Gepubliceerd op: zaterdag 24 februari 2024

KP35: N.E.M. Pareau

 

Idylle

Een middag zag ik, d’ al te felle zon ontkomen
vanuit het bosch den neergelegen herdersjongen;
de lauwe zwoelte had in sluimering bedwongen
zijn jeugd. En op het weiland dansten reien gnomen
van dotterbloem bekranst. Hun zwakke stemmen zongen
veel liederen; soms slopen elfen door de boomen
en staarden op den knaap terneer, tot in zijn droomen
een zucht haar vluchten deed in ongemeten sprongen.

Plots zwijgen zij. Daar treedt van uit den waterstroom
de kleine beekgodin. Wit is heur kleed; zij ziet
den poveren knaap en nadert zacht den weidezoom.
Haar oogen lichten blauw, wanneer zij staat en loom
zich neerbuigt op de knie. De knaap verroert zich niet
wanneer zij ‘t voorhoofd kust, en met een glimlach vliedt.

 

Inleiding

N.E.M. Pareau (1906 - 1981)  Foto uit: Leeuwarder Courant, 27-06-1992. Fotograaf onbekend

N.E.M. Pareau (1906 – 1981)
Foto uit: Leeuwarder Courant, 27-06-1992. Fotograaf onbekend

Idylle zou een jeugdgedicht van de rechtenstudent Herman Jan Scheltema kunnen zijn, een probatio pennae. Wilde hij met het gedicht bewijzen dat hij zich kon meten met dichters van faam? Was zijn pastorale evocatie wellicht een uitlaatklep om voor even de academische kringen te ontvluchten, waarin hij als rechtsgeleerde excelleerde en internationale faam verwierf? We zullen het zien.

Aan de zomen van zijn overdadige graanakkers groeien talrijke korenbloemen. De Groningse professor is niet alleen extreem geleerd maar ook zeer verdienstelijk als schilder en uitmuntend als pianist. Door zijn veelzijdigheid speelt hij graag wisselende rollen. Meestal onder un nom de plume. Een van zijn pseudoniemen waaronder hij dichtte, is die van N.E.M Pareau. In die hoedanigheid is vermaard zijn zinderende gedicht De Sidderrog, zie de analyse in de reeks Klassiekers van literair magazine Meander.

Idylle mag op zich een poëticaal kunstwerkje genoemd worden: een sonnet in de vorm van een octaaf en sextet. In de eerste strofe is sprake van een omarmend rijmschema met slechts twee vrouwelijke eindrijmklanken: abba//baab. In de tweede strofe is sprake van alleen maar mannelijk eindrijm in ook weer een kunstig geconstrueerd rijmschema: cd/cc/dd. Opvallend in het octaaf is de afwisseling tussen lange èn korte, nasaal verbonden o-vocalen in de eindrijmen. Beide klanken lijken bij te dragen aan een zekere mate van retardering die zowel door thema als sfeer in het gedicht wordt opgeroepen. Het gaat hier om klanken die de lezer in dromerigheid voeren naar gindse oorden, naar overzeese gronden. Opvallend is chute die – tussen octaaf en sextet – een interessante wending in de tijd geeft: van verleden naar heden en die de daarmee samenhangende rol uitlicht van de ik als verteller en de ik als waarnemer, wellicht als voyeur en misschien zelfs als … sater!

Idyllen zijn net als pastorales en arcadia’s dichtvormen die geïdealiseerde landschappen, frisse waterpartijen en bucolische taferelen beschrijven. Het gaat om ongerepte landschappen. En figureren er personages dan betreft dat meestal herders en boeren of aan mythen en sprookjes ontleende figuren zoals nimfen, saters en faunen. In het gedicht van Pareau zijn dat elfen en gnomen met een bleke beekgodin als hoofdpersoon. Het genre is eeuwenoud en dateert al van ver vóór de Middeleeuwen.

