Delphine Lecompte – Het grote en het kleine niets in een lunapark
Ik zit naast de voormalige vrachtwagenchauffeur, zijn wang is vuil
Op het televisiescherm wijzen twee schriele beschaamde mannen
Naar een zieltogende gekantelde okapi in een droge wei
Is ze zwanger?
Nee
De voormalige vrachtwagenchauffeur vraagt: ‘Hoe heet het geluid van een okapi
Die lijdt aan hemeltergende nooit aflatende darmkrampen?’
Ik zeg: ‘Okapi’s maken een geluid zo laag
Dat wij, dwaze hebberige hypocriete verslaafde mensen, het met onze oren niet kunnen horen.’
De zieltogende okapi op het televisiescherm hoest, blaft en fluit
Ik denk terug aan de eerste communicatie tussen mijn moeder en mezelf
Een misverstand
Ze zei tegen mij: ‘Je moet een basketkampioen worden.’
Ik zat nog in haar buik en ik verstond: ‘Je moet een gekwelde misantropische dichter
Met eczeem, een haviksneus en een eetstoornis worden.’
Plotseling verschijnt er een aquarium op het televisiescherm
We zijn verzeild geraakt in een kolderieke kleurrijke ultravrouwelijke misdaadserie
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt: ‘Mijn tweede vrouw wilde op een dag
Tropische vissen omdat ze ontgoocheld was in mij en in de kinderen,
Vooral in de kinderen
Ik kocht dozijnen tropische vissen, ze hadden geen karakter
Ze hadden zelfs geen temperament, ze hadden enkel honger
En ze stierven bij de vleet
Mijn tweede vrouw liep weg naar Marseille en ik bleef achter
Met de tropische vissen en de troostbare kinderen
Ik troostte mijn zoon met een elektrische gitaar
En mijn dochter kreeg tien paardrijlessen, omdat ik een miserabele versleten
Gemarginaliseerde alcoholistische trucker was kreeg mijn dochter steeds
De traagste en slonzigste knol, een schimmelpaard met ongeneeslijke kolieken
Toch triomfeerde ze, mijn dochter, ze werd de sierlijkste
Meest ongenaakbare amazone van de manege
Tot ze haar arm brak en ik in de kantine stomdronken piste naast de apennootmachine
We werden verbannen, we waren nooit meer welkom in de manege.
Mijn zoon ook niet, nochtans deed hij niets verkeerds
Hij zat altijd braaf in een hoekje Winnetou te lezen
Terwijl zijn zus het morsige deerniswekkende schimmelpaard de sporen gaf.’
Wat een afschuwelijk verhaal
Ik overhandig de voormalige vrachtwagenchauffeur vlug een blikje bier
En een kuipje eiersalade
Mijn borsten en vagina zeggen hem nog maar weinig
Hij is ze beu
Je kan alles beu geraken, zelfs tropische vissen
En troostbare kinderen, de arm genas
De arm van de dochter genas, maar ze werd nooit meer de oude
De knol moest naar de lijmfabriek
De apennootmachine werd met grote moeite vervoerd
Naar het containerpark, maar het containerpark was gesloten
En toen zat er niets anders op dan de apennootmachine te sluikstorten
Ergens in een veld in Sint-Andries, aan de achterkant van een wrede
Lugubere incestueuze pyjamawinkel
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt: ‘Het dondert in de verte,
De eiersalade bevalt me, mijn slaapzak ruikt naar zweet en agressieve sprinkhanen.’
‘Dan kopen we morgen een nieuwe slaapzak!’ zeg ik kortstondig optimistisch
Het dondert in de verte, maar ook dichtbij
Het is belachelijk geruststellend
Ik denk terug aan kamperen in de tuin van mijn grootouders
Mijn nichtje en ik lagen in een blauwe tent
We fantaseerden over de pedofiele boemannen die op de loer lagen
Mijn nichtje had een pluchen koalabeer, ze was een kop groter dan ik
Maar ze dacht zelden aan seks
Ze wilde eeuwig negen jaar oud blijven
En harmonieus masturberen met een onschuldige pluchen koalabeer
Mijn grootmoeder deed geen oog dicht
Met een jachtgeweer schoot ze onzichtbare sadistische bietenboeren,
Sinistere poolreizigers en kannibalistische luchtballonvaarders neer
Het was mooi hoe ze ons beschermde
’s Ochtends betrad ze de tent met een frêle porseleinen bord en dan aten we sneetjes rosbief
En dronken we voor de grap cognac, hele dure cognac
We staken de draak met alle mannen van de wereld
Vooral met mijn grootvader, met de racistische fietsenmaker en met de Bende van Nijvel.
