EI 365: Marjolein ter Braak – Wat als kwetsbaarheid
Wat als kwetsbaarheid
De mooiste glans is
Die je kunt laten zien
Dat wat je voelt naar buiten mag
Eruit rolt in woorden
Je omhult in kleuren
Dat jouw gedachten
Jouw keuzes
Anderen dragen
Kwetsbaarheid een vangnet wordt
Sterk genoeg
Om klein te mogen zijn
Omdat je je kunt verwarmen
Aan de kracht van veiligheid
Van wie jij bent
Voorliggend gedicht van Marjolein ter Braak is opgenomen in de bloemlezing Mateloos Verlangen. Een memorabele titel die ontegenzeggelijk afkomstig is uit Jacob Israel de Haans gedicht Aan eenen jongen visscher, ofschoon daarover in het voorwoord – vreemd genoeg – niet gerept wordt.
Centraal in Ter Braaks gedicht staat het kernwoord ‘kwetsbaarheid’ dat van oudsher geassocieerd is met verwonden. Ging het eertijds meer om lichamelijke, thans lijkt het woord eerder te refereren aan mentale of – beter nog – innerlijke verwonding. Het suffix “-baar” dat in het adjectief “kwetsbaar” opduikt, verdient eveneens enige aandacht. In deze context kan de derivatie “kwetsbaar” (= grondwoord + suffix) geduid worden als een ding of persoon die iets – in dit geval pijnlijke – ervaringen of kwetsuren ondergaat.
In het vijf terzetten tellende gedicht wordt de lezer aangesproken met het vertrouwelijke voornaamwoord ‘je’. Bedoeld wordt waarschijnlijk “men”, wat wil zeggen iedereen die het hieronder uitgesproken desideratum aangaat. In de eerste strofe is namelijk sprake van een zogenaamd desideratum, een uiting van hoop, een wens of zelfs een verzuchting in de trant van: O, als dat toch eens waar zou zijn.
Zou in dat geval ‘kwetsbaarheid’ niet de zuiverste vorm van menselijke luister zijn? Dat, wat ooit zo zwaar het hart bedrukte als diep verzonken gemoedsaffect, nu eindelijk daaruit ‘rolt in woorden [omhuld] in kleuren’? Kleurloosheid valt weg en eindelijk is er de lang gekoesterde ontluiking een eigen kleur te bekennen en kleurrijk te zijn. Weten dat je op jouw manier spitant mag zijn.
In strofe 3 gaat de dichter nog weer een stapje verder. In V9 lijkt het werkwoord ‘dragen’ enerzijds te willen zeggen dat gedachten en keuzes van de een door de ander gedragen worden, dat er sprake is van wederkerigheid. Anderzijds lijkt ‘dragen’ te verhullen dat het eveneens gaat om verdragen. En juist verdragen is in lexicaal opzicht interessant. Dat komt door het prefix “ver-” dat hier geduid kan worden als het voltooien van een handeling, namelijk dragen. En juist dat volhouden is moeilijk.
Nog is de dichter met het zingen van haar lied niet klaar als gezegd wordt in V10 dat ‘kwetsbaarheid een vangnet wordt’. Bedoeld wordt dat kwetsbaarheid niet als een wapen moet worden beschouwd waarmee je strijdbaar bent, maar als menselijke broosheid die enerzijds breekbaarheid toont en anderzijds in haar nulliteit openbreekt en in haar kleinheid juist groot(s) is.
De inhoud van de laatste strofe lijkt een aanmoediging te zijn. Lijkt te zeggen dat ‘jij’, dat iedereen warmte, dan wel genegenheid – juist ook in reciprociteit – ontleent aan de ‘kracht van veiligheid’ van wie jij en wij zijn! Dat ongelijkwaardige wederkerigheid of redistributie verdwijnt.
Kortom, het gedicht van Ter Braak mag qua inhoud, woordkeus en betekenis tot de betere gedichten gerekend worden van deze “kwetsbare” bloemlezing.
Mateloos verlangen
Meer dan 100 verschillende gedichten over diversiteit
Diverse auteurs
Uitgeverij Podium
ISBN 9789463812245