Delphine Lecompte – Psychiatrische fanfare
Het is zondag en ik spuug in mijn handpalm
Om mijn clitoris te bevochtigen
Maar ik spuug per ongeluk naast mijn handpalm
Klunzig en psychotisch
Mijn spuugsel komt terecht op de vloer, net naast een profetische pissebed
De voormalige vrachtwagenchauffeur is gedegouteerd
Ik vraag hem niettemin om me te vingeren, hij gehoorzaamt
Hij vingert me woest en stuurloos, ik kom alweer klaar
In het Moldavisch, ik ken welgeteld één persoon van Moldavische afkomst
Ze is een zuinige teergevoelige poppenherstelster
Maar ze steekt ook gebouwen in brand, vooral struisvogelkwekerijen en blindencentra
Ik ben de enige die op de hoogte is van haar pyromane activiteiten
De Moldavische poppenherstelster ziet er altijd uit
Alsof ze ontzettend verlangt naar een lang verblijf in de buik van een walvis
Waar niemand haar berispende opmerkingen geeft over haar vuile mondhoeken,
Haar vuile hals, haar vuile achillespezen, haar vuile kuiten en haar vuile aars
En waar niemand haar vraagt hoe ze aan al die littekens in haar gezicht is geraakt
Het was uiteraard een man, een schijnbaar charmante fazantenstroper
Ik weet er alles van.
De voormalige vrachtwagenchauffeur wordt opgebeld door een jeugdvriend
Die versuft ronddoolt in een psychiatrisch domein vol pauwen en trompetbomen
En die half hitsig half geërgerd staart naar dertienjarige nimfjes met paars haar,
Aseksuele tribale verminkingsjuwelen en bijna doorzichtige T-shirts van Rammstein
De jeugdvriend knabbelt op pillen die klinken als de namen van beruchte bloeddorstige Aztekenkrijgers, maar hij wordt helaas niet strijdvaardig van de medicatie
En de nimfjes zeggen hem almaar minder, hun priemende tepels laten hem koud
Hij wil een welgestelde moederfiguur met bruine verlepte rollende koesterende lacterende
Klieren, benen, hormonen, EHBO-diploma’s, wastrommels,
Robotmaaiers en sympathieke hoven
De jeugdvriend heet Kiwi
Omdat hij ooit in een groezelige herberg in Jabbeke een naïeve bobijnster
Heeft verkracht met een sierlychee, maar iedereen dacht dat het een sierkiwi was
De voormalige vrachtwagenchauffeur kwam niet tussenbeide
Hij was verwikkeld in een verhitte discussie
Met een sadistische zadelmaker, een verdorven sponzenverkoper
En een pafferige sprottenhangarmogol
De discussie ging over de vermeende misogynie van Ted Nugent
Iedereen delfde het onderspit: de sadistische zadelmaker,
De verdorven sponzenverkoper, de pafferige sprottenhangarmogol,
Ted Nugent en zelfs de voormalige vrachtwagenchauffeur
Vooral hij
Nee, vooral Kiwi en de naïeve bobijnster.
De naïeve bobijnster diende een aanklacht in
En werd bruut weggehoond
Door de champetters die nog nooit van een aanranding met exotisch fruit hadden gehoord
‘Sierfruit! Een aanranding met sierfruit!!’ Gierden ze
Bespottelijk en volstrekt ongeloofwaardig
De oudste champetter zei tegen de bobijnster: ‘Je hebt alles verzonnen!’
‘Nee, zoiets zou ik nooit verzinnen. Zo gestoord ben ik niet,’ stamelde de miserabele bobijnster
De bobijnster had een Kroatische tongval
Een zeer onterechte, theatrale, geaffecteerde tongval
Opgedaan tijdens een avondcursus hoefsmederij in Sint-Michiels
Ze heeft er nooit iets mee gedaan, ze heeft nooit een paard beslagen
Maar een van de cursisten was dus een roodharige Kroatische knopenverkoopster
En de naïeve bobijnster keek zodanig op naar de knopenverkoopster
Dat ze haar tongval begon te imiteren
De knopenverkoopster zei streng: ‘Dweep niet zo met mij, ik heb als kind
Een dementerende orgeldraaier vermoord!’
Maar de naïeve bobijnster bleef dwepen, tegen beter weten in
De voormalige vrachtwagenchauffeur likt nog even mijn vagina na het telefoongesprek
Maar hij is verstrooid en ik ben ook niet helemaal oké
Mijn kop zit vol zorgen over mijn eetstoornis, over mijn gedrochtelijke uiterlijk
En over de akelige kilte die ik dagelijks ontvang van touwslagers en tegelleggers
Die mij niet willen leren kennen
Ze geven mij zelfs geen kans, ze snoeren me de mond
Of lopen me straal voorbij, pijnlijk.
