Delphine Lecompte – Lichten en lichtgewichten, niet ik
De lichtgewichten van de spoeddienst haten mij
Ze hebben interessante verziekte pancreassen,
Schattige verzwikte enkels,
Plechtige pragmatische brandwonden
En aandoenlijke geblokkeerde rupsbaanbloedstromen
De brave nette fezelende lichtgewichten kunnen er niets aan doen
Dat ze hier zijn beland: leeftijd, accident, erfelijkheid
Ik ben de misprezen dronkaard die het zichzelf heeft aangedaan
Ik lig met een zuurstofmasker op een berrie
Ik voel me heilig en geconcentreerd, als een Monegaskische diepzeeduiker
De kille calvinistische porseleinachtige spoedarts meet geërgerd
Mijn geile klotsende polsslag, mijn ijle ijzingwekkende temperatuur
En mijn hemeltergende hamerende saturatie
Ik ruk het zuurstofmasker van mijn smoel en roep:
‘Ik ben een Monegaskische diepzeeduiker en mijn moeder is trots op mij!
Mijn polsslag wordt omschreven als geil en klotsend
Mijn temperatuur staat bekend als ijl en ijzingwekkend
En mijn saturatie heeft een hemeltergende en hamerende reputatie.’
De spoedarts stormt kwaad en een tikkeltje verward de kamer uit
Het is geen echte kamer
Het is een slachthuisachtige container met fecale gordijnen
Ik bedoel: gordijnen die gemakkelijk gereinigd kunnen worden
Zware doeken die bevrijd kunnen worden van kots en pus
Met een machtige wellustige vochtige spons
Ik kan het weten
De misantropische antipathieke Bernadette werkt hier
Niemand poetst fierder en krasser en weerbarstiger dan zij
Ze zal kwaad zijn: mijn derde alcoholvergiftiging in één maand tijd
Mijn moeder zal huilen en moussaka eten
Het is 21u, vroeg
De dag begon zo mooi: ik stond op zonder gebroken neus
Ik vond mijn telefoon en sleutels meteen
De voormalige vrachtwagenchauffeur lag naast mij
Zijn haar was weelderig en zijn penisschacht was uitnodigend
Ik dronk een blikje bier en pijpte hem
Ik dronk nog een paar blikjes bier, ik betrad de badkamer
Ik nam een washandje maar plots begreep ik de functie niet meer
Ik drapeerde het washandje over mijn linkerschouder en keek
Onvriendelijk naar mijn spiegelbeeld, ik siste: ‘Wrak, ongeneeslijk wrak
Zonder zoon, zonder brandverzekering, zonder bladblazer en zonder tegellijm
Hopeloos! Je zal iedereen verliezen, je literaire scherpte ben je nu al kwijt!’
Literaire scherpte?
Heb ik dat echt gezegd tegen mijn spiegelbeeld?
Zo pretentieus
Hier lig ik dan, een verloederde heilige geconcentreerde
Monegaskische diepzeeduiker zonder illusies
Wat ik me nog herinner van de voorbije dag:
Ik sloeg mijn laptop open en vulde een quiz in
‘Which Led Zeppelin Song Are You?’
Ik was zogezegd Ten Years Gone
Dat kon onmogelijk kloppen
Ik vulde de quiz opnieuw in
Het resultaat was opnieuw Ten Years Gone
Woedend wierp ik mijn laptop op de grond
De voormalige vrachtwagenchauffeur stond op
Hij vingerde me tussen de microgolfoven
En de drie gemummificeerde pissebedden in de gootsteen
Het was zalig, ik krijste als een walgelijke imbeciele schizofrene buikspreker
De voormalige vrachtwagenchauffeur was te dronken om achteruit te deinzen.
Een dorre neerbuigende fantasieloze verpleegster betreedt de container
Ik vraag: ‘Speel je korfbal, trut?
