Delphine Lecompte – Sla, mep, sis, tier, wens, verwens, streel, lieg en verwens opnieuw
Ik krijg een pak slaag van een limonadetycoon
Die zijn schaapjes op het droge heeft
Ja: ik hou van uitdrukkingen waarin dieren voorkomen
De limonadetycoon slaat mij omdat ik de spaarpot van zijn dochter heb verbrijzeld
Met het geld dat erin zat heb ik Russische kleurpotloden
En een weerbarstig plagerig geitje gekocht
Dan word ik wakker: het was slechts een nachtmerrie
Ik heb al vaak slaag gekregen, maar nog nooit van een limonadetycoon
De enige limonadetycoon die ik ken slaat uitsluitend Bosnische waarzegsters,
Paraguyaanse koorddansers, fatterige buiksprekers
En imbeciele vogelwichelaars met een horrelvoet
Met andere woorden: an upstanding citizen, zoals ze in het Engels zeggen.
Nu sta ik op, ik kijk in de spiegel: mijn wimpers moeten niet onderdoen
Voor de wimpers van een kameel
De dood is een zwarte kameel die knielt voor ieders deur
Hoorde ik eens een Turkse matrassenverkoper beweren
Ik vond het een mooi beeld
Al zou ik het prettiger vinden mocht de dood gewoon een knielende okapi zijn
Niet zwart, niet geverfd in het zwart maar gewoon zoals hij is:
Chocoladebruin, gestreept, lange blauwe tong, witte
Kaaklijn, kleine horentjes, grote oren en een milde genadige verveelde barmhartige oogopslag
Ik ga naar buiten en solliciteer in een lingeriewinkel
Ze willen me niet omdat ik zulke vieze vingernagels en groteske tepels heb.
Gisteren heb ik met mijn blote handen een put gegraven
Voor de dode hamster van mijn blinde buurvrouw
Ze was gesteld op haar hamster, hij was rumoerig en speels
Zijn tijd was gekomen
Zijn pootje raakte geklemd in zijn rad: gangreen was het onvermijdelijke onherroepelijke resultaat
Mijn blinde buurvrouw vroeg aan haar enige zoon om de hamster te begraven
Maar de zoon zei: ‘Moeder, doe niet zo sentimenteel, ik werp het beest in een vuilniszak.’
‘Nee!’ schreeuwde mijn blinde buurvrouw
Ik hoorde alles vanuit mijn slaapkamer, de muren zijn flinterdun
Ik bood mezelf aan om een graf te graven voor de hamster
Mijn blinde buurvrouw zei: ‘Dat is sympathiek.’
Ze gaf me haar dode hamster mee, gewikkeld in een frivole Paasservet
Dat is alles
Zo leg ik het ook uit aan de hautaine lingeriewinkeluitbaatster
Maar ze is niet geïnteresseerd, ze is me liever kwijt dan rijk
Ik heb nog een tweede sollicitatiegesprek: in een sinistere sprottenfabriek
Hier letten ze niet eens op mijn vieze vingernagels en groteske tepels
Ze willen enkel weten of ik bereid ben om mezelf af te beulen
‘Nee, natuurlijk niet.’
Ik stuur mijn kat naar mijn derde sollicitatiegesprek
Ik betreed een souvenirwinkel en kijk begerig naar de drakenbeeldjes
Ik prop een drakenbeeldje in de binnenzak van mijn gewatteerde winterjas
In het Astridpark bestudeer ik het drakenbeeldje: het is zichtbaar gemaakt in Taiwan.
Ik weet bijzonder weinig over Taiwan
Ik weet dat Taiwan een eiland is
De bedeesde zeepzieder ging eens op reis naar Taiwan
Hij kwam geknakt en vernederd terug
Er was van alles gebeurd, maar hij wilde er niet over spreken
Het enige wat de bedeesde zeepzieder kwijt wilde over Taiwan was
Gepoch over de nevelpanter
Hij beweerde dat hij een nevelpanter had gestreeld, langdurig
Maar ik kwam erachter dat de nevelpanter uitgestorven was
De analfabetische jongenshoer betreedt het park
Hij vraagt: ‘Waarom kijk je zo liefdevol naar een afgrijselijk bespottelijk drakenbeeldje uit Taiwan
Op grote schaal geproduceerd voor Beiers uitschot met te veel geld op hun zichtrekening?’
‘Ik weet het niet.’
Maar een ding staat vast: ik ben Beiers noch uitschot
Of ben ik toch uitschot?
