Gepubliceerd op: donderdag 8 februari 2024

Delphine Lecompte – Bertrand die slechts een verdorven parkietenkweker doodkneep

 

Het was een droevige dag toen Bertrand het gekkenhuis van Knokke moest verlaten. Net na de middag was het verplichte vertrektijdstip van elke gek. Je had nog recht op een middagmaal op de dag van je ontslag, maar je mocht niet meer naar de kantine en tussen de andere gekken van je middagmaal genieten. Je moest het laatste middagmaal helemaal alleen opeten in je kamer.

Bertrand in het kort: hij was zwaarlijvig en hij oogde joviaal. Hij was kaal. Hij was niet joviaal, niet echt. Hij was in de ban van een inhalige protestantse sekteleider met een Zeeuwse tongval. Ik probeerde de ban, de betovering te breken.
De geschiedenis van Bertrand: zijn vader pleegde zelfmoord met een geweer, zijn moeder pleegde zelfmoord met een dolk, zijn oudste broer verdween in een Hondurese jungle, zijn zus trok haar plan en Bertrand werd bij onaangename korzelige pleegouders in Oostrozebeke geplaatst. Of ergens anders. Zijn pleegouders waren geen sadisten maar wel heel koud en ontzettend gierig. En humorloos. Bertrand liep weg op zijn twaalfde en leefde een tijdje bij een parkietenkweker die zijn lusten botvierde op Bertrand. Banale lusten zonder attributen, maar Bertrand was er toch te jong voor.
Op zijn zestiende werd Bertrand struis en potig, en hij nam wraak en kneep de parkietenkweker dood. De vogels in de volière liet hij vrij, maar ze wilden niet vrij zijn en ze kwetterden verontwaardigd ter plekke. Bertrand gaf zichzelf aan. Ze wilden hem niet in een cel steken. Hij wierp zichzelf op de grond in het politiekantoor en begon zijn linkerhand op te peuzelen. Een bloedbad, van de duim bleef niets over. Bertrand werd geopereerd aan zijn hand en meteen na de operatie moest hij de psychiatrie in.

Ondertussen bleef de zus van Bertrand haar plan trekken. Ze baatte een succesvolle schelpenwinkel uit in Knokke. Gigantische vieze obscene surrealistische schelpen die uit Trinidad kwamen. Zo heette de winkel ook: Trinidad. Je kon er ook flesopeners, nautische gilets, Smurfen, zonnebrillen en beeldjes van garnalenvissers kopen. En een rare puzzel van een Noorse fee op een eenhoorn. Die puzzel lag in de etalage en op den duur waren nog enkel de fijne vingers en de kletterende hoeven van de eenhoorn zichtbaar, doodjammer. Toen we eens een wandeling maakten met de gekken onder leiding van de nobele lankmoedige ergotherapeut Mark passeerden we de schelpenwinkel en ik zei tegen Mark dat het doodzonde was om die prachtige puzzel kapot te laten gaan door het zonlicht. Maar Mark zei in al zijn zachte serene verdraaglijke wijsheid: ‘Binnenin de doos bevinden zich de puzzelstukjes en die zijn allemaal intact.’
‘Zoals wij, de gekken, intact zijn?’
‘Nee, jullie zijn niet intact.’
Op het strand van Knokke lagen vooral gebruikte condooms, dode zeesterren en grillige verrukkelijke onverkoopbare stenen. Ik raapte die stenen soms op, stak ze in mijn rugzak en nam ze mee naar het gekkenhuis. Dan stalde ik ze uit op de vensterbank van mijn slaapkamer en de sadistische nachtverpleger wees naar de meest gladde bevallige steen en zei: ‘Zo kwam je hier binnen.’ En daarna wees hij naar de meest ruwe groteske steen en zei: ‘Zo ben je er nu aan toe.’ Het was onzin. Ik was ruw en grotesk toen ik het gekkenhuis spartelend betrad en ik zou het gekkenhuis ruw en grotesk en spartelend verlaten.