Heeft je bloedmooie neurotische zich stierlijk vervelende sledehond
Meer dan veertigduizend volgers op Instagram, trut?
Bedek je de schuimbekkende racistische uitlatingen van je verloofde
Met de mantel der liefde, trut?
Kan het je niets schelen dat je vader homoseksuele
Schoorsteenvegers opspoort en in elkaar mept in duikboten en parken, trut?’
De verpleegster druipt af
Even later verschijnt de beruchte veiligheidsagent Renaat
Renaat heeft een boontje voor mij
Of beeld ik me dat alleen maar in?
Net als mijn zotte nymfomane tante Katrien van Veurne die ervan overtuigd was
Dat alle postbodes, ezeldrijvers, steltlopers, imkers, landmeters,
Meubelmakers en garnalenpellers
Van de Westhoek geobsedeerd waren door haar labia
Zo zielig en tragisch.
Ik herinner me nog een andere flard van de dag:
Om 14u43 kwam mijn moeder op bezoek
Ze zei: ‘Je was een beloftevolle dichter
Men droeg je op handen…’
‘Wie is men?’
‘Iedereen!’
‘Wie is iedereen?’
‘Ik en je uitgeverij.’
‘Ik haat mijn uitgeverij.’
‘Maar hou je nog een beetje van je mama?’
‘Ja, mama.’
Mijn moeder is een heldin en een pelgrim
Ik hoop dat ze heel jong wordt
Dat ze opnieuw met stront en rammelaars speelt
En kruippakjes met nijlpaarden en gorilla’s erop draagt
Na het bezoek van mijn moeder keken de voormalige vrachtwagenchauffeur
En ik naar een documentaire over Roemeense gekkenhuizen
Maar het kon me niet boeien, ik wendde mijn blik af
En at een gigantische spie slagroomtaart.
De kille calvinistische porseleinachtige spoedarts betreedt opnieuw
Mijn container, ja: het is nu MIJN container
Ik lig hier al uren, ik heb rechten verworven
En ik ben gehecht geraakt aan de sympathieke gelaten nierbekkens,
Aan de verzoenende flegmatieke scalpels,
Aan de enigmatische mystieke katheters
En aan de baldadige blikkerende infuusstaanders
De lichten zijn verschrikkelijk: vijandig, gemeen, veroordelend, bestraffend,
Bureaucratisch, Slavisch, sadistisch, primitief, krenkend en buitenaards
Ik zeg tegen de arts: ‘Doof de lichten en lik mijn vagina!’
Hij injecteert mij
Het is allesbehalve seksueel, alhoewel
Ik val in slaap tegen mijn zin
Het laatste wat ik hoor is het woord ‘protocol’
Oh God
Het laatste wat ik zie is het groene polshorloge van de spoedarts
Het past niet bij hem, het is te plomp en te kinderlijk
Het laatste wat ik denk is: er zou een quiz moeten bestaan
Over polshorloges
‘Welk Polshorloge Ben Ik?’
Een Ierse setter.
De volgende dag word ik wakker in een beige kamer zonder prikkels
In het Engels zeggen ze: ik voel me als de opgewarmde dood
De dood opgewarmd
Ik krijg yoghurt en boterhammen met camembert als ontbijt
Sympathiek
Of protocol?
Na het ontbijt haalt de voormalige vrachtwagenchauffeur me op
We nemen zwijgend de bus naar huis
Terug thuis drink ik stiekem een fles witte wijn
En openlijk twaalf blikjes bier
Mijn moeder belt me op
Ik zeg: ‘You’re a hero!’
Ze zegt: ‘Dat zeg je tegen iedereen.’
Ze huilt weer, ze denkt dat ik vroeg zal sterven
Ze wil niet naar de begrafenis gaan van haar kind
Ik zeg: ‘Ik zal me herpakken en meer spinazie eten.’
Mijn moeder vraagt: ‘Kan ik iets voor je doen?’
‘Een baby worden en met stront spelen.’