Het verhaal van de ondersteboven bokken
Dit is het derde van de Verhalen in plaatjes. Vorige week schreef ik over het tweede.
Letterlijk: Koppige bokken. ‘Op de brug twee bokken Stoten met hun horens. En vallen twee bokken In de rivier met hun poten omhoog (of ondersteboven).’ Versmaat: trochee. Rijmschema abab. ‘Oeprjámyé kazly. Ná mastóé dva kazlá Stóéknoelíés ragámi. Í oepáli dvá kazlá V réétsjkoe vvérch nagámi.’
Het versje lijkt het beetje op het vorige, met de twee even regels die bijna-herhalingen zijn en met hetzelfde woord eindigen, haasje in het verhaal van de overgestoken haas en bokken hier.
Herhaling is toch een mooie uitvinding. Waarom vallen we daar toch zo voor? Waarom spreekt dat aan, waarom werkt het hypnotisch? Is het omdat het net als muziek is? Muziek is ook een en al herhaling. En de dichtkunst voor de kleinsten is ook muziek. Immers: betekenis doet er nauwelijks nog toe op de leeftijd van min negen maanden tot een jaar of twee zeker, met uitloop tot vijf. Herhaling is muziek, en muziek is dichtkunst. En muziek gaat vooraf aan taal, weten we. Muziek is de echte oertaal. En daarmee de dichtkunst ook. Maar dan in woorden.
Daarom zeg ik: herhalingen zijn altijd goed.
Charms was hier trouwens een meester in. Lees in Bij mij op de maan bijvoorbeeld maar Jan Janszoon Samovar of Liegbeest of Vroem-vroem-vroem! of Professor Kachelpijp en de kinderen of I. van de Bijl of Over hoe papa voor mij een bunzing schoot of of of of… Is dit versje dan, met het vorige, van Charms misschien? Ze zijn een beetje utilitair maar tegelijkertijd volstrekt moralinevrij en ze zitten in hun vierregeligheid desalniettemin tjokvol herhalingen, dus…
Hans ter Laan – en ik haal hem louter uit educatieve overwegingen aan, omdat je er zo goed aan kan zien hoe het niet moet en hoe moeilijk kindergedichten vertalen is – deed in 1958 zo, met als titel Koppige bokken:
Voorrang geven aan de ander
Was de bokken niet naar de zin
En toen vielen ze allebei
Hals over kop het water in.
Ter Laan ontpopt zich als een nieuwe Hiëronymus van Alphen, een nieuwe Cornelis Paradijs. Ja, kindertjens! Geef vooral voorrang want anders loopt het slecht met je af! Dat is geen gedicht meer, dat is een moreel heropvoedingskamp voor de jeugd van twee tot vier. Raar overigens dat je voorrang geven met eigenbelang moet aanprijzen… Het enkele rijm is ook bijzonder armzalig, zin – in. En kun je hals over kop vallen? Hals over kop doe je toch meestal iets uit vrije wil.
Helen Black heeft The stubborn goats:
Here two goats meet face to face,
On a bridge without much space.
Each won’t budge; just butt and frown.
Splash! They’ve landed upside down!
Vier regels, maar behoorlijk langdradig. En dat uitroepteken! Dat zie je vaak: is iets niet leuk, zet er een uitroepteken achter, dan lijkt het misschien nog wat.
Dorian Rottenberg maakt ervan The two silly billies, wat best een leuke titel is.
Once on a bridge two billy-goats met
With a ferocious bump.
And head over heels our billy-goats went
Into the river—PLUMP!
Het rijmpaar bump – plump is grappig en werkt hier goed. Onomatopeeën, vooral van de
buitenissiger soort, mogen best wat vaker ingezet worden.
Johann Warkentin rijmt en assoneert vlot en woordspelig, en volgens mij helemaal niet gek, in Die bockigen Böcke:
Sieh, da kampeln sich zwei Böcke,
ach, wie zornig beide blicken!
Doch da plumpsen sie—o Schrecken!—
plötzlich von der schmalen Brücke.
Antoinette Mazzi dan. In het Frans rijmt alles. Het is wat kindergedichten betreft een ontzettend oninteressante taal, juist omdat de verleiding zo groot is om je er maar snel van af te maken en te denken dat rijmen genoeg is. Kijk maar naar Deux boucs têtus:
Deux boucs sur un pont
S’attaquaient de front,
Et les deux boucs tombèrent
Pattes en l’air dans la rivière.
Daar heb je geen gedichtje voor nodig want dat staat al in de plaatjes. De twee oneven regels laten zich heel goed bijna-herhalen, als Twee bokken op de brug, waarbij de derde regel dan kan worden Twee bokken ván de brug – waardoor je meteen een vierde regel krijgt met rijmmogelijkheden. Twee bokken van de brug – vallen in het water, storten naar beneden, plonzen in de plomp… Plomp is een leuk woord. Is daar iets mee te doen?
De tweede regel zou idealiter en simpliciter iets moeten zijn als Stoten met hun horens. Maar op horens rijmt niks bruikbaars hier. Op plomp rijmt stomp, dat we onomatopeïsch kunnen inzetten. En dan komen we tot De koppige bokken, of misschien De bokkige bokken – maar dat is voor deze eenvoud weer te ver doorgedacht, dus gewoon De koppige bokken:
Twee bokken op de brug
stoten stomp-stomp-stomp.
Twee bokken van de brug
vallen in de plomp.