Delphine Lecompte – De rat, de waarzegster en de touwslager
In de bus probeert een Bulgaarse kermiswaarzegster me een rat te verkopen
Maar ik hap niet toe
Ik hou nochtans van dieren, van alle dieren
Zelfs van ritselende bibberende achterdochtige naakte giftige spugende en weerspannige dieren
Maar dit is geen geschikt moment om een rat te kopen
Ik heb een doktersafspraak in een badstad
De dokter is een kribbige dermatoloog, ik betreed de wachtzaal
Aan de muur hangt een reproductie van Odilon Redon: een luchtballon, een oog
Het oog staart naar boven, naar de onbegrijpelijke akelige angstaanjagende onmetelijkheid
Van het heelal, de lelijke heidense oneindigheid
Het is een donker naargeestig werk en ik bewonder de stekelige keuze van de dermatoloog
Hij roept me binnen, bars en luid
Er is geen hoop voor mijn huid, mijn huid is een deerniswekkende pannenkoek
Kleiner dan het kleinste Toscaanse gehucht, maar groter
Dan de grootste gevilde fazantenstroper
De kribbige dermatoloog schraapt een hoopje huidschilfers van mijn handrug,
Hij vangt ze op in een doorzichtig buisje
En bestudeert ze onder zijn monsterlijke microscoop.
Ik vraag: ‘Waarom ben je dermatoloog geworden?’
De dermatoloog antwoordt: ‘Mijn vader was een corrupte poolreiziger
En ik wilde bijgevolg het tegenovergestelde worden.’
Ik verlies het bewustzijn en word wakker in een bunker
Ik draag andere kleren, duurdere knellendere soberdere kleren
Twee touwslagers zijn aan het keuvelen over vriendelijke filmsterren
En teleurstellende gymnasten, de oudste touwslager heeft een wijnvlek
Die een beetje lijkt op een plompe lori gekruist met een gebochelde kaarsenmaker
Ik kijk naar mijn handrug, er is nog een rode plek te zien
Waar de kribbige dermatoloog het noodlottige hoopje huidschilfers heeft afgeschraapt
Om ze te onderzoeken met zijn monsterlijke microscoop
Maar er was geen hoop, er was nooit enige sprake van hoop
Het onderzoek was een formeel aardigheidje, een nostalgische wederdienst
Mijn moeder zat ooit in de klas met de dermatoloog
En ze heeft zijn leven eens gered tijdens een valse sentimentele
Seksistische uiteenzetting over Jesse James.
Ik verlaat de bunker en loop naar de zee
Het is eb, het strand ligt vol kwallen
Ze zijn zo verleidelijk
Ze lijken sensueel, profetisch en appetijtelijk
Plots staat de touwslager met de wijnvlek naast mij
Hij zegt: ‘Kwallen pulseren, kwallen slapen
Maar kwallen kunnen geen plannen maken
Om hun soortgenoten een kopje kleiner te maken.’
Het schijnt de touwslager bedroefd te stemmen
Dat kwallen geen moordzuchtige plannen kunnen smeden
Nu wandelen we op de dijk, de touwslager heeft de hik
Ik probeer ook de hik te krijgen maar het lukt niet
We betreden een herberg en eten een stapel bleke wafels
Alsof we striphelden zijn en de goede afloop van het verhaal vieren
Maar we hebben nog geen verhaal, de touwslager en ik
We hebben nog niets beleefd tezamen.
De touwslager vraagt: ‘Waarom ben je een dichter geworden
En geen bergbeklimmer?’
Ik zeg eerlijk: ‘Het gebeurde per ongeluk, ik kwam een alfabet tegen
En daarna een bic en een blad papier
Was ik een berg tegengekomen dan was ik allicht bergbeklimmer geworden.’
De touwslager snuift misprijzend
Mijn antwoord bevalt hem niet: te kras en te redelijk
Een Moldavische stukadoor valt flauw
Nee, het is veel dramatischer: hij heeft een hartaanval
Gelukkig wordt hij gereanimeerd door een puriteinse poppenherstelster
Die onlangs een EHBO-cursus heeft gevolgd
‘Dat zou iedereen moeten doen,’ zegt ze achteraf
Vals bescheiden ontvangt ze complimentjes van de waard en van de broer van de stukadoor
De stukadoor zelf ligt nog klam en vertwijfeld op de grond
Hij prevelt: ‘Was ik maar een koorddanser geworden zoals mijn moeder.’
Zijn broer zegt streng: ‘Onze moeder! Ze is ook van mij!’
