohr en sleutelhangers van vleermuizen
De winkeldetective die me op heterdaad betrapte zei: ‘Ik verklaar je vogelvrij
Het betekent niet: vrij als een vogel, dwaas wicht!’
‘Wat betekent het dan wel?’ vroeg ik
De winkeldetective zei: ‘Vraag het aan je moeder als je er een hebt!’
Ik had een moeder, een moeder met een gele bikini en een passie voor Afrikaanse maskers
Ik ging schoorvoetend naar huis en vroeg aan mijn moeder:
‘Mama, wat betekent vogelvrij?’
Ze wist meteen hoe laat het was
Ze wist dat ik op heterdaad was betrapt door een harteloze winkeldetective
Ze sloeg mij, maar na de pandoering legde ze toch uit wat ‘vogelvrij’ betekende
Het betekende niet: vrij als een vogel
Ik vraag me af of ik nog steeds vogelvrij ben
Ik denk het wel.
Het is koud, ik betreed een ogenschijnlijk onschuldige pyjamawinkel
De uitbater zegt: ‘Je hebt net je moeder gemist
Ze kocht een groene pyjama voor een terdoodveroordeelde Pakistaanse trampolineverhuurder
Met wie ze al jaren correspondeert.’
Ik vraag: ‘Waarover corresponderen ze?’
‘Dat kan ik toch niet weten!’
Ik verlaat de pyjamawinkel en vraag me af wat mijn moeder gemeen kan hebben
Met een terdoodveroordeelde Pakistaanse trampolineverhuurder
Ik bel haar op en vraag het haar
Ze antwoordt ongeduldig: ‘We houden allebei van middeleeuwse miniaturen
Waarop de vagina van de vrouwelijke paus Johanna wordt afgebeeld
Als de opengeritste pennenzak van een desolaat Oost-Vlaams urnebedrijf
Laat me nu maar, ik ben een complexe hemeltergende Bretoense fruittaart aan het maken.’
Op het parkeerterrein van de sinistere schommelstoelfabriek kom ik
De analfabetische jongenshoer tegen, hij streelt een gesluikstorte duikfles
Zijn kin is geschramd en iemand heeft het woord ‘sierkarper’ op zijn hand geschreven
Hij vraagt: ‘Wat staat er op mijn hand?’
Ik lieg: ‘Zuurstoftekort.’
‘Een mooi woord.’
Ik beaam: ‘Prachtig, alleszins mooier dan de woorden pennenzak, courgette,
Vogelvrij, motregen, spraakgebrek, rattenvanger en trampolineverhuurder.’
De analfabetische jongenshoer giechelt
Een gepensioneerde stierenvechter probeert ons paardentranquilizers aan te smeren
Maar we happen niet toe
Ik vraag aan de analfabetische jongenshoer: ‘Hoe wil je sterven?
Met een pyjama of zonder een pyjama?’
Hij zegt: ‘Met een rijsttaartpunt in mijn knuist.’
‘Waarom?’
‘Omdat ik met een rijsttaartpunt in mijn knuist erg begeerlijk overkom.’
‘Wie heeft je dat wijsgemaakt?’
‘Een morbide leeuwentemmer.’
‘Dan zal het wel kloppen.’
De analfabetische jongenshoer vraagt: ‘Hoe wil jij sterven?
Met een rijsttaartpunt in je knuist of met een gesluikstorte duikfles in je armen?’
‘Ik weet het niet.’
We verlaten het parkeerterrein van de sinistere schommelstoelfabriek
En lopen naar het huis van mijn sluwe wulpse theatrale manipulatieve onoverwinnelijke moeder
Ik wijs naar het huis en zeg tegen de analfabetische jongenshoer: ‘Hier woont ze,
Mijn ravissante genadeloze woeste keizerlijke heidense moeder
We mogen haar niet storen, ze is namelijk een complexe hemeltergende
Bretoense fruittaart aan het maken.’
De analfabetische jongenshoer zucht
Wanneer hij zucht lijkt hij een beetje op een neurotische armadillo in gevangenschap
Nu betreden we een supermarkt, de analfabetische jongenshoer steelt een werkspons,
Een zak diepvriesbloemkoolroosjes, een spuitbus om wasbeerbloedvlekken te verwijderen
Uit protserige stoffen zetels, een sticker van een huilende eend met een zwemband
Rond zijn middel, een fles azijn en een kuipje smeerkaas met baconsmaak.