Dan is het bijna 14u en zitten we in de psychiatrische kantine met Kiwi
Ik drink spuitwater
Kiwi en de voormalige vrachtwagenchauffeur eten een institutionele croque monsieur
Ze negeren mij
Ik luister naar het collocatieverhaal van een verloederde alpacafokker aan het naburige tafeltje
Het lijkt op het verhaal van Jezus die door de Heilige Geest werd verplicht
Om veertig dagen ontredderd rond te zwerven in de woestijn
Maar hier in de psychiatrische instelling staan tenminste markante
En weelderige trompetbomen bij wie men terecht kan
Als de hulpverleners falen, en ze falen altijd
Want ze begrijpen de manieën en obsessies van de gekken slechts op papier, theoretisch
Maar theorie is niets en papier kan men versnipperen
In 2018 wilde mijn moeder me colloqueren
Omdat ik een gevaar vormde voor mezelf en voor de oude kruisboogschutter
Ik was op een afgrijselijke schreeuwerige incontinente demonische
Schuimbekkende stuiptrekkende wijze verliefd
Op de bedeesde zeepzieder en toen het niet wederzijds bleek
Probeerde ik eerst mezelf en daarna de oude kruisboogschutter af te ranselen:
Met groene espadrilles, met gestolen trombones, met verdonkeremaande roeispanen,
Met gemummificeerde komodovaranen, met opgezette penseelaapjes,
Met totaal geen gelukbrengende hoefijzers, met sentimentele klompen uit Apeldoorn,
Met lukrake busten van grotendeels vergeten poolreizigers,
Met lekke opblaaskrokodillen, met nostalgische rode schildpadvormpjes
En ten slotte met mijn blote vuisten.
Maar mijn moeder kreeg het niet voor elkaar, de gedwongen opname
Ze verloor haar interesse in mijn waanzin
Ze werd plots hartstochtelijk het hof gemaakt door een min of meer ontwapenende
Coniferenscheerder die haar overlaadde met theemutsen, geiten, krokussen en complimenten
Ondanks haar psoriasis en de schrale staat van haar genitaliën
Het verwonderde me niet echt, mijn moeder is een ware mannenmagneet
En ze zal altijd een ware mannenmagneet blijven
Natuurlijk ben ik jaloers!
Ik sta op en spreek de verloederde alpacafokker aan:
‘Ik ben Delphine en ik ben in zoveel bedjes ziek, ontelbare bedjes…
Wieg mij, sus mij, troost mij, molesteer mij, molesteer mij opnieuw, wieg mij
Geen tweede keer, onverlaat!’
De verloederde alpacafokker neemt mijn hand
En neemt me woordeloos mee naar zijn zielloze, beige, versmachtende,
Bestraffende eenpersoonskamer
Er staat een onaangeroerde rijsttaartpunt op het nachtkastje
Ik zeg: ‘Ik wil masturberen met de rijsttaartpunt, een gezond verlangen.’
De alpacafokker gniffelt en echoot: ‘Een gezond verlangen.’
Nu lig ik op het institutionele bed van de verloederde alpacafokker
Zonder jeansbroek en zonder slipje
Ik masturbeer met de rijsttaartpunt, het is zalig en walgelijk
De verloederde alpacafokker neemt foto’s van mijn masturbatiesessie
Met zijn ouderwetse matzwarte klapmobieltje
Ik kom klaar en ik beeld me in dat ik wil sterven
Maar het gaat voorbij
Het gaat voorbij wanneer ik aan een schilderij van Philip Guston denk
Ik ben de titel van het werk kwijt, maar het doek ziet er zo uit:
Een rokende man ligt in bed, hij kijkt opzij naar de strijkijzers
En spijkerbottines die zijn tirannieke vader tegen de muur heeft gezet
De rokende man ligt onder een dik laken, op zijn borstkas staat een bord
Dat is volgestapeld met aanmaakblokjes voor een knetterend haardvuur
Ik neem afscheid van de verloederde alpacafokker
En keer terug naar de psychiatrische kantine
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt: ‘Ze hebben hier
Zelfs een fanfare! Kiwi is de paukenist.’
Ik zeg loom: ‘Dat is fantastisch.’
Dan is het bijna tijd voor het avondmaal
De voormalige vrachtwagenchauffeur neemt uitgebreid en emotioneel afscheid van Kiwi
Hij zegt: ‘Je bent de tederste paukenist ter wereld,
Het is schandelijk dat je zoon niet op bezoek wil komen.
Kinderen, we zetten ze op de wereld en ze bedanken ons
Met rancune, met vreugdeloosheid, met ernst, met speed- en opium verslavingen,
Met liefdeloze deodorant en vernederende pastelkleurige sokken op Vaderdag,
En met kleingeestige vetes over kerststalletjes en Australische herdershonden, bah!’
Op de terugweg wandelen we door een tunnel
Ik wil bijna zeggen tegen de voormalige vrachtwagenchauffeur:
‘Ik ben niet meer verliefd op jou,
Ik heb in de verschrikkelijke verpletterende ontmoedigende eenpersoonskamer
Van de verloederde gecolloqueerde alpacafokker gemasturbeerd
Met een onaangeroerde rijsttaartpunt, koortsig!’
Maar het zou een leugen zijn
Het eerste deel
Want ik ben nog steeds verliefd op de voormalige vrachtwagenchauffeur
Dol, onzinnig en redeloos
Wanneer we de tunnel verlaten begraaf ik mijn hand
In zijn prikkelende heidense baard
Hij kust me op de mond
Het is augustus
Maar veel belangrijker dan de maand is mijn leeftijd:
Ik ben 44 jaar oud en ik heb meer dan ooit mijn moeder nodig
Mama, SOS.