Delphine Lecompte – Stront in een droom, strandbal overal
Ik droom dat ik stront gooi
Naar het schilderij Kind met duif van Picasso
Het is verschrikkelijk, ik ben verzot op het schilderij
Het is slechts een door de zon verbleekte reproductie
In de troosteloze gang van een Oost-Vlaams gekkenhuis
Het is niet mijn stront
Toch word ik opgesloten in de isoleercel
Ik word anaal verkracht door een sinistere nachtverpleger
Die sist dat hij vies is van mij, dat ik lijk op een schizofrene 17de-eeuwse steltloper
En dat ik even verwerpelijk ben als de Boliviaanse chinchillarat
Ik lach in mijn droom, ik lach omdat ik het niet erg vind
Dat de sinistere nachtverpleger vies is van mij,
Ik lach omdat nog nooit iemand tegen me heeft gezegd
Dat ik op een schizofrene 17de-eeuwse steltloper lijk
En ik lach omdat ik de Boliviaanse chinchillarat helemaal niet verwerpelijk vind.
Wakker herinner ik me enkel de gang en de verbleekte reproductie
Kind met duif was het eerste schilderij waar ik hartstochtelijk van hield
Het kind was een jongensachtig meisje
En de gekleurde strandbal op de voorgrond
Sprak meer tot mijn verbeelding dan de duif
Mijn moeder was blij dat ik eindelijk van een smaakvol schilderij hield
Ze zei: ‘Fientje, ik ben toch zo blij dat je eindelijk van een smaakvol schilderij houdt!’
Ik zei: ‘Zwijg! Of ik pluk pelorische topbloemen, versnipper ze
En strooi ze over je mondaine zilverbaars!’
Mijn moeder vroeg: ‘Wat zijn pelorische topbloemen?’
Ik zuchtte geërgerd en luisterde onverstoord verder naar mijn cassette van Morrison Hotel
Ik sta op: de wolken lijken alweer op gniffelende mercantiele parapluverkopers
Mij kunnen ze geen exorbitant geprijsde paraplu met ganzenkophandvat aansmeren
Absurd!
Elke paraplu die ik ooit bezat liet ik liggen in het clublokaal van de hondenschool
En in het huis van de gepensioneerde stierenvechter.
Ik eet een rare tomaat in mijn nieuwe huis
De vorm is raar: langwerpig, fallusachtig
Ik eet ook nog twee potjes rijstpap en zeventien zwarte olijven
Ontpit in een fabriek in Moldavië waar berouwvolle kindermoordenaars
Een tweede kans krijgen, noem je dat een tweede kans??
Veertien uren per dag, zeven dagen per week zwarte olijven
Ontpitten in erbarmelijke omstandigheden
Zodat een egocentrische ontredderde dichteres in West-Europa
Geen schrik moet hebben van de pitten?
Maar soms bots ik toch op een pit
Niet alle Moldavische kindermoordenaars zijn even berouwvol
Sommigen haten hun boetedoening
En laten de pitten opzettelijk zitten
Maar vandaag heb ik geluk: ik kom geen pit tegen.
Ik ga naar buiten en loop naar de beschimmelde huurwoning
Van de voormalige vrachtwagenchauffeur, hij draagt zijn leesbril
Hij staart vijandig naar een contactadvertentie:
‘Man zoekt vrouw die niet rookt
En minder dan zeventig kilo weegt
Liefde voor katten een vereiste
Houden van Puccini een troef.’
De voormalige vrachtwagenchauffeur zegt: ‘Jij kan die vrouw zijn.’
‘Hou ik van Puccini?’
‘Ik weet het niet.’
‘Ik ook niet.’
Ik gebruik de linkerhand van de voormalige vrachtwagenchauffeur als een seksspeeltje
Ik moet hier alles zelf doen
Ik kom zwakjes klaar en rook koortsig vijf sigaretten
Ik zeg: ‘Nu ben ik tenminste geen prooi meer van die lugubere contactadvertentiekerel.’