Ik gooi het drakenbeeldje in een plas braaksel
Een necrofiele tegellegger grinnikt en zegt: ‘Wil je weten van wie het braaksel afkomstig is?’
Ik zeg: ‘Nee.’
De necrofiele tegellegger druipt ontgoocheld af
Misschien was het zijn plas braaksel
De analfabetische jongenshoer maakt een marsepeinen fazantenstroper soldaat
De zon gaat onder
Ietwat melancholisch denk ik terug aan mijn drie mislukte sollicitatiegesprekken
Het derde sollicitatiegesprek kan niet echt mislukt worden genoemd
Ik stuurde mijn kat
Strikt genomen bestaat het derde sollicitatiegesprek dus niet.
De zon is nog steeds aan het ondergaan
De zon neemt zijn tijd
Plots word ik woedend
Een onweerstaanbare drang neemt bezit van mij
Ik moet en zal de pretentieuze luchterwinkel van Carl in de as leggen
Carl heeft mij bedot
Carl smeerde mij in 2009 een exorbitant geprijsde lichtinstallatie aan
Ik was arm als een luis
De lichtinstallatie gaf de geest na een luttele drie maanden
De hoofdpsychiater in het gekkenhuis van Knokke heette ook Carl
Zo zie je maar: het is een naam die uitsluitend wordt gedragen
Door verwaande snobistische zelfgenoegzame hardvochtige paternalistische blaaskaken.
Maar de woede gaat liggen
De maan lijkt op een onappetijtelijke verschrompelde clementine
De analfabetische jongenshoer vist het drakenbeeldje uit de plas braaksel
En verlaat het park
Dan ben ik ooggetuige van: een verkrachting, een illegale abortus,
Een knullige zwarte mis, een verdwijntruc, een salto en een vallende ster
Ik wens dat Carl de pretentieuze luchterwinkeluitbater strottenhoofdkanker krijgt
Mocht ik ooggetuige worden van een tweede vallende ster
Dan zou ik wensen dat Carl de narcistische hoofdpsychiater van het gekkenhuis van Knokke
Doodgebliksemd zou worden op een marktplein in Novosibirsk
Na een mislukt symposium over pica en pyromanie bij bipolaire patiënten
De zon komt op, razendsnel.
Ik keer schoorvoetend terug naar mijn huis
Mijn blinde buurvrouw zingt mee met de radio: I never promised you a rose garden
Wanneer ze zingt klinkt ze als iemand met een perfect zicht
Ze werd blind geboren
Ze weet dat een roos doorns heeft
Maar bij een groene stengel kan ze zich niets voorstellen
Ik kruip in mijn vieze bed en val in slaap
Ik droom opnieuw dat ik een pak slaag krijg van een limonadetycoon
Maar in deze droom geniet ik ervan
Dan moet de limonadetycoon jammer genoeg naar het zonnebankcentrum van zijn schoonbroer
Hij klust er bij in het weekend, hij klust graag bij in het zonnebankcentrum
Het is zeker geen corvee
Helaas verschijnen nu in mijn droom de twee schabouwelijke monsterlijke arrogante Carls
Carl de luchterwinkeluitbater en Carl de hoofdpsychiater van het gekkenhuis van Knokke
Ze staan elk aan een kant van mijn bed
Ze proberen mij te versmachten met een kneuterig sierkussen.
Er staat een Hongaarse jachthond op het sierkussen
Hij is uitgedost als een schriele aristocratische luchtballonvaarder
Ik word wakker en ik blijf wakker
Ik doe de gordijnen open en kijk naar de blauwe hemel
Het is druk op straat, een incestueuze imker probeert
Een naïeve extreem zwaarmoedige pistoolschilder een boek over walvissen aan te smeren
Ik open het raam en roep naar de pistoolschilder: ‘Laat je niet doen!
Je hebt geen boek over walvissen nodig!’
‘Wat heb ik dan wel nodig?’ vraagt de pistoolschilder
‘Mij.’
Ik laat hem binnen
Ik bied hem mijn slobberige schaamlippen aan
Hij neemt ze gretig te grazen
Toch blijft hij extreem zwaarmoedig
Er is geen hoop voor de pistoolschilder
Ik pijp hem en zeg dan bitsig: ‘Hoepel op, sukkelaar!’
De pistoolschilder hoepelt op, ik krijg meteen enorme wroeging
Het was gemeen van mij om hem een ‘sukkelaar’ te noemen
Hij heeft tenminste een job, zijn job is verf spuiten op voertuigen en op okapi’s
Het is een haast goddelijke job, jammer dat hij dat zelf niet inziet.