Gepubliceerd op: zondag 31 maart 2024

Delphine Lecompte – De wereld kan het niet bolwerken zonder mijn taaie moeder

 

Een fatalistische stierenvechter neemt me mee naar het strand
Hij trapt per ongeluk op een kwal en zegt:
‘Mijn moeder heeft een depressie, enkel Omen III: The Final Conflict
Kan een glimlach op haar gezicht toveren.’
Ik denk aan de bedeesde zeepzieder, hij heeft ook een depressieve moeder
Maar ze laat zich niet vermurwen door een snertfilm zoals Omen III: The Final Conflict
Ze glimlacht flauwtjes wanneer de bedeesde zeepzieder zich verspreekt
En ‘schetsend’ zegt wanneer hij ‘schertsend’ bedoelt
Mijn moeder is de taaiste van de drie, ze vindt bijna alles hilarisch
Behalve het uitsterven van de Caribische monniksrob
Ze was er niet bij toen de laatste Caribische monniksrob het loodje legde
Ze lag in een sobere Roemeense hotelkamer
Ze was hoogzwanger, de aarde beefde en haar kam viel van het gammele nachtkastje
Mijn moeder wist meteen hoe laat het was: de laatste fabelachtige
Caribische monniksrob had zopas het loodje gelegd
De volgende ochtend keerde mijn moeder terug naar Gent
Ze perste mij uit haar vulva en sprak de wens uit dat ik een hartstochtelijke poolreiziger zou worden
Mijn vader was er met zijn gedachten niet bij
Hij maakte zich zorgen over de excessieve calorieën in de tweeënhalf lookbroodjes
Die hij de afgelopen nacht soldaat had gemaakt
Daarna dacht hij aan het wrange liedje Christmas In Prison van John Prine
Was het wel wrang genoeg?
En ten slotte kwam het akelige besef dat hij niet klaar was voor het vaderschap
Hij liep weg.

De fatalistische stierenvechter wil de liefde met me bedrijven in een bunker
Maar ik houd de boot af, ik stink uit mijn bek
We vinden een gesluikstorte koffer met een kapotte rits op het strand
De inhoud is teleurstellend: een trombone uit Scheveningen, een opgezette halsbandparkiet,
Een lege schorsenerenbokaal, een hortend pamflet tegen kippenslachtingen,
Een knullige liefdesbrief van een radeloze charismatische kogelvisfileerder,
Een kitscherig oehoebeeldje gemaakt van deerniswekkende Belgische schelpen,
Een guitige kookwekker met een pinguïnsnoetje, een frêle gotische barometer,
Een puzzel van De val van Icarus, een sandwichzakje gevuld met vleermuiskeutels,
Een gesigneerde dichtbundel van Ingrid Jonker, een korrelige onflatteuze foto
Van een Bretoense kindermoordenaar met enorme wroeging, een plakkerige strijkijzerpion,
Een doffe mosterdkleurige warmwaterkruik, een kleffe godsvruchtige handgeschreven spreuk
Uit het dorre Baskenland, 24 stickers van Godzilla, een behekste samowar,
Een duizelingwekkende primitieve tandprothese van een negentiende-eeuwse moedeloze Schoorsteenveger, een Ghanese vlag met kogelgaten, een koddige pluchen diadeemmeerkat
En een tros miserabele goochelparafernalia.

Mijn vader was ooit goochelaar op een cruiseschip
Ik was tien jaar oud en ontzettend fier op hem, ook al bestond zijn publiek uit:
Protserige limonadetycoons, bevoorrechte frituurmandmogols,
Holle mercantiele braadsledesjacheraars, aan lager wal geraakte slangenbezweerders
Met rachitis, witte incontinente Finse vrouwenhaters en 1 stugge racistische fietsenmaker
Die de cruisereis had gewonnen tijdens de jaarlijkse brandweertombola van Koksijde
Mijn vader werd uitgejouwd toen hij het wankele podium betrad
Met zijn slonzige pitteler en zijn hoed waaruit hij geen konijn wist te toveren
Hij droop af
Hij dronk ranzige lauwe mimosacocktails in zijn kajuit en hij huilde
Plots werd er op de deur geklopt
Een sympathieke wulpse frituurmandmogolvrouw zei: ‘Ik wil je troosten.’
Mijn vader liet zich troosten
De volgende avond werd hij opnieuw uitgejouwd
Maar hij droop niet af
Hij schreef me een kaartje: ‘Liefste Fientje,
Je vader bakt er niets van als goochelaar
Straks wanneer ik terug aan wal ben zal ik eens diep moeten nadenken
Over mijn toekomst: misschien moet ik mijn goochelaarsambitie opbergen,
De handdoek in de spreekwoordelijke ring gooien
En toch maar pistoolschilder, rattenvanger of winkeldetective worden.
Doe zeker NIET de groeten aan je moeder.
Liefs, papa.’

Mijn ouders waren gescheiden
Daarom mocht ik zeker de groeten NIET doen aan mijn moeder
Mijn vader keerde terug, hij werd geen pistoolschilder en evenmin rattenvanger
Hij werd winkeldetective
Ik schaamde me, ik was ondertussen elf jaar oud en kleptomaan
Op een dag werd ik betrapt door mijn bloedeigen vader
Hij betrapte me op de diefstal van een onweerstaanbare marmercake
Hij deed alsof ik een vieze walmende ongeneeslijke delinquent was
Gelukkig werd mijn vader na minder dan een jaar ontslagen
Omdat hij opvallend mild was voor winkeldievegges met Keltische enkeltatoeages,
Ontwapenende sproetenclusters op hun sternum en adembenemende pancreaslittekens
‘Zo werkt het niet,’ beweerde de veelgeplaagde engdenkende pokdalige supermarktuitbater
Tot slot werd mijn vader buikspreker
Iedereen zei tegen mij: ‘Zijn pop lijkt op jou, het is freudiaans.’