Plots zie ik de oude kruisboogschutter in de vleesafdeling staan
Hij heeft mij nog niet gezien
Hij kijkt misprijzend naar een decadente kangoeroesteak
Hij heeft een aversie tegen decadentie, maar ook tegen kangoeroes
Hij is negentig nu maar ooit was hij een ontwapenend schichtig kind
Kermissen met boksende kangoeroes waren schering en inslag
Een boksende kangoeroe vernederde zijn alcoholistische vader
Die net uit een strafkamp in de buurt van Dresden kwam
Zijn vader beet in het stof, de vriendjes van de oude kruisboogschutter
Lachten zijn vader uit, de oude kruisboogschutter deed mee
Achteraf schaamde hij zich dat hij had meegedaan
Maar toen was het te laat
Hij was laf geweest, zijn vader zou hem nooit vergeven.
Nu merkt de oude kruisboogschutter me toch op
Hij zegt verwijtend: ‘Toen ik je leerde kennen
Sprak ik nog gulzig over pluchen goudmollen en geroosterde koffervissen
Ik was een vreugdevolle optimistische veteraan
Toen kwam jij mijn leven vergallen
Ik herinner het me haarscherp: het was op Nieuwjaarsdag in 2003
Je maakte mijn medailles met de grond gelijk
Je was een arrogante slonzige venijnige giftige slet, een heks, een serpent.’
Ik zeg: ‘Ik ben nog steeds arrogant en slonzig en venijnig en giftig
Een slet, een heks, een serpent
Heb je zin om een dozijn suikerwafels, een tube ansjovispasta, een fabelachtige pastinaak,
Een hengelsporttijdschrift, een geurverspreider met eucalyptus,
Een kaart van Albanië, een poster van James Hetfield, een opgezette razend populaire zebra,
Een sprookjesachtige tondeldoos en twee spuitbussen slagroom light voor me te kopen?’
‘Nee.’
‘Jammer.’
De analfabetische jongenshoer is verdwenen
Ik verlaat de supermarkt met lege handen
In de Veldmaarschalk Fochstraat bel ik mijn moeder opnieuw op
Ik vraag: ‘Waarom correspondeer je toch zo graag met die terdoodveroordeelde
Pakistaanse trampolineverhuurder?
Wat heeft hij dat ik niet heb?’
Mijn moeder zegt: ‘Je moet niet willen wedijveren met een terdoodveroordeelde
Pakistaanse trampolineverhuurder, morgen wordt hij opgehangen.’
Mijn moeder verbreekt de verbinding
De zon gaat onder, ik keer terug
Naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Hij is een documentaire over lasso’s aan het bekijken
Cowboyparafernalia interesseren hem buitensporig
Ik kijk mee, ik pijp hem
Dat vindt hij prettig, het geluid van een lasso die succesvol een korzelige merrie vangt
Klinkt anders dan het geluid van een lasso die uit verveling of vertier
Een Beierse circusvoorstelling opfleurt.
Mijn favoriete lasso’s zijn pragmatische levensnoodzakelijke Mongoolse lasso’s
Ik vraag aan de voormalige vrachtwagenchauffeur: ‘Hoe wil je sterven?
Na het gebruik van een lasso of er net voor?’
‘Ik weet het niet.’
De voormalige vrachtwagenchauffeur staat bruusk op
Hij maakt een koude lasagne en een marsepeinen sluiswachter soldaat
De sluiswachter ziet eruit alsof hij liever de beul zou zijn
Van volstrekt onschuldige terdoodveroordeelde Pakistaanse trampolineverhuurders
Dan zich dag in dag uit stierlijk te vervelen als sluiswachter
Ik vraag aan de voormalige vrachtwagenchauffeur: ‘Je vader, de nederige meubelmaker
Heeft hij het ooit opgenomen tegen een boksende kangoeroe op een kermis in Jabbeke?’
‘Ja. Hij haalde het op het nippertje. De kangoeroe viel van zijn sus
Mijn vader was eventjes een held, de regionale krant fotografeerde en interviewde hem
Van het stadsbestuur kreeg hij een cactus, een tochthond en een paraplubak.’
Nu kruipen we in bed, de voormalige vrachtwagenchauffeur haalt herinneringen op
Aan zijn kortstondige sprottencarrière
Al is carrière een groot woord
De naargeestige eigenaar van de sprottenfabriek had slechts 2 troeven:
Hij kon bijzonder smakelijk lachen
Wanneer een van zijn loonslaven met een scatologische grap op de proppen kwam
En elke vrijdagavond trakteerde hij zijn loonslaven
Op citroenjenever, marmercake, raclette en tangomuziek
Behalve de droogstoppels die nooit met een scatologische grap op de proppen kwamen.