Invloed van Endymion?
Niet uitgesloten is dat Pareau met zijn gedicht wil bewijzen een waardig epigoon te zijn van het overbekende, strofische gedicht De Maan bij Endymion van Hubert Korneliszoon Poot (1689 -1733), ooit een boer uit de Alblasserwaard die in zijn karige, vrije tijd gedichten schrijft. Het gedicht Idylle lijkt qua thematiek op Endymion en kan vanuit dat perspectief opgevat worden als een creatieve imitatio van Poots Endymion. Gaat het bij Poot om de koele maangodin die uit haar baan treedt en zich – verrukt als zij is – neerzet bij de slapende herder Endymion. In Idylle gaat het om een ‘kleine beekgodin’ die uit koele wateren rijst om zich tederlijk te vlijen aan de weidezoom waar een herdersknaap zich in de koelte van de naderende avond ter ruste heeft gelegd.

En zoals de watergodin van Pareau ‘den poveren knaap’ op het voorhoofd kust, zo verkeert de maangodin “bij” Endymion. Opvallend is dat zowel in de Idylle als in Poots gedicht het toenaderingsinitiatief uitgaat van de verliefde godinnen. In de oorspronkelijke Griekse versie De mythe van Selene ligt het toenaderingsinitiatief bij de herder. Een andere overeenkomst tussen Idylle en Endymion is de zogeheten Natureingang. Een natuuringang is een anteludium of interludium, een voor- of tussenspel, waarin elementen van droomlandschappen worden beschreven.

Daarbij kan gedacht worden aan een overdaad aan geuren en kleuren; milde of felle zonneschijn, snelvlietende beekjes, mythologische gestalten en kwetterende vogels. Het is er nooit hectisch of lawaaierig. In Pareaus Idylle worden arcadische passages bewerkstelligd in zinsfragmenten als: ‘de lauwe zwoelte had in sluimering bedwongen / zijn jeugd. En op het weiland dansten reien gnomen / van dotterbloem bekranst. Hun zwakke stemmen zongen / veel liederen’. Het doel ervan is om de dromerige en onbezoedelde sfeer in herderslandschappen op te roepen. Behalve de in diepe rust slapende herdersknaap zijn er in de Idylle elfen en gnomen die met hun ingehouden nieuwsgierigheid en stille verwondering de knaap aanschouwen. Kortom, taferelen die ook zijn terug te vinden in diverse strofen van Poots Endymion, zoals in:

Men hoorde mens noch dier,
geloei van koe noch stier,
gerucht in veld noch kolken.
Het weer was zonder wind,
de hemel zonder wolken,
Diana mingezind.

De herder, onbewust
van alles, sliep gerust
in Latmus’ wilde bossen. En wat verderop
De bloemen aan den top
Des heuvels loken op.

De nachtegaal hief aan.
Het wout kreeg duizend tongen,
’t Geboomt veel groener blaen.

Verderop verschijnen in Poots gedicht eveneens imaginaire figuren onder wie Diones’ dwerg. Nog weer later verschijnen er saters en bosgeesten. Hoewel thema, natuuringang, de slapende herder en de toenadering in beide gedichten gelijkenis vertonen, zijn de verschillen evident:

– De maangodin van Poot komt bij nacht en de beekgodin van Pareau overdag. De nachtelijke gang van Diana, de maangodin, geeft de toenadering tot de rustende herder een verdoken lading, namelijk een nachtelijk liefdesbezoek. Het is alsof niemand mag zien wat de mingezinde Diana in haar schild voert. Dit in tegenstelling tot de beekgodin die zich op klaarlichte dag zichtbaar, zonder opdringerige bedoelingen en met aarzelende verwondering naar de herdersknaap beweegt.

– De maangodin nadert de herdersjongen verhit terwijl de watergodin zacht voortschrijdt naar de weidezoom. Diane is – geheel anders dan de Pareaus watergodin – vooral gretig. Ze lijkt meer te willen dan louter het stelen van een kus. Zegt Poot immers niet: “de zoete minnares verloor zich in verblyen / in minsliefkozery”. En wat te denken van: “Laet maegden ook eens vryen.” Ze wil per se “van” Endymion zijn.