De volgende dag heeft de voormalige vrachtwagenchauffeur geen zin
Om de bus te nemen naar de slaapzakkenwinkel
Het is te ver en te mistroostig
Dan nemen we maar de bus naar de dichtstbijzijnde badstad
Op de dijk kijken we naar een meeuw die nijdig een koude hamburger verslindt
De meeuw is kolossaal, misschien zelfs majesteitelijk
De voormalige vrachtwagenchauffeur koopt een ijsje voor zichzelf
Hij likt kinderlijk, het vertedert me bijna
Ik betreed krachtdadig een lunapark, daar heb je de fabelachtige grijpmachines:
Een, twee, drie, vier, vijf, zes, zeven, acht
Ze zijn allemaal bezet, ik wacht
Uiteindelijk druipt een ontslagen kraanmachinist af
Hij kreeg bijna een pluchen octopus te pakken aan grijpmachine nummer vijf.
Ook ik heb mijn zinnen gezet op de pluchen octopus
Hij baadt in een zee van wanstaltige pluchen katten
En vulgaire pluchen honden met trompetten aan hun fanfarekostuumpje gestikt
Ik geef niet op
Ik verlies honderden muntstukken
Ik word nog dakloos
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt: ‘Hou op! Het is een obsessie!
Zo mooi is die octopus niet, ik koop er één in een winkel, in een hartelijke speelgoedwinkel.
Speciaal voor jou met het restje van mijn pensioen.’
‘Dat is niet hetzelfde,’ zeg ik koortsig, mompelend en korzelig
Dan heb ik hem eindelijk beet, de octopus
Zie je wel!
Diepongelukkig en onomkeerbaar misnoegd keren we terug naar Brugge
In de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur masturbeer ik
Met de pluchen octopus terwijl de voormalige vrachtwagenchauffeur zonder enige
Verbolgenheid aardappelen kookt en een gecompliceerd liedje van Rush zingt
Probeert te zingen
Ik kom klaar zonder spektakel
We eten kippenbouten, appelmoes en kruimige aardappelen
De maaltijd is vaal, vaag, geel, onbevredigend, zoutloos, goedkoop en monochroom
Goedkoop en monochroom
Ik zeg luidop: ‘Goedkoop en monochroom!’
De voormalige vrachtwagenchauffeur negeert me
Hij weet dat ik gek ben, of doe alsof.
Na de maaltijd gaan we meteen naar bed
De slaapzak ruikt nog steeds naar zweet en agressieve sprinkhanen
Ik kus de voormalige vrachtwagenchauffeur op zijn besneden penis
We spreken nog even over Permeke
De voormalige vrachtwagenchauffeur denkt dat Permeke een gemene bultenaar
En een vereenzaamde taxidermist was
Ik laat hem in de waan
Hij rekt loom en lusteloos mijn pudenda uit met zijn vettige vingers
Ik haal zijn vingers uit mijn geslacht en neem plaats op zijn gezicht
‘Slurp, hond, Slurp!’
De voormalige vrachtwagenchauffeur likt gedwee
Gehoorzaamt
Slurpt
Een onomatopee? Slurpen?
Wie zal het zeggen?
Likken en gehoorzamen zijn onomatopeeën
Ik haat de menselijke taal, plotsklaps haat ik alle Vlaamse woorden
En wil ik eeuwig klinken als een zieltogende okapi
Ik kom klaar als een zieltogende okapi, ergens tussen grommen en niezen.
Het dondert opnieuw
In de verte en vlakbij
De voormalige vrachtwagenchauffeur wil zelfmoord plegen
Maar hij houdt zijn zelfmoordwens voor zichzelf
Ik wil ook zelfmoord plegen
Maar ik bazuin het natuurlijk uit
Ik wil meestal zelfmoord plegen met een koord, dat is viriel
Mannelijk, reeds als zygote wilde ik zelfmoord plegen met een koord
Al noemde ik het toen nog gewoon: de flinke dood met een touw.
De pluchen octopus is al een beetje kapot, er zit een gaatje in zijn buik
Ik zeg tegen de voormalige vrachtwagenchauffeur: ‘Jij moet niet onderdoen
Voor de octopus, en ook niet voor Permeke.’
Hij bedankt me voor het compliment en kust mijn sleutelbeenderen schroomvallig,
Nauwgezet en teder.