Geeuw- en gaapliedje
Slaapliedjes zijn er zolang als er kinderen zijn die niet willen slapen. Tot ver voor onze evolutionaire afsplitsing dus.

Jij met mij, Robbert-Jan Henkes (tekst) en Marga van den Heuvel (tekeningen), Querido 2017
Het gedichtje is gebouwd op klank en intonatie. De leeuwen en de spreeuwen, die geeuwen en die geeuwen. De schapen en de apen, die gapen en die gapen. En als de ogen bijna dicht zijn kunnen de zeeleeuwen die zeegeeuwen er ook nog wel bij, en de snotapen die snotapen ook.
Die onbestaande droomwoorden heb ik in het Engels proberen te behouden met dawning en dusting en sunupping en sundowning. Er is natuurlijk wel een heel ander Dierenpark in de plaats gekomen van het Nederlandse, met bats en gnats en frogs en hogs en cockatoos en kangaroos en marabous en too-to-de-loos. Dat laatste vanwege de mop (zoooo’n baard) over het Engelse echtpaar dat in de bus kaartjes naar kasteel Het Loo neemt: ‘Two to the Loo.’ ‘Ja, u ook toetoedeloe,’ antwoordt de chauffeur en sluit de klapschuifdeuren in hun gezicht.
Het Engels is zes regels langer geworden. Maar Engelstalige kinderen – dat is bekend – doen er door hun meer westelijk gelegen ligging ook langer over om in slaap te vallen.
Grote vraag: is het nog wel een vertaling? De verschillen zijn in dit gedicht van de twintig uit Jij met mij misschien nog wel het grootst. Eigenlijk is alleen de onmogelijkheid van de voorbeelden hetzelfde gebleven. Maar dat was dan ook het voornaamste: dat het flauwekul was.
Toch wordt hieraan duidelijk welke vrijheden je als vertaler moet nemen om van iets hetzelfde te maken. Wat toch een van de betere definities van vertalen is.
Maar als dit een vertaling moet voorstellen, waarom zou de vertaler het dan een vertaling willen noemen? Het is net zo ‘geïnspireerd door’ als een groot percentage van authentieke originele gedichten is geïnspireerd door andere gedichten. Soms staat erbij ‘naar’ dit en dat, maar meestal is de aanleiding voor het gedicht door de schrijver in nevelen gehuld. En staat er maar één naam onder.
Slaapliedjes zijn er duizenden. In alle talen en culturen. In alle soorten en maten. Een heel mooie maakte de Russische dichter Aleksandr Vvedenski in 1940, dat ik in Bij mij op de maan zo vertaalde – en je zou mijn Nederlandse gedicht net zo goed een alternatieve vertaling van Vvedenski’s Lied van de machinist kunnen noemen:
Het lied van de machinist
Slapen de schaapjes?
Ze slapen. Ze slapen.
Slapen de aapjes?
Ze slapen. Ze slapen.
Slapen de zwijnen?
Ze slapen. Ze slapen.
En de dolfijnen?
Ze slapen. Ze slapen.
Slapen de kraaien?
Ze slapen. Ze slapen.
En de papegaaien?
Ze slapen. Ze slapen.
En de kindertjes allemaal?
Ze slapen. Ze slapen.
Overal en helemaal?
Ze slapen. Ze slapen.
Maar ik en mijn locomotiefje:
Wij waken,
Wij waken,
En wij blazen rook
Over de daken,
Over de daken.