– Poot etaleert in Endymion graag zijn kennis van de klassieke oudheid in tegenstelling tot Pareau. Poot verplaatst de lezer naar Latmos, van oudsher de verblijfplaats waar de maangodin haar liefde deelt met de herder. Bij Pareau is eerder sprake van een Nederlands landschap met weiden, bomen en waterstromen. Ook komen in Endymion veelvuldig mythologische gestalten voor: Diana, de maangodin en zus van Apollo; Phoebe, een andere naam voor Diana; met Diones’ dwerg wordt Cupido bedoeld en de verwijzing naar Latona’s telg beoogt weer te geven dat Diana de dochter is van Latona en Jupiter.

– De aanwezige saters in Endymion wekken bij Diana wellust op; hun geil vuur brandde immers onbegrensd. Saters verkneukelen zich om vanuit het struikgewas de hartstocht bij verliefden – hier Diana – buitenzinnig op te wekken. In de Idylle lijkt de ingetogen watergodin al content te zijn met het geven van een kus op het voorhoofd van de herder. De gnomen en elfen op de achtergrond trekken zich daarbij bedeesd terug. Het liefdestafereel is er veel onschuldiger dan in Endymion. In ieder geval zijn er geen seksuele toespelingen zoals die er in Poots gedicht wel zijn.

Ondanks de verschillen tussen Idylle en Endymion is er mogelijk een veel grotere verborgen overeenkomst. Die overeenkomst betreft mogelijkerwijs het verdoken verlangen naar een vrouw. Daartoe helpt enige biografische kennis inzake beide dichters. Cornelis Poot werkte als boer in een sompig land van mist en mest. Het werk viel hem zwaar. Hij dichtte liever. Ook stond hij er lange tijd alleen voor. Een boer alleen op een boerderij maakt het leven nog zwaarder. Hij haakte naar steun en vooral gezelschap van een vouw. Kan het niet zo zijn dat Poot, mogelijkerwijs preuts in contacten met een vrouw, in Endymion zijn verborgen lichamelijke hunkeringen uitmeet?
Daarentegen is Pareau – alias professor dr. Herman Jan Scheltema – zowel in maatschappelijk als sociaal opzicht een gevierd man. Hij kwam uit een deftig milieu; vader was medisch specialist en zijn oudere broer was, al veel eerder dan hij, hoogleraar in Groningen. Ook gaf hij pianorecitals omdat hij – als dilettant zonder conservatoriumopleiding – een uiterst bedreven pianist was naar wie kunstminnend Groningen graag kwam luisteren. Hij vertoefde dus met regelmaat in de meest bevoorrechte families en kringen uit die tijd. Daarnaast was hij geen onaantrekkelijke man. En toch is hij zijn leven lang vrijgezel gebleven. Had hij geen tijd? Was hij niet geïnteresseerd in vrouwen? Beknotte een relatie zijn vrijheid? Had hij het vrouwenvrees? Het blijft gissen.
Kan het niet zo zijn dat Pareau in zijn korte gedicht zich zelf presenteert als de ranke herdersknaap die wacht op de toenadering van de uitverkoren vrouw? Of is het toch een beetje peeping wat hij doet. Is hij een man die zich – eenmaal ontwaakt uit dromerij – weer snel overgeeft aan de orde van zijn overvolle werkdagen. Weerhielden zijn hoogleraarschap, zijn veelzijdige kunstuitingen, zijn verplichtingen in allerhande commissies en de druk op het aanleveren van wetenschappelijke artikels in gezaghebbende tijdschriften hem zijn tijd te delen met een vrouw? Wel of geen vrouw, aan de Groningse universiteit geldt Pareau nog steeds als de meest prominente en tot de verbeelding sprekende geleerde ooit.

 

Reageren? Stuur een bericht naar: prolectorboek@gmail.com
Nieuwsgierig naar de volgende KP? Noteer za. 23 maart KP36: Willem van Iependaal, dichter aan de rafelkant van de samenleving …

Over de auteur

- belicht in de serie Kamerpoëzie maandelijks poëzie die om “belichting” vraagt. Bijvoorbeeld omdat ze actueel is. Of omdat ze juist niet actueel is en in vergetelheid raakt, of dreigt te raken. Dan wel omdat ze nog niet actueel is, maar kakelvers geschreven; of vertaald is. Of omdat er iets bijzonders te zeggen is over een gedicht, een dichter, de taal en de omstandigheden. Kortom: over alles wat poëzie tot poëzie maakt.