Ik verlaat de herberg zonder de touwslager
Ik kijk nog een keer achterom: hij is aan het flirten met de poppenherstelster
Maar ze heeft meer interesse in de waard
Het is nog maar 14u14, de moed zinkt me in de schoenen
Het liefst zou ik gewikkeld in een slaapzak die niet van mij is
Naar een zombiefilm kijken
Maar ik moet nog een belangrijk formulier ondertekenen in een hertenragoutfabriek
De fabriek is sinister en het formulier is degoutant
Ik onderteken het formulier, mijn handtekening lijkt op een wandelende tak
De baas van het bedrijf vraagt: ‘Hou je nog altijd zoveel van inktvissen?’
‘Ja.’
‘Tof,’ beweert hij.
Op het parkeerterrein van de sinistere hertenragoutfabriek verlies ik opnieuw het bewustzijn
Deze keer word ik wakker met vertrouwde kleren in een vertrouwde omgeving:
De beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
Ik roep: ‘Help!’
De voormalige vrachtwagenchauffeur negeert mijn hulpkreet
Hij wordt in beslag genomen door zijn plakjes lunchworst: zeven
Ik zeg: ‘Deze ochtend heb ik bijna een rat gekocht van een Bulgaarse kermiswaarzegster
Ze beweerde dat de rat magisch was
Als je hem streelde zou hij wensen vervullen.’
‘Drie wensen?’ vraagt de voormalige vrachtwagenchauffeur
‘Drie, dertien, 458, oneindige wensen, de mijne
Maar ik was bot en dom, ik joeg de kermiswaarzegster weg.’
De voormalige vrachtwagenchauffeur staat op en drinkt een glas limonade
Hij is niet geïnteresseerd in de rat
Hij heeft slechts één wens: betere huisvesting
De zon gaat onder en we kijken naar de televisie: een getatoeëerde man
Verwijdert slangen uit erbarmelijke bungalows
Hij vangt de slangen met zijn blote handen
En laat ze dan vallen in een diepe lelijke stevige bruine zak, geen jutezak
De voormalige vrachtwagenchauffeur bewondert de slangenvanger, ik ook
Ik zeg: ‘Het komt nooit meer goed met mijn huid, was ik maar een slang…’
‘Dan kon je vervellen.’
‘En sissen en bedreigend overkomen.’
‘Ja.’
We kruipen in bed, we halen herinneringen op
Aan onze allereerste uitstap: de Sint-Gilliskerk
Een kerkopzichter met strottenhoofdkanker wilde ons uitleg geven over de biechtstoel
Maar we wimpelden hem af
We wilden alleen zijn, de kerkopzichter was zichtbaar gekwetst
De volgende dag keerde ik op eigen houtje terug naar de kerk
Maar de kerkopzichter was er niet meer
De voormalige vrachtwagenchauffeur valt in slaap
Hij zegt: ‘Honing en incest, basta en mijn overuren dan?
Je geeft mij de schuld van alles, maar ik heb die kookwekker niet verdonkeremaand
Snookertafel, hilariteit, treinramp en misschien zelfs een miskraam in Cambodja!’
In zijn slaap.
Ik denk aan het sprookje over de soldaat en de tondeldoos
Er zitten honden in de tondeldoos
De honden vervullen alle wensen van de soldaat
Het was het eerste sprookje dat mijn tienermoeder me vertelde
Ik zei kwaad en verwend: ‘Ik wil vlechten als een Apache
Waarom heb je een misnoegd en ontredderd eczeemgedrocht op de wereld gezet?’
De volgende dag kocht mijn moeder een opzichtige verentooi voor mij
Ze fietste speciaal naar een carnavalswinkel in Nazareth
Maar ik was niet dankbaar
Eindelijk val ik in slaap, ik droom dat ik een oogbol vind in een parochiezaal.
In mijn droom vind ik het volstrekt normaal
Om een oogbol te vinden in een parochiezaal
Ik schop tegen de oogbol, maar hij stuitert niet
Hij glijdt traag en slijmerig naar de stoel van mijn vader
Het is zijn oogbol
Hij raapt zijn oogbol op en propt hem in zijn borstzakje
Nu betreedt hij het podium van de parochiezaal
Mijn tedere cycloop, mijn gefrustreerde vader
Hij zingt een liedje over een Cubaanse guerrillastrijder
Hij maakt zichzelf belachelijk, ik word wakker en krijg eindelijk de hik
Het is zalig.