Met Bertrand had ik meteen een diepe band of beter gezegd: innig simpel kameraadschappelijk contact. Hij was de enige mannelijke gek zonder grimmige problemen met zijn seksualiteit. God was zijn seksualiteit. En Motown was zijn uitlaatklep. Elke avond luisterden we samen naar het verzamelalbum 101 Motown Anthems. Heat Wave van Martha and the Vandellas was zijn lievelingsliedje.
Bertrand nam me soms mee naar zijn bungalow. Hij had die bungalow gekregen van zijn zus. ‘Waarom?’ vroeg ik. ‘Ze houdt van mij, ik ben een persoon om van te houden,’ zei Bertrand eenvoudig. Het klopte. Toch zag ik niet veel mensen die van hem hielden. Enkel zijn zus en ik hielden van hem. De sekteleider met de Zeeuwse tongval misschien ook, op zijn manier.
In de bungalow van Bertrand praatten we over de Motown-artiesten waar we in het gekkenhuis naar luisterden. Bertrand kende de namen van de ontwenningsklinieken waar zijn favoriete Motown-artiesten waren afgekickt en de namen van de kerken waar ze voor de vijfde keer waren getrouwd. Ik vroeg: ‘Waarom heb jij nooit met drugs geëxperimenteerd en waarom ben je nooit getrouwd?’
‘Ik zou hetzelfde kunnen vragen aan jou…’
‘Ik heb met talloze drugs geëxperimenteerd: vooral met Martini en xtc.’
‘Maar waarom ben je nooit getrouwd?’ wilde Bertrand weten.
‘Ik zou 77 Montenegrijnse messenslijpers naar het altaar kunnen sleuren, eerst nummer 1 en negen maanden later nummer twee en nog eens negen maanden later nummer drie enzovoort… maar ik bezit die neiging en die energie niet.’
Bertrand zei: ‘Het is een rare neiging en een domme energie.’ Hij gaf me zoethout en we keken naar een slechte opname van een concert van Marvin Gaye in Montreux.

Ja, het was een droevige dag toen Bertrand het gekkenhuis van Knokke moest verlaten. Wie had hem genezen verklaard? Hij was nog steeds knettergek, dat zag zelfs het kleinste kind. Ik ging kwaad kloppen op de deur van de verpleegpost. De deur was gesloten omdat de verpleegkundigen aan het kwaadspreken waren over de patiënten. Kleine Katrien deed de deur open en vroeg: ‘Wil je nu al je medicatie?’
‘Ik wil weten welke idioot het een goed idee vindt om Bertrand de wijde wrede wereld in te zenden, zogezegd zelfredzaam en genezen??’
De hoofdpsychiater stond in de verpleegpost en hij zei knullig en lijzig: ‘Bertrand heeft een bungalow en een netwerk.’
‘EEN NETWERK??? ZIJN ZUS HEEFT HET VEEL TE DRUK MET HET VERKOPEN VAN BIZARRE HUIVERINGWEKKENDE SCHELPEN UIT TRINIDAD OM BERTRAND TE KOESTEREN EN VERDER IS ER SLECHTS EEN INHALIGE PROTESTANTSE SEKTELEIDER MET EEN ZEEUWSE TONGVAL MAAR DIE KUNNEN WE NIET VERTROUWEN WANT HIJ AAST OP DE ZIEL EN DE BUNGALOW VAN BERTRAND!!! NOEM JE DAT EEN GEZOND NETWERK??’
De psychiater zei: ‘Ik heb het netwerk niet gezond genoemd.’ De zelfgenoegzame wanker had helaas gelijk, hij had geen adjectief en geen waardeoordeel toegekend aan het netwerk van Bertrand. De deur van de verpleegpost ging dicht en de kar met de middagmaaltijden verscheen op de afdeling. Kip met frietjes en appelmoes. Ik zag Bertrand in de gang, hij sprak me aan: ‘Wat moet ik doen?’
‘Je moet jezelf op de grond werpen en je hand oppeuzelen zoals die keer in het politiekantoor.’
Bertrand zei: ‘Zelfverminking is a young man’s game en ik ben oud.’
Bertrand was niet oud, Bertrand zag er nooit ouder uit dan 33.

Ik ging naar de kantine. Niemand sprak over het nakende vertrek van Bertrand. Bertrand was niet populair. Hij nam zelden deel aan de ergotherapeutische activiteiten en soms betrad hij ’s nachts de kamers van vrouwelijke patiënten om hun kleren aan flarden te scheuren en te pissen in hun muiltjes. Hij was een slaapwandelaar, hij kon er niets aan doen. Maar het werd hem zwaar aangerekend.
De kip was lauw en de frieten waren droog. De appelmoes was aanvaardbaar. De versleten ex-bokser die tegenover me zat zei: ‘De appelmoes is aanvaardbaar.’ Hij droeg een I Love NY T-shirt. Ik vroeg: ‘Waarom hou je van New York? Vanwege Andy Warhol?’ De versleten ex-bokser zei: ‘Ja, vanwege Andy Warhol. Maar ook voor de zoo.’
‘Voor de zoo??’
‘De Bronx Zoo. Ik was er nooit, maar mijn tante wel. Ze heeft nu Korsakov, wie niet?’
‘Wij voorlopig nog niet!’
Ik hield van de versleten ex-bokser, maar niet wanneer hij zo stug en cryptisch deed.