De voormalige vrachtwagenchauffeur knipt zijn baard met een nagelschaartje
De metamorfose is schokkend: eerst was hij Raspoetin de Doper
Nu lijkt hij op een racistische misogyne snerende banjohersteller uit Idaho
Ik vraag me plots af hoe het met mijn nicht Alexandra gaat
Opgesloten in haar zielloze fermette in Oudenaarde
Getrouwd met een narcistische spreadsheettovenaar
Die niet houdt van het Russische kind uit haar eerste huwelijk
Het is nochtans een wonderlijk jongetje
Hij speelt accordeon, hij spreekt Xhosa,
Hij heeft alles van Ezra Pound gelezen, hij deelt zijn geld uit
Aan angstige Aboriginals die op hem urineren
En toen hij vijf was heeft hij zijn eerste harttransplantatie uitgevoerd
De meeste ouders verdienen hun wonderlijke kinderen niet
Gelukkig zitten de meeste ouders opgescheept met bullebakken,
Ettertjes en verwende nesten.
Ik was een wonderlijk ettertje
Soms letterlijk
Soms kwam er pus uit mijn wonden
Iedereen noemde me kikker, kakkerlak, heks en scharminkel
Behalve mijn grootvader, hij noemde mij penseelaapje
De voormalige vrachtwagenchauffeur zet de televisie aan
We kijken naar een serie over diereninspecteurs in opleiding
Mijn favoriete diereninspecteur in wording is de kloeke schorre Indische
Furie die een verminkte rottweiler redt uit de klauwen
Van een gemene onscrupuleuze kiwisorteerder
Ooit moet hij hebben gehouden van zijn hond
Want het hok is prachtig, de halsband is duur,
De drinktrog is proper, de voerbak is immens
En de naam is treffend: Achilles
Ik probeer de voormalige vrachtwagenchauffeur te pijpen
Maar zijn gedachten worden in beslag genomen
Door zijn bloedmooie gokverslaafde zoon
Die is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis
En daar eeuwig wil blijven omdat de vol-au-vent zo lekker is
En omdat hij de oogappel is van de naïeve ergotherapeuten.
Ik stond eens op een minigolfterrein
Dat is het
Nee, ik stond meerdere keren op steeds hetzelfde minigolfterrein in De Panne
Maar die dag was het anders
Het was Pinksteren, mijn stick maakte een forse opwaartse beweging
Mijn moeder stond achter mij en ik brak haar schedel
Ze overleefde de aanslag
Het minigolfterrein heette Kon-Tiki
’s Nachts werd het gebruikt voor illegale abortussen en zwarte missen
De voormalige vrachtwagenchauffeur vraagt: ‘Heb je zin om naar de markt te gaan?’
‘Ja.’
We gaan naar de markt en kopen braadsleden
Omdat het zo’n magnifiek ronkend romantisch woord is
We kopen ook nog appels, sokken en T-shirts van de seksistische muziekgroep
Mötley Crüe
De bandleden hebben uitzinnige adembenemende kapsels
Ze dragen geile knappende bretellen, komische theatrale haarbanden
En krappe smakeloze latexbroeken, ze weten niet beter en ik aanbid hen
De liedjes zijn bovendien uitstekend
Alleszins beter dan de sentimentele rotzooi van de weke pafferige zelfgenoegzame Puccini.
We keren terug naar de beschimmelde huurwoning van de voormalige vrachtwagenchauffeur
De dag is nog lang
Ik schrijf een gedicht over de bedeesde zeepzieder
Hij legt een vereenzaamde taxidermist in de luren
Zo begint het gedicht: ‘De bedeesde zeepzieder legt
Een vereenzaamde taxidermist in de luren’
Verder geraak ik niet
Ik rook nogmaals vijf sigaretten
Dus tien in totaal
Nu kan ik gerust zijn: ik zal nooit de prooi zijn van de lugubere contactadvertentiekerel
De voormalige vrachtwagenchauffeur likt eindelijk mijn vagina
Ik kom klaar en roep: MAGNIFIEKE RONKENDE ROMANTISCHE BRAADSLEDEN!!!’
Dit is een perfecte dag
Maar ik heb nog genoeg tijd om alles te vergallen:
Te defeceren, te sterven en in de hel met een strandbal te spelen.