Maar ik was twaalf ondertussen en ik lag niet wakker van Freud
Ik had net seks ontdekt en alles stond in het teken van mijn clitoriskap
Terug naar het heden (2022): de fatalistische stierenvechter wil nog steeds
De liefde met me bedrijven in een bunker
Ik ga eindelijk overstag
Een fantastische beslissing, we bedrijven de liefde een etmaal lang
Het is oervervelend, mijn gedachten dwalen af naar mijn taaie moeder
Die verantwoordelijk is voor de kogelgaten in alle Ghanese vlaggen ter wereld
Mijn taaie moeder die ooit een evangelische pompbediende uitkafferde
Omdat hij weigerde om een mueslireep te verkopen aan een mollig zwart majorettemeisje
Mijn taaie moeder die eens een kitscherig oehoebeeldje kreeg
Van een dementerende orgeldraaier en het niet over haar hart kon krijgen
Om achteruit te deinzen en te snauwen: ‘Bah! Wat een afgrijselijk bespottelijk kitscherig
Oehoebeeldje! Hoe durf je dit cadeau te doen aan mij?!’

Mijn taaie moeder die het hoofd op hol bracht
Van een Hondurese vleermuizenteller
Mijn taaie moeder die hoge ogen gooide in een Beiers zuivelmuseum
Toen ze The Rime of the Ancient Mariner begon te declameren
Topless uiteraard, ze was zo jong, haar borsten waren nog niet volgroeid
De Beierse zuivelmuseumbezoekers waren geriatrische schriele bitsige jaloerse dragonders
Ze droegen klapperende tandprothesen en slecht zittende hysterische Cleopatrapruiken
Mijn taaie moeder die bijna elke dag marsepeinen monniksrobben en warme tomaten eet
Mijn taaie moeder die een nazikampbeul herkende in La Paz,
Hem bij de kraag vatte en een medaille kreeg
Mijn taaie moeder die me leerde om geen zier te geven om status, bungalows, jeeps en prestige
Mijn taaie moeder die me beval om genade op te brengen voor Bretoense kindermoordenaars,
Kannibalistische luchtballonvaarders en pedofiele tuinmannen
Mama.

Soms ging ze te ver, mijn taaie moeder
Dan rende ik bijvoorbeeld op haar af, zeven en ontredderd
Mijn geslacht bloedde en ik zei snikkend: ‘Mama, de pedofiele tuinman heeft mijn labia
Te grazen genomen met een schoffel, ik ben danig in de war.’
Mijn moeder zei onbewogen: ‘Kop op, Fientje!’
Dezelfde dag zei ze ook nog: ‘Fientje, ik wil niet dat je de reputatie
Van een argeloze pedofiele tuinman bekladt.’
Ze was gepofte kastanjes aan het eten
Ik haatte haar hartsgrondig
Maar dat duurde niet lang, de volgende dag reeds
Besefte ik dat mijn moeder gelijk had
Vanaf toen liet ik me gewillig bepotelen door de argeloze pedofiele tuinman
Met de smetteloze reputatie en de roestige vertederende schoffel
De fatalistische stierenvechter komt eindelijk klaar
Zijn orgasmekreten klinken als de barbaarse krasse kinderachtige
Ontluisterende namen van alle uitgestorven amfibieën van het Pleistoceen.

Ik verlaat de bunker en maai dozijnen strompelende zombies neer
In een lunapark
Maar niet uitsluitend zombies: ook onschuldige christelijke omstaanders
En grijnzende Joegoslavische paramilitairen
Het is slechts een videospelletje, don’t sweat it
Dan is mijn geld op, het scherm wordt zwart
Ik hou van de kleur zwart
Aan de grijpertjesautomaat staat een melancholische baggeraar
Die een pluchen kikker nodig heeft om de brokken te lijmen
Tussen zichzelf en zijn vijandige haast onherkenbare zoon
Het lukt!

Het lukt de melancholische baggeraar om een pluchen kikker
Te bemachtigen
Maar hij slaagt er niet in om de brokken te lijmen
Tussen zichzelf en zijn vijandige haast onherkenbare zoon: acht jaar en geen dag ouder
Jammer dat het gedicht zo moet eindigen
Jammer maar helaas ontzettend geloofwaardig
Of wacht!
Het gedicht is nog niet afgelopen: ik bel mijn taaie moeder op
Ik vraag haar om de brokken te lijmen tussen de melancholische baggeraar en zijn zoon.

Mijn taaie moeder schiet meteen in actie
Ze strijkt de plooien glad
De zoon van de baggeraar verliest zijn stuurse vijandigheid
Hij bokst onschuldige origamistabijhonden in elkaar voor zijn melancholische vader
En hij maakt opnieuw te pas en te onpas zijn kenmerkende doldwaze gênante
Ontroerende scatologische grappen
Dan vertrekt hij op computerkamp met een troep uitgemergelde benepen leeftijdsgenoten
Hij neemt de pluchen kikker mee, geen enkele achtjarige lacht hem uit
De enige die hem uitlacht is de grimmige hautaine pesterige gefrustreerde hoofdmonitor: Tony
Hoepel op, Tony!

Over de auteur

Delphine Lecompte