Ik verliet de kantine en rende naar de kamer van Bertrand. Hij was weg. Er lagen nieuwe lakens op zijn bed. Alsof hij nooit had bestaan en geijsbeerd en geweeklaagd en gezweet en gekwijld in deze kamer.
Ik ging naar mijn eigen kamer. Bertrand had geschenken gedeponeerd op mijn bed: vijfhonderd filterzakjes, een sleutelhanger van Snoopy als Sherlock Holmes, een sporthorloge en een pluchen inktvis. Ik duwde op mijn alarmknop. De verpleegkundigen Sonja en Ronny kwamen de kamer binnen gestormd. Ik wees kwaad en neerslachtig naar de vijfhonderd filterzakjes: ‘Gekregen van Bertrand. Een gek die werkelijk is genezen neemt geen afscheid aan de hand van vijfhonderd filterzakjes.’ Sonja zei hardvochtig en onzinnig: ‘De werkelijke genezing bestaat niet en Bertrand moet niet klagen: hij heeft een bungalow en een zus.’ Een hardvochtige zus en een smakeloze bungalow. Arme Bertrand.
Ronny zei streng: ‘De alarmknop dient voor echte noodgevallen.’
‘Hoepel op, Ronny!’
Ronny verliet de kamer, maar Sonja bleef dralen. Uiteindelijk vroeg ze: ‘Mag ik je vragen om Bertrand vanaf nu met rust te laten? Hem niet op te zoeken?’
‘Hoepel op, Sonja!’
Sonja was meestal een zachtmoedige fantastische onorthodoxe verpleegster en ze mocht me veel vragen, maar het contact met Bertrand zou ik nooit verbreken.

De volgende dag liep ik naar zijn bungalow. Ik had een citroentaart en een fles amandellikeur gekocht in de kruidenierszaak van de fascistische dwerg. Ik belde aan en de inhalige protestantse sekteleider met de Zeeuwse tongval deed de deur open.
‘Wat moet je? Wat wil je?’
‘Ik wil met Bertrand naar Smokey Robinson luisteren op een vies geel ziekenhuisdeken en ik wil dat jij stikt in een scherpe grillige schelp uit Trinidad!!’ De sekteleider sloeg de deur dicht in mijn gezicht.
Op een golfbreker dronk ik de fles amandellikeur leeg. Het was zalig. Dronken gaf ik de citroentaart weg aan een ontwapenende pistoolschilder die op de dijk stond te wachten op een half Maltese half West-Vlaamse schoonheidskoningin die nooit zou opdagen.
Plots dacht ik aan de puzzel. De puzzel van de Noorse fee op de eenhoorn in de etalage van de sinistere schelpenwinkel van de zus van Bertrand. De winkel was van naam veranderd. De winkel heette niet meer Trinidad, de winkel heette nu: Montreux. Absurd! Of was het een eerbetoon aan Bertrand en Marvin Gaye? De puzzel was weg.

Ik keerde dronken terug naar het gekkenhuis. Omdat ik opstandig was en Ronny in het gezicht spuwde werd ik opgesloten in de isoleercel. De volgende dag was de versleten ex-bokser opnieuw spraakzaam. Hij droeg nog steeds het I Love NY T-shirt, maar nu vertelde hij tenminste klaar en duidelijk en honderduit over Andy Warhol die hij nooit had ontmoet en over de Bronx Zoo die hij nooit had bezocht. Maar zijn tante wel, ze had zelfs een foto gemaakt van een mandril! En ze had een handtekening gekregen van Andy Warhol. En een kuise kus op een van haar halswervels. C7. Nu had ze helaas Korsakov en kon ze zich de kuise kus niet meer herinneren. ‘En de mandril?’ vroeg ik. De versleten ex-bokser haalde zijn schouders op. Het gesprek verveelde hem en zijn witloofrolletjes werden lauw, de saus was al koud.
Mijn fout.

Over de auteur

Delphine Lecompte