Gepubliceerd op: maandag 8 mei 2023

EI 355: Judith Herzberg – Vliegen

 

Vliegen spreekt tot de verbeelding, want hoezeer we ook ons best doen, zelf vliegen kunnen we niet. Daarin is de vlieg, die ons kan storen en zo mateloos irriteren, dan toch onze meerdere. Het is de moeite waard even stil te staan bij vliegen. Vliegen is het meervoud van vlieg, maar ook een werkwoord.

Vlieg, dit is jouw manier:
wat niet gevat kan
omcirkelen. Niets dan
tussenlandingen
geen vaste route
voelen en proeven
kleine bevindingen
nooit wroeten.

‘Vlieg’ kan hier zelfstandig naamwoord zijn, maar ook gebiedende wijs. Daarmee krijgt het gedicht een andere betekenis. Als zelfstandig naamwoord zijn de woorden gericht tot de vlieg. De vlieg blijft rondjes vliegen om waar hij niet goed bij kan. Als je een willekeurige vlieg observeert, lijkt het soms of hij ergens naar toe wil, maar daar nooit aankomt. Wat hem precies tegenhoudt, is niet duidelijk. Het kan ook zijn dat het alleen de verwachting is van degene die observeert. Je denkt dat hij naar de bloemenvaas gaat, maar hij landt ergens op de vensterbank. Zijn beweging is grillig en lijkt willekeurig, doelloos. Steeds landt hij weer op een andere plek. Het is ook maar de vraag of het dan wel tussenlandingen betreft, want waartussen dan? Er is geen vaste route. Hij blijft even ergens kleven, voelt, proeft, maar blijft nooit langdurig op eenzelfde plek, ‘wroet’ dus nooit. Overigens kan deze aangesproken vlieg ook metafoor zijn voor de mens, een specifieke, of de mens in het algemeen. Dan krijgt het gedicht iets existentialistisch: de mens cirkelt wat rond, maakt tussenlandingen, maar is niet in staat de essentie van het leven te doorgronden.

Als je ‘Vlieg’ leest als gebiedende wijs, zijn de woorden een opdracht, wens, of uitnodiging: Vlieg! Want vliegen is jouw manier van het benaderen van zaken. In de wetenschap dat je als mens nooit echt vat kunt krijgen op iets, kun je het wel omcirkelen, van alle kanten bekijken. Als je beseft dat het slechts tussenlandingen zijn en er geen vaste route bestaat, kun je de ander ook veel meer in zijn waarde laten. We kunnen slechts proeven en voelen, raden, zonder ooit het antwoord te weten.

Je cirkelt en gaat zitten
op me waar het je schikt
maar ik mag nauwelijks naar je wijzen
dan doe je net of je ontzettend schrikt.

Ook dit gedicht uit ‘Vliegen’ zet aan het denken. Opnieuw het cirkelen. Nu is het niet zomaar een plek waar de vlieg gaat zitten, het is ergens op het lyrisch ik, waar de vlieg een geschikte plek heeft gevonden. De vlieg doet maar, maar ondertussen mag de ik niet eens naar de vlieg wijzen, want dan vliegt hij al verschrikt op. Dit schrikachtige is algemeen herkenbaar voor het gedrag van een vlieg. Maar wat gebeurt er als je ook hier de vlieg als metafoor leest voor de mens? Dan herken je wellicht de mens die zo makkelijk oordeelt over de ander, of bezitneemt van de ander, terwijl hij zelf geen kritiek wil ontvangen, of zich niet wil laten vangen. Je kunt de vlieg hier ook zien als metafoor voor het gedicht zelf: de woorden overkomen cirkelend de dichter. Hij moet ze maar ondergaan en als hij ze nader wil onderzoeken, schrikt het gedicht op, ontsnapt het aan de pen van de dichter.

Zo subtiel kan dit kleine beestje uit de pen van de dichter even landen in ons bewustzijn en ons inzicht geven in ons eigen bestaan of in onze verhoudingen tot elkaar en de wereld.

 

 

Vliegen
Judith Herzberg
Uitgeverij De Harmonie
ISBN 9789463361682

Over de auteur

Dietske Geerlings

- schrijft behalve poëzie, verhalen en romans ook essays over het werk van andere auteurs. Daarnaast is zij docent Nederlands op een middelbare school in